32 123 XI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) en van de begrotingsstaat van het Waddenfonds voor het jaar 2010

Nr. 72 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 mei 2010

Hierbij bied ik u de rapportage «Actualiteit en handhaving bestemmingsplannen» van de VROM-Inspectie aan.1

Aanleiding en doel

Al enige jaren is bekend dat een flink aantal gemeentelijke bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar en dus niet meer actueel is en dat handhaving van de eigen bestemmingsplannen vaak in onvoldoende mate gebeurt. Met de nieuwe Wro is beleid in gang gezet om de situatie te verbeteren. In afwachting van de resultaten van het in gang gezette beleid heeft de VROM-Inspectie er in deze rapportage voor gekozen om geen nieuw onderzoek te doen naar de stand van zaken rond actualisering en toezicht, maar te bezien welke de verklaringen zijn, welke rijksbelangen kunnen worden benoemd die het grootste risico lopen en een inventarisatie te maken van de opties voor mogelijke (nieuwe) interventies zonder een uitspraak te doen over de wenselijkheid daarvan.

Resultaten

De VI komt tot een aantal verklaringen, het gaat daarbij met name om de hoge kosten en het ontbreken van een eigen gemeentelijk belang. Bij handhaving speelt ook het feit dat gemeenten niet altijd zijn doordrongen van de (effecten van) strijdigheden. Op basis van een eigen inschatting komt de VI tot de benoeming van een aantal nationale ruimtelijke belangen die bij de actualiteit en de handhaving van de gemeentelijke bestemmingsplannen potentieel veel risico lopen en waar het rijk zich op zou dienen te focussen. Tenslotte heeft de VI een groslijst opgesteld van potentiële maatregelen.

Conclusie

Het gaat om een problematiek die al geruime tijd bestaat en die mijn volle aandacht heeft. De rapportage van de VROM-Inspectie geeft geen compleet nieuw beeld van de problematiek, maar geeft inzicht in de oorzaken, risico’s en een inventarisatie van mogelijke interventies. Zij benadrukt derhalve dat de uitvoering van de Wro tot op het niveau van de gemeentelijke bestemmingsplannen aandacht behoeft. Een aantal zaken is inmiddels met de inwerkingtreding van de nieuwe Wro in gang gezet. Ik noem hierbij:

  • de uit de AMvB Ruimte en de provinciale verordeningen voortvloeiende verplichte actualisering van gemeentelijke bestemmingsplannen, dit betekent dat binnen een vastgestelde termijn de gemeentelijke bestemmingsplannen moeten voldoen aan deze besluiten en dus geactualiseerd moeten worden,

  • voorwaarden voor het heffen van leges bij gemeentelijke bestemmingsplannen, hierdoor kunnen gemeenten geen leges meer heffen indien gemeentelijke bestemmingsplannen verouderd zijn, en

  • de verplichte verantwoording van het gemeentebestuur aan de gemeenteraad over het gevoerde beleid voor de handhaving van de gemeentelijke bestemmingsplannen; het effect dat hiervan uitgaat is dat de gemeenteraad haar controlerende taak op het gebied van de handhaving beter kan waar maken.

Bedacht moet worden dat dit in gang gezette beleid zijn uitwerking nog niet ten volle heeft kunnen hebben.

De rapportage heeft inmiddels mede sturing gegeven aan het Werkprogramma Ruimte 2010 van de VROM-Inspectie in de vorm van een jaarlijkse monitoring van actualiteit en handhaving van gemeentelijke bestemmingsplannen en een nog op te stellen actieprogramma actualiteit en handhaving.

Over de mogelijk verdergaande interventieopties die in de rapportage van de VROM-Inspectie worden genoemd zal ik in overleg treden met IPO en VNG. In het najaar van 2010 zal ik u hierover nader informeren.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. C. Huizinga-Heringa


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven