nr. 45
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 februari 2010
Op 9 februari 2010 heeft in Brussel overleg plaatsgevonden tussen
de Europese Commissie en de nationale toezichthouders over de uitspraak van
het Europees Hof van Justitie van 19 november 2009. Hierbij informeer
ik u over de belangrijkste uitkomsten van dit overleg.
De Europese Commissie heeft het volgende standpunt:
• De uitspraak van het Europese Hof moet worden nageleefd door de
luchtvaartmaatschappijen en worden toegepast door de bestuursorganen in de
Lidstaten. Passagiers die met een vertraging van 3 of meer uren op hun bestemming
aankomen, hebben hetzelfde recht op compensatie als passagiers die te maken
hebben met een annulering van hun vlucht.
• Conform bestaande jurisprudentie werkt de uitspraak van het Hof
terug tot het moment dat die regels zijn aangenomen. Alleen het Hof zelf kan
per uitspraak de terugwerkende kracht expliciet beperken. Dat is in de uitspraak
van 19 november 2009 niet gebeurd.
• Klachtafhandeling en handhaving met terugwerkende kracht hoeven
alleen plaats te vinden als de consument hiertoe een verzoek indient. Of in
het kader van de handhaving ook met terugwerkende kracht wordt gesanctioneerd,
mogen de Lidstaten laten afhangen van wat als redelijk en billijk kan worden
gezien.
Aangezien het afwachten van de uitkomsten van het overleg op 9 februari
voor mij belangrijk was, heb ik me eerst willen vergewissen van het standpunt
van de Europese Commissie, alsmede van de toepassing van de uitspraak door
de nationale toezichthouders van andere Lidstaten zodat zoveel mogelijk een
Europees gemiddelde lijn kan worden getrokken.
Ik hecht zeer aan een Europese lijn, die niet alleen van belang is naar
aanleiding van de uitspraak maar ook wat betreft de handhaving van de Verordening in het algemeen. In het overleg van 9 februari is
namelijk gebleken dat er op dit punt grote verschillen bestaan tussen de Lidstaten,
mede veroorzaakt door verschillen in handhavingsinstrumentarium en de toegepaste
handhavingspraktijk. De Commissie wil kijken naar de wijze van handhaving
met inachtneming van wat als redelijk kan worden gezien.
In het licht van de opstelling van de Commissie en gelet op de situatie
in Europa en bij de Lidstaten afzonderlijk heb ik aan mijn Inspecteur-Generaal
verzocht om binnen 4 weken met een voorstel te komen over het handhavingsbeleid
ten aanzien van de uitspraak over het verleden. Ik verwacht dat binnen die
termijn ook de eerste nationale jurisprudentie beschikbaar zal zijn.
Verder zal ik een algemeen beleid ten aanzien van de handhaving ontwikkelen
waarbij ik veel belang hecht aan een zo groot mogelijk afstemming in Brussel.
Ik zal daartoe een brief sturen aan Commissaris Kallas om aan te dringen op
een zoveel mogelijk gelijke handhavingspraktijk. Een gelijke handhavingspraktijk
acht ik in het belang van de Europese consument.
Uit de reacties van de Commissie is overigens gebleken dat Nederland het
goed doet op het gebied van bescherming van passagiersrechten (goed functionerende
nationale toezichthouder, goed sanctiesysteem, geschillencommissie luchtvaart).
De luchtvaartsector in Europa maakt zich zorgen over de operationele gevolgen
van de uitspraak. Daar heb ik begrip voor. Met name kosten en veiligheid spelen
hierbij mee. Kostenstijgingen worden doorberekend aan de consument. Dat is
de keerzijde van de medaille.
Verandering van de effecten van de uitspraak van het Hof is op twee manieren
mogelijk: via nieuwe prejudiciële vragen van nationale rechters aan het
Europese Hof of via een herziening van de betreffende Europese regelgeving
door de Europese wetgever. De Europese Commissie is in december 2009 gestart
met een openbare consultatie voor de evaluatie van de Europese consumentenregelgeving
op het gebied van de luchtvaart. Dit proces zou op termijn kunnen leiden tot
herziening van de betrokken regelgeving. Ik acht het van belang dat bij een
eventuele herziening van de regelgeving rekening wordt gehouden met de praktische
uitvoerbaarheid en de financiële gevolgen. Ik stem het Nederlandse standpunt
in dit consultatieproces af met belanghebbenden via het Overlegorgaan Verkeer
en Waterstaat (OVW).
De minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings