Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 32123-VI nr. 66 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 32123-VI nr. 66 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 november 2009
Hierbij bied ik u het rapport «Informatieverstrekking aan slachtoffers van misdrijven» aan, een evaluatie van de wijze waarop slachtoffers en nabestaanden1 worden geïnformeerd over verloven en vrijlating bij tbs-gestelden en jeugdige daders.2 In het onderzoek is de aandacht gericht geweest op het huidige proces van de informatieverstrekking over de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel, de pij-maatregel en jeugddetentie (met een strafrestant vanaf 6 maanden) aan slachtoffers. Aan een aantal slachtoffers is gevraagd naar hun ervaringen met de informatieverstrekking. Het onderzoek, dat onder auspiciën van het WODC is uitgevoerd door het bureau Regioplan, levert aanbevelingen op voor de verbetering van de informatieverstrekking in de executiefase.
In de paragraaf 1 ga ik allereerst in op de aanleiding van dit onderzoek. In paragraaf 2 ga ik nader in op de uitkomsten van het onderzoek en in paragraaf 3 treft u mijn reactie op de uitkomsten van het onderzoek aan.
1. Aanleiding voor het onderzoek
Voor slachtoffers van ernstige delicten is het van groot belang om te weten wanneer de dader voor verlof in aanmerking komt of vrijkomt. Een onverwachte ontmoeting met de dader kan een schok teweeg brengen en het slachtoffer psychische schade toebrengen. In 2005 is gestart met de informatieverstrekking over tbs-gestelden en in 2006 over jeugdige daders.
De wijze waarop de informatieverstrekking dient te verlopen is vastgelegd in twee protocollen: één voor slachtoffers van tbs-gestelden en een voor slachtoffers van jeugdige daders. Bij de informatieverstrekking zijn veel partijen betrokken. Vanuit het Openbaar Ministerie (OM) hebben 19 arrondissementsparketten en 5 ressortsparketten taken in het informatieproces. Vanuit de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) zijn de verlofunit, de Forensisch Psychiatrische Centra (FPC) en de afdeling Individuele Jeugdzaken (IJZ) bij het proces betrokken. De uitvoering van de informatieverstrekking in de executiefase is neergelegd bij het Landelijk Informatiepunt Justitiële Verloven (LIJV), dat ondergebracht is bij het OM in Arnhem. Vanuit het OM en DJI wordt het LIJV voorzien van relevante gegevens, die het LIJV weer doorgeeft aan de slachtoffers. De informatieverstrekking verloopt volgens een complex proces, waarbij verschillende organisaties zijn betrokken en er diverse overdrachtsmomenten zijn. Dit maakt het proces kwetsbaar, een reden voor het laten uitvoeren van een evaluatie.
Dat het proces niet altijd goed verloopt, is helaas uit de praktijk ook gebleken. Niet alle slachtoffers ontvangen de informatie waar zij om gevraagd hebben. Vorig jaar zijn hierover naar aanleiding van een specifieke zaak kamervragen gesteld1. Naar aanleiding hiervan is onderzocht of meer slachtoffers niet waren geïnformeerd. Dit bleek het geval te zijn. Inmiddels zijn deze slachtoffers per brief geïnformeerd en is hen excuses aangeboden.
Het onderzoek sluit voorts aan bij een van de maatregelen uit het wetsvoorstel «Versterking positie slachtoffers in het strafproces»2. Dit voorstel is reeds aangenomen in uw Kamer en zal naar verwachting spoedig worden behandeld in de Eerste Kamer. Op dit moment is de informatieverstrekking over het strafverloop nog gebonden aan de strafmaat en het soort straf en beperkt tot veroordeelden. Deze maatregel uit het wetsvoorstel houdt in dat een grotere groep slachtoffers het recht heeft om op verzoek geïnformeerd te worden over de invrijheidstelling van de verdachte of de veroordeelde.
2. Uitkomsten van het onderzoek
In het kader van het onderzoek zijn zestig slachtoffers geïnterviewd. Het gaat om slachtoffers die hebben aangegeven een informatiebehoefte te hebben. Zij zijn erg positief over de mogelijkheid tot het verkrijgen van informatie over het strafverloop van de veroordeelde. Dit geeft hen een gevoel van veiligheid.
In totaal heeft 82% van de slachtoffers informatie in de bevestigingsbrief en/of daarna van het LIJV ontvangen. 18% van de slachtoffers en nabestaanden heeft (nog) geen informatie gekregen. Het bereik van slachtoffers van jeugddeliquenten blijft achter bij het bereik van slachtoffers van tbs-gestelden. Dit is mogelijk toe te schrijven aan het gegeven dat er nog geen informatie is. Anderzijds illustreert het dat het informatieproces voor deze groep nog niet op alle fronten goed verloopt.
Het proces van de informatieverstrekking loopt als volgt. Het parket stuurt de slachtoffers een aankondigingsbrief, waarin wordt aangegeven dat ze op de hoogte kunnen worden gehouden van de stand van zaken gedurende de tbs, pij of jeugddetentieperiode. Bij de brief zit een antwoordformulier bijgesloten, waarop de informatiebehoefte kan worden aangekruist. Van de 60 slachtoffers heeft 75% aangegeven dat ze een aankondigingsbrief hebben ontvangen, 17% heeft zelf de informatiebehoefte gemeld en 8% heeft geen aankondigingsbrief ontvangen.
Vervolgens stuurt het LIJV een bevestigingsbrief dat het verzoek om informatie is ontvangen. In sommige gevallen wordt in deze brief ook al gemeld dat de veroordeelde inmiddels is geplaatst in een FPC of dat de veroordeelde inmiddels verlof heeft gekregen. 53% van de respondenten geeft aan een bevestigingsbrief te hebben ontvangen, 33% heeft deze niet ontvangen en 13% weet het niet meer. 70% van de respondenten geeft aan na de bevestigingsbrief (verdere) informatie te hebben ontvangen.
Van de slachtoffers die informatie hebben gekregen, geeft 39% aan dat de informatie voldoende, helder en begrijpelijk is. Echter, 61% van de slachtoffers vindt de informatie onvoldoende: te weinig informatie over wanneer het verlof precies plaatsvindt en waar de veroordeelde naar toe mag. Tevens is er bij slachtoffers behoefte aan informatie over het behandelplan en de psychische gesteldheid van de veroordeelde.
Zoals al eerder is aangegeven komt uit het rapport naar voren dat de informatieverstrekking aan slachtoffers een complex proces is doordat er verschillende organisaties bij betrokken zijn en doordat er diverse overdrachten zijn. De verschillende instanties voorzien elkaar van informatie. Het OM en DJI beschikken ieder over eigen informatie die nodig is om slachtoffers te kunnen informeren. Dit maakt het proces kwetsbaar en leidt ertoe dat slachtoffers niet altijd en volledig informatie ontvangen. Op diverse punten hapert de uitvoering. Een aantal oorzaken is hiervoor aan te wijzen. In de eerste plaats blijken de parketten hun taken niet eenduidig uit te voeren. Er is geen sprake van een overkoepelende vaste werkwijze. Dit is ook terug te zien bij de FPC, waar de werkwijzen ook zeer divers zijn. Dit resulteert voor het LIJV in een onoverzichtelijke situatie. Tevens wordt bij de parketten en FPC geen systematische digitale administratie bijgehouden over het aanschrijven van slachtoffers en het doorgeven van informatie aan het LIJV. Daarnaast sluiten de digitale systemen van de betrokken organisaties niet voldoende op elkaar aan, waardoor een zelfstandige controleslag van het LIJV niet mogelijk is.
Regioplan geeft als verbeterpunten in haar rapport aan dat de betrokken instanties eenduidig dienen te werken. Daarnaast moeten de betrokken partijen gegevens structureel en digitaal administreren en controleren. De partijen moeten zijn voorzien van een deugdelijk automatiseringssysteem en moeten toegang kunnen krijgen tot elkaars systemen of met eenzelfde systeem werken. Ook moet onderzocht worden of het LIJV beschikt over voldoende software en/of kennis om te kunnen werken met het automatiseringssysteem. Tenslotte wordt genoemd dat onderzocht moet worden of de plaatsing voortaan doorgegeven kan worden door de DJI in plaats van door de FPC.
Ook meent Regioplan dat juist gezien de complexiteit en kwetsbaarheid van het proces het belangrijk is dat de betrokken instanties een goed beeld hebben van het totale informatieproces en hun eigen taak daarbinnen en die taak bovenal adequaat uitvoeren.
Overigens stellen de onderzoekers voor dat slachtoffers met een informatiebehoefte periodiek zouden kunnen worden geïnformeerd en dat de mogelijkheden voor een meer gedetailleerde informatievoorziening zouden kunnen worden onderzocht.
Slachtoffers zijn uitermate positief over de mogelijkheid informatie te krijgen over verlof en invrijheidstelling van de veroordeelde. De informatie die wordt verstrekt wordt helder en duidelijk bevonden. De informatie draagt bij aan het gevoel van veiligheid bij de slachtoffers.
Het rapport is echter kritisch over het huidige functioneren van de werkprocessen rondom de informatieverstrekking aan slachtoffers. Het grote belang van deze informatieverstrekking voor slachtoffers is voor mij reden om naast het verbeteren van de werkprocessen ook de sturing op dit onderwerp te versterken. Het is mijn doel om te komen tot een betrouwbaar en sluitend systeem van informatieverstrekking. Gezien de verwachte invoering van het wetsvoorstel «versterking positie slachtoffers in het strafproces» gaat het hierbij niet alleen om het verbeteren van bestaande informatieprocessen, maar ook om het uitbreiden ervan.
Zoals uit het rapport blijkt is de informatieverstrekking aan slachtoffers een complex proces, waarbij informatie vanuit verschillende bronnen langs verschillende routes bij het slachtoffer terecht moet komen. Veel van deze processen worden op dit moment handmatig uitgevoerd. Om te komen tot een sluitende procedure, is het noodzakelijk de stappen in deze routes verder te automatiseren. Dit staat niet op zichzelf. De organisaties in de justitie-keten verstrekken, met name in en aan het eind van de executiefase, steeds meer informatie aan derden. Naast het informeren van slachtoffers, is dit het geval bij het informeren van het openbaar bestuur over verlof en invrijheidstelling en bij het informeren van gemeenten als onderdeel van de nazorg. In al deze trajecten gaat het voor een belangrijk deel om informatie die uit dezelfde bronnen afkomstig is. Het is onwenselijk het automatiseren van de gegevensstroom over verlof en invrijheidstelling voor elk van deze trajecten apart te regelen. Ik acht het dan ook nodig om meer samenhang aan te brengen tussen deze trajecten, met name in de sturing op de informatievoorziening in dit deel van de strafrechtsketen.
Noodzakelijke voorwaarde bij dergelijke omvangrijke informatiestromen is dat verantwoordelijkheden helder worden belegd en dat alle partijen elkaar structureel, juist, volledig en tijdig informeren. Hierover ben ik inmiddels in overleg getreden met de betrokken partijen, waaronder het OM, DJI en de Justitiële Informatiedienst. Ik zal u over de uitkomsten hiervan rapporteren in mijn brief over de resultaten van de pilot «bestuurlijke informatie aan gemeenten» in juni volgend jaar.
Op korte termijn wordt binnen bestaande mogelijkheden al een zoveel mogelijk geautomatiseerde, uniforme en systematische werkwijze door de betrokken actoren gegerealiseerd en breiden we de capaciteit bij het LIJV uit met het oog op de toename en kwaliteitsverbetering van de informatieverstrekking aan slachtoffers. Het OM, DJI en mijn departement werken op dit moment in detail uit wat hiervan de praktische, financiële en personele consequenties zijn. Eind dit jaar is een bedrijfsplan voor de omvang en positionering van het LIJV gereed.
Het rapport doet op onderdelen voorstellen voor verbetering van het proces, bijvoorbeeld bij het verschuiven van de informatieverstrekking aan het LIJV over plaatsing van tbs-gestelden in de FPC. Deze adviezen zal ik waar mogelijk verwerken in de nieuwe werkprocessen.
Slachtoffers hebben aangegeven behoefte te hebben aan meer informatie over verlof. De pas gestarte werkgroep TBS en slachtoffers maakt met de FPC nadere uniforme afspraken over de wijze waarop met de belangen van slachtoffers rekening wordt gehouden bij verlof en de reikwijdte van informatieverstrekking vanuit de FPC aan slachtoffers. Hierbij zal altijd sprake zijn van een afweging tussen de belangen van de veroordeelde en de belangen van slachtoffers, en zal ook rekening moeten worden gehouden met het medisch beroepsgeheim.
De aanbeveling van de onderzoekers om slachtoffers periodiek te informeren neem ik op dit moment niet over. De beschikbare capaciteit wordt vooreerst ingezet om het proces van informatieverstrekking dusdanig te organiseren en uit te voeren dat slachtoffers er zeker van kunnen zijn dat zij geïnformeerd worden op het moment dat er nieuwe informatie beschikbaar is.
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces; Kamerstukken I 2007/2008, 30 143 A.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32123-VI-66.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.