nr. 11
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 september 2009
Hierbij reageer ik op het verzoek van de vaste commissie voor Defensie
betreffende de NOVA-uitzending over PTSS op 7 augustus 2009 (verzoek
met kenmerk 2009Z15772/ 2009D41511).
In juli 2009 heeft NOVA Defensie vragen gesteld over het aantal militaire
invaliditeitspensioenen. Het betreft een groot aantal gedetailleerde vragen.
Door de korte reactietermijn die NOVA hanteerde, was het niet mogelijk alle
vragen exact te beantwoorden. Daarvoor zou nader onderzoek in het bestand
militaire oorlogs- en dienstslachtoffers nodig zijn geweest. Vervolgens heeft
NOVA op 7 augustus 2009 een reportage uitgezonden waarin wordt geconcludeerd
dat Defensie weinig weet over letsel bij militairen. Defensie weet volgens
de reportage niet hoeveel veteranen lichamelijke en geestelijke klachten hebben.
Deze conclusie is niet correct. Defensie weet precies hoeveel gewezen
militairen een pensioen ontvangen in verband met invaliditeit als gevolg van
de uitoefening van de militaire dienst tijdens buitengewone en daarmee vergelijkbare
omstandigheden. Defensie beschikt uiteraard ook over de gegevens over de ontstaansgeschiedenis
en de mate van de invaliditeit van deze militaire oorlogs- en dienstslachtoffers.
De gevraagde informatie was binnen de door NOVA gestelde termijn eenvoudigweg
niet op alle punten direct beschikbaar. Ik betreur het dat op basis daarvan
in de reportage de indruk wordt gewekt dat Defensie weinig weet over letsel
bij militairen of daarover geen of onjuiste informatie zou willen verstrekken.
In de reportage wordt verder gesteld dat de voorlichting over aanspraken
van en de zorg voor militairen en veteranen moet worden verbeterd. Defensie
heeft daar de afgelopen jaren fors in geïnvesteerd en de Tweede Kamer
wordt hierover geïnformeerd met de jaarlijkse veteranennota. Ik stip
graag nog enkele belangrijke punten aan.
De zorg voor militairen begint vanaf de werving en is gericht op het voorkómen
van gezondheidsklachten en – als die toch ontstaan – het beperken van de gevolgen. De zorg voor militairen bestaat uit de reguliere militaire
gezondheidszorg en maatschappelijke ondersteuning en uit zorgprogramma’s
voor, tijdens en na een uitzending.
Per 1 juli 2007 is het Zorgloket voor Militaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers
opgericht. Dit loket verzorgt de toekenning en uitbetaling van uitkeringen
en de verstrekking van voorzieningen in verband met invaliditeit. Na aanmelding
bij het Zorgloket krijgt de cliënt een casemanager of zorgcoördinator
toegewezen die hem begeleidt en helpt bij aanvragen van uitkeringen en voorzieningen
en bij het vinden van deskundige hulpverlening bij problemen op het gebied
van bijvoorbeeld werk, huisvesting, schulden en verslaving.
Voor veteranen met psychische klachten werkt Defensie sinds 2007 samen
met civiele zorginstellingen op het gebied van geestelijke gezondheidszorg
en maatschappelijk werk. Daarmee is voor deze veteranen een landelijk dekkend
netwerk van zorginstellingen tot stand gebracht. De Raad voor civiel-militaire
Zorg en Onderzoek houdt toezicht op de kwaliteit van dit Landelijk Zorgsysteem
voor Veteranen.
Het ministerie van Defensie, het Zorgloket voor Militaire Oorlogs- en
Dienstslachtoffers en het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen werken intensief
samen op het gebied van de zorg voor en de ondersteuning van militairen, militaire
oorlogs- en dienstslachtoffers en veteranen. Zij worden uitgebreid geïnformeerd
over de voorzieningen die op het gebied van gezondheid, inkomen en maatschappelijke
ondersteuning voor hen beschikbaar zijn.
De staatssecretaris van Defensie,
J. G. de Vries