32 123 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2010

nr. 7
MOTIE VAN DE LEDEN TEEVEN EN DE ROON

Voorgesteld 7 oktober 2009

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat bij een strafzaak waar het onderzoek is afgerond, er sprake is van een vaste woon- of verblijfplaats van de verdachte en geen sprake is van (criminele) antecedenten bij de verdachte een onmogelijkheid bestaat om voorlopige hechtenis toe te passen;

overwegende, dat er bij de toepassing van (super)snelrecht direct een verruiming noodzakelijk is van de regeling van voorlopige hechtenis om een effectief lik-op-stukbeleid in de volle omvang mogelijk te maken;

overwegende, dat vanuit de dagelijkse praktijk bij herhaling is aangegeven, vanuit het Openbaar Ministerie, dat deze verruiming van de regeling van voorlopige hechtenis onontbeerlijk is voor de praktijk van alledag;

verzoekt de regering artikel 67a Wetboek van Strafvordering aan te vullen met een bepaling dat een uitgebrachte dagvaarding voor een (super)snelrechtzitting op zichzelf een grond is voor een bevel tot voorlopige hechtenis in de zin van artikel 67 Wetboek van Strafvordering,

en gaat over tot de orde van de dag.

Teeven

De Roon

Naar boven