32 123 XII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) voor het jaar 2010

nr. 43
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 januari 2010

Tijdens de begrotingsbehandeling van Verkeer en Waterstaat (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 29, blz. 2684–2724) heeft het lid Roemer enkele specifieke vragen gesteld over een uitspraak van het Europees Hof van 19 november 2009 met betrekking tot Verordening (EG) 261/2004 inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. Bij deze ga ik nader in op de vragen.

1

Wat is de reactie van de minister op de recente uitspraak van het Europese Hof van Justitie?

Het Hof trekt een paar belangrijke conclusies:

• annulering en (langdurige) vertraging zijn niet gelijk;

• maar passagiers van vertraagde vluchten die drie of meer uren te laat op hun eindbestemming aankomen hebben recht op dezelfde compensatie als passagiers waarvan de vlucht is geannuleerd, tenzij er sprake is van buitengewone omstandigheden.

Met een uitvoerige motivering legt het Hof de Denied boarding Verordening zodanig uit dat niet alleen gekeken moet worden naar de letterlijke tekst daarvan, maar ook naar de doelstelling te weten «de waarborging van een hoog niveau van bescherming van de passagiers».

Hiermee doet het Hof uitspraak over de vergoeding waarop consumenten mogen rekenen bij langdurige vertraging. Ik neem waar dat voor velen de scherpte van de uitspraak van het Hof een verrassing was. Met name de gekozen periode van 3 uur of meer vertraging zou aanmerkelijke operationele gevolgen kunnen hebben voor de luchtvaartmaatschappijen.

De uitspraak van het Hof vormt een antwoord op prejudiciële vragen die aan haar waren gesteld door nationale rechters uit Duitsland en Oostenrijk. Het is nu in eerste instantie aan de nationale rechters om te bepalen hoe zij met dit antwoord in de praktijk zullen omgaan. Ik verwacht de komende tijd de nodige nationale jurisprudentie op dit vlak.

Over de wijze waarop bestuursorganen (nationale toezichthouders) met de uitspraak dienen om te gaan, hecht ik belang aan een eenduidige Europese aanpak want dat schept helderheid voor consumenten èn luchtvaartmaatschappijen. En marge van de Transportraad heb ik hierover gesproken met de Europese Commissie. De Europese Commissie onderschrijft het belang van een eenduidige Europese aanpak en organiseert daarom een overleg met de nationale toezichthouders op 9 februari 2010. De resultaten van dit overleg wil ik daarom afwachten. Ook andere Lidstaten waarmee contacten zijn geweest vanuit mijn departement lijken deze positie in te nemen.

2

Gaat de minister het rapport over Arkefly aanpassen?

Ik vind het belangrijk dat alle passagiers die de afgelopen periode te maken hebben gehad met een langdurige vertraging – waar de bedoelde Arkefly-vlucht een voorbeeld van is – op gelijke wijze worden behandeld. Een aanpak op Europees niveau heeft daarom mijn voorkeur. Ik wil dan ook de uitkomsten afwachten van het overleg dat de Europese Commissie zal houden met de toezichthouders uit de lidstaten.

Ook ben ik benieuwd naar hoe nationale rechters de komende periode zullen omgaan met het antwoord van het Europese Hof op de prejudiciële vragen. Naar ik heb begrepen ligt de Arkefly zaak voor bij de rechtbank Den Haag en is de recente uitspraak van het Europese Hof erbij betrokken. Mogelijk volgt er reeds in januari/februari 2010 een vonnis van de rechtbank.

3

Is IVW toegerust alle klachten af te handelen?

Uiteraard stel ik de Inspectie in staat haar taak naar behoren uit te voeren.

4

Wil de Minister met de initiatiefnemers van de geschillencommissie luchtvaart contact opnemen om te bespreken of zij de mogelijkheden van luchtvaartpassagiers om bij de geschillencommissie aan te kloppen willen verruimen?

Ten aanzien van het verruimen van de mogelijkheden voor passagiers om geschillen in te dienen bij de geschillencommissie luchtvaart, zien BARIN en de Consumentenbond desgevraagd in de uitspraak van het Hof geen aanleiding noch noodzaak om het reglement van de geschillencommissie aan te passen. Dit betekent dat klachten van vóór 1 juli 2009 niet in behandeling zullen worden genomen en klachten van na 1 juli in beginsel wel, ook al is er niet binnen 4 weken schriftelijk geklaagd bij de luchtvaartmaatschappij. De termijn van 4 weken wordt conform reglement immers niet ambtshalve toegepast. Overigens zal er in januari een evaluatie starten van de geschillencommissie, inclusief het reglement.

De minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

Naar boven