nr. 64
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 november 2009
Het Kabinet voert actief beleid om onbevoegd lesgeven terug te dringen.
De eerste doelstelling is onbevoegden bevoegd te laten worden. Dit gebeurt
door financiering van scholingsmiddelen voor docenten. Dit scholingsfonds
(80 mln) is een belangrijk onderdeel van het Actieplan Leraren. Verder
stelt de regering extra geld beschikbaar voor zij-instromers, 6 miljoen,
om de noodzaak tot onbevoegd lesgeven weg te nemen.
Verder wil het kabinet het onderwerp van onbevoegden of onderbevoegden
ook nadrukkelijk op scholen agenderen, en transparant maken in welke mate
het op scholen een probleem is. Woensdag 4 november heb ik bij het Symposium
Werken In het Onderwijs een website geopend waarop gedetailleerde informatie
over onbevoegde lessen in het voortgezet onderwijs is terug te vinden, opgesplitst
per school. Dit maakt het bijvoorbeeld voor ouders mogelijk om voorafgaand
aan een schoolkeuze te signaleren in hoeverre het probleem op een school speelt,
en het stelt ze in de gelegenheid de schoolleiding te vragen wat men van plan
is er aan te gaan doen. Meer in zijn algemeenheid is het doel het onderwerp
voor ouders, docenten en schoolbesturen hoog op de agenda te zetten. Voorts
heb ik de inspectie gevraagd het toezicht te intensiveren op de toepassing
van de wettelijk bestaande mogelijkheid om in noodsituaties onbevoegde docenten
het onderwijs te laten verzorgen.
De gewijzigde motie Van Dijk en Besselink ter vervanging van die gedrukt
onder 32 123 VIII, nr. 38 verzoekt te onderzoeken hoe de wet BIO
is aan te scherpen zodat deze wet meer toegesneden is op de huidige opvattingen
over de kwaliteit van het onderwijs en de daarbij behorende wens om meer bevoegde
docenten les te laten verzorgen.
Als een school in geval van langdurige ziekte of vertrek van een leraar
geen bevoegde leraar voor een vak kan vinden, mag onder de (WVO) tijdelijk
(telkens voor een jaar) een onbevoegde docent worden aangesteld. Deze uitzonderingsmaatregel
is uitsluitend bedoeld voor noodgevallen, om bij uitval van docenten
te voorkomen dat leerlingen naar huis worden gestuurd. Daarnaast geeft de
wet beperkt ruimte voor het benoemen van leraren die nog niet bevoegd zijn,
maar wel volgens uitzonderingen van wet benoembaar worden geacht. Het gaat
hier met name om de zij-instromers, LIO’s, leraren die tijdelijk een
ander vak geven en tweedegraders die deels ook in de bovenbouw les geven.
Bij de behandeling van de Wet op de beroepen in het onderwijs is door
uw Kamer een breed gesteund amendement aangenomen, dat erin voorzag dat bevoegde
gezagsorganen niet langer vooraf toestemming aan de inspectie hoeven te vragen
als zij op basis van artikel 33, derde lid, van de WVO een leraar willen belasten
met het verzorgen van onderwijs waarvoor hij niet bevoegd is. De wijziging
van de wet verminderde daarmee de administratieve lasten voor scholen omdat
deze situaties niet langer landelijk bij de inspectie behoefden te worden
gemeld, waardoor de verantwoordelijkheid primair werd gelegd bij werkgevers
en werknemers. In datzelfde aangenomen amendement is verder geregeld dat het
bevoegd gezag een geordend geheel van gegevens bijhoudt over de onbevoegd
gegeven lessen. De inspectie kan die gegevens inzien en daarover in gesprek
gaan als daar aanleiding toe is.
Samenvattend: het onderwerp van onbevoegde leraren wordt door het kabinet
zeer serieus aangepakt, maar een wetswijziging vindt het kabinet nu onnodig
en onwenselijk. Daarom ontraad ik de motie.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R. H. A. Plasterk