nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 oktober 2009
Naar aanleiding van het op 3 september 2009 (Kamerstuk 32 123
VI, nr. 5) gehouden algemeen overleg met uw Kamer over shariarechtspraak en
informele huwelijken, waarin aan u is toegezegd dat op een tweetal punten
schriftelijk zou worden teruggekomen, bericht ik u, mede namens de Minister
voor Wonen, Wijken en Integratie, het volgende.
Uw Kamer verzocht mij om nadere informatie over de gebeurtenissen in Den
Haag, naar aanleiding van vermeende informele huwelijken die in de As Soennah
moskee zouden worden gesloten. Met name ging het om de vraag waarom geen vervolging
voor overtreding van artikel 449 van het Wetboek van Strafrecht heeft plaatsgevonden,
naar aanleiding van berichten in de media in de periode juni-augustus 2008.
Over eerdere berichtgeving heb ik uw Kamer middels de beantwoording van de
vragen van de heren Kamp en Teeven (VVD) ingelicht (Handelingen Tweede Kamer,
vergaderjaar 2007–2008, Aanhangsel nr. 1120).
Ter nadere beantwoording van de vraag van uw Kamer heb ik navraag gedaan
bij de gemeente Den Haag. Daaruit is mij het volgende gebleken. Op 2 juni
2008 heeft burgemeester Van Aartsen de As Soennah moskee bezocht en een gesprek
gevoerd met het bestuur. In dat gesprek is onder meer gewezen op het uitgangspunt
dat de Nederlandse rechtsorde door de moskee gerespecteerd moet worden. Naar
aanleiding van het boek «Salaam» van de journalist P. Pouw, waarin
werd geschreven dat in 2006 en 2007 nog informele huwelijken in de As Soennah
moskee voorkwamen, is toen als voorbeeld het informele islamitisch huwelijk
genoemd. De burgemeester heeft het moskeebestuur uitdrukkelijk gewezen op
het verbod van artikel 449 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast heeft
de burgemeester verzocht om dit ook aan de bezoekers van de moskee duidelijk
te maken. Daarop heeft het moskeebestuur aangegeven zich aan het verbod te
zullen houden. Voorts heeft het bestuur een bericht van die strekking op de
website geplaatst. Bij de gemeente waren in 2008 geen concrete aanwijzingen
bekend voor overtreding van artikel 449 van het Wetboek van Strafrecht. Er
bestond dus geen reden om aangifte te doen. Sindsdien heeft de
gemeente overigens geen signalen gekregen dat er sprake zou zijn van het sluiten
van informele huwelijken in de As Soennah moskee.
Een tweede toezegging die ik heb gedaan, betreft de versnelling van het
onderzoek naar de vraag of shariarechtspraak in Nederland voorkomt. Aan drie
universiteiten zijn offertes gevraagd, waaruit een keuze is gemaakt. Een belangrijk
selectiecriterium betrof de snelheid waarmee het onderzoek kon worden uitgevoerd,
waarbij die snelheid vanzelfsprekend niet ten koste van de kwaliteit mag gaan.
De opdracht is gegund aan een groep onderzoekers verbonden aan de Radboud
Universiteit Nijmegen. Zij onderzoeken of op Sharia gebaseerde geschillenbeslechting
op enigerlei wijze in Nederland voorkomt, hoe vaak er op de betreffende locaties
gebruik van wordt gemaakt en naar aanleiding van welke kwesties. Hierbij staan
gebruikers, middelen en doelen centraal. Overeenkomstig de tijdens het algemeen
overleg d.d. 3 september 2009 gedane toezegging van de Minister voor
Wonen, Wijken en Integratie, zal ook shariarechtspraak op internet bij het
onderzoek worden betrokken. Volgens de opgave van de onderzoekers zal het
onderzoek op 15 februari 2010 gereed zijn. Uw Kamer wordt omstreeks 1 maart
2010 van de onderzoeksresultaten op de hoogte gesteld.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin