32 123 XI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) en van de begrotingsstaat van het Waddenfonds voor het jaar 2010

nr. 20
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 december 2009

Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer d.d. 2 juli 2009 informeer ik u mede namens de ministers van Financiën, Verkeer & Waterstaat en Economische Zaken over de stand van zaken van het project Zuidas.

In mijn brief aan uw Kamer van 29 mei jongstleden (met kenmerk 31 700 XI, nr. 86) informeerde ik u over de aanstelling van en de opdracht aan de rijksvertegenwoordiger voor de Zuidas de heer D.J. van den Berg. Deze heeft de afgelopen maanden, in samenwerking met de gemeente Amsterdam, Rijkswaterstaat, ProRail en de Rijksbouwmeester alternatieven voor de Zuidas-dok als verwoord in de bestuursovereenkomst 2006 uitgewerkt.

De rijksvertegenwoordiger heeft mij op 4 november jl. geïnformeerd over zijn voorlopige bevindingen. De heer Van den Berg informeerde ons dat in totaal drie Dok-modellen zijn ontworpen die allen lagere kosten en minder bouwrisico’s kennen dan het oude Prospectus-Dok. Een belangrijk verschil tussen de modellen is de hoogteligging van het Dok ten opzichte van het maaiveld. De modellen variëren van een hoogteligging vrijwel gelijk aan het maaiveld tot aan 15 meter daarboven gelegen. Andere door de rijksvertegenwoordiger genoemde onderscheidende verschillen zijn de omvang en aard van de tijdelijke maatregelen die getroffen moeten worden tijdens de bouw en de mogelijkheden om de aanleg te faseren.

De rijksvertegenwoordiger zal de komende weken het integrale ontwerp van de drie Dok-varianten alsmede een aantal bestuurlijke vraagstukken verder moeten uitwerken. Hiervoor start hij een bestuurlijke consultatieronde. Zijn eindadvies zal naar verwachting medio december gereed zijn. Aansluitend op deze planning is het mijn inzet om uiterlijk in het voorjaar van 2010 tot besluitvorming over te gaan.

Het is mijn wens u vroegtijdig te betrekken bij de verdere vervolgstappen. Om die reden heb ik u al via uw griffier een technische briefing op zo’n kort mogelijke termijn voorgesteld over de bevindingen van de rijksvertegenwoordiger. De presentatie van de heer Van den Berg over zijn tussentijdse bevindingen van 5 november jl. heb ik bijgevoegd.1 Mocht u een technische briefing op prijs stellen dan zult u tijdens dit overleg uitgebreider worden geïnformeerd.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

J. M. Cramer


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven