nr. 2
MEMORIE VAN TOELICHTING
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL
Wetsartikel 1 (begrotingsstaat Spaarfonds AOW)
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden
op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk
bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat
van het Spaarfonds AOW voor het jaar 2010 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting
voor het jaar 2010. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen
in de Miljoenennota 2010.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen
en de ontvangsten voor het jaar 2010 vastgesteld. De in de begroting opgenomen
begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze Memorie van Toelichting
toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner
De Minister van Financiën,
W. J. Bos
B. DE BEGROTINGSTOELICHTING
De instelling van het Spaarfonds AOW is verankerd in de Wet financiering
sociale verzekeringen. Door de voortschrijdende vergrijzing van de Nederlandse
bevolking wordt het in de toekomst steeds moeilijker om de uitgaven aan AOW-uitkeringen
te financieren. Met de instelling van het Spaarfonds AOW in 1998 komt de verantwoordelijkheid
van het Rijk tot uitdrukking om te zorgen dat de werkenden van nu straks ook
een AOW-uitkering kunnen ontvangen. Het is geen fonds met geld, maar een aanspraak
van de AOW-premiebetalers op de schatkist. In dit fonds worden aanspraken
opgebouwd om de AOW vanaf 2020 mede vanuit de schatkist te kunnen financieren.
In dat jaar bedraagt de totale aanspraak € 117 mld.
Daarnaast neemt het kabinet maatregelen om de groei van de uitgaven door
de vergrijzing in de toekomst op te kunnen vangen. Het gaat om maatregelen
die de participatie vergroten (waardoor er meer belastinginkomsten worden
gegenereerd) en maatregelen die het beroep op de overheidsuitgaven meer beheerst
laten verlopen. Dit vergroot de houdbaarheid van de overheidsfinanciën
op de lange termijn en zorgt er tegelijk voor dat de AOW in de toekomst betaalbaar
blijft.
Een belangrijke gedachte achter het Spaarfonds AOW was om (een deel van)
de vrijvallende rentelasten als gevolg van een dalende staatsschuld te oormerken
voor het opvangen van een piek in de AOW-uitgaven. Het Spaarfonds is in feite
een registratie van een op specifieke titel afgeloste schuld en bevat zodoende
geen werkelijke vermogenstitels. De voeding van het Spaarfonds bestaat uit
bijdragen vanuit de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
alsmede rentevergoedingen over de aanwezige saldi van het fonds. Stortingen
in het Spaarfonds leiden niet tot een belasting van het begrotingssaldo, omdat
bij de berekening van het EMU-saldo de betaling van het Rijk aan het fonds
wordt gesaldeerd met de ontvangsten van het fonds. Daar staat tegenover dat
opname uit het Spaarfonds voor de AOW-uitgaven na 2020, ceteris paribus, zal
leiden tot een navenante stijging van de overheidsschuld.
Op basis van artikel 86, zesde lid van de Wet financiering sociale verzekeringen
worden in afwijking van de artikelen 2, derde lid, en 52, eerste lid van de
Comptabiliteitswet 2001 de begroting en de financiële verantwoording
van het Spaarfonds AOW uitsluitend op kasbasis gepresenteerd. Als gevolg hiervan
zijn in de ontwerpbegroting geen verplichtingen opgenomen.
Artikel 1 Spaarfonds AOW
1.1 Algemene beleidsdoelstelling
Om er mede voor te zorgen dat er bij het Ouderdomsfonds
vanaf 2020, ondanks de vergrijzing, geen tekorten optreden
Door de voortschrijdende vergrijzing van de Nederlandse bevolking neemt
de druk op de AOW in de toekomst toe. Het Spaarfonds AOW is in 1998 ingesteld
om de financierbaarheid van de AOW-uitgaven op langere termijn door deze vergrijzing
zeker te stellen. Vanaf 2020 kan het Ouderdomsfonds een beroep doen op het
Spaarfonds. Vanaf dat jaar zullen opnamen ten laste van Spaarfonds,
ceteris paribus, leiden tot een navenante stijging van de overheidsschuld.
1.2 Operationele doelstellingen
Voor een toelichting op de operationele doelstellingen wordt verwezen
naar de toelichting onder operationele doelstelling 1 van beleidsartikel 51 «Rijksbijdragen
aan Sociale Fondsen» van hoofdstuk XV «Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid» van de rijksbegroting 2010.
1.3 Budgettaire gevolgen van beleid
Nr. Artikelonderdeel (x € 1 mln) | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 |
Totale uitgaven en ontvangsten | | | | | | | |
1 Onttrekkingen aan het Spaarfonds | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
2 Toevoegingen aan het Spaarfonds | 4 490,3 | 4 794,5 | 5 087,8 | 5 404,8 | 5 734,4 | 6 077,2 | 6 433,7 |
1.4 Toelichting bij de cijfers
Het artikel omvat twee onderdelen, één voor de onttrekkingen
(uitgaven) en één voor de toevoegingen (ontvangsten) aan het
fonds.
Nr. Artikelonderdeel (x € 1 mln) | Uitgaven | Ontvangsten |
---|
1 Onttrekkingen aan het Spaarfonds | 0 | |
2 Toevoegingen aan het Spaarfonds | | 5 087,8 |
Onttrekkingen aan het Spaarfonds worden op grond van artikel 88 van de
Wet financiering sociale verzekeringen niet voor 2020 voorzien. De toevoegingen
aan het Spaarfonds bestaan uit een storting ad € 3 312,6 mln
ten laste van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als voorziening
in de door het Ouderdomsfonds in de toekomst te maken kosten en € 1 775,2
mln rente-ontvangsten. Bij de rente-ontvangsten over de periode 2009–2014
is gerekend met een percentage van 3,75% voor 2009 en 4,00%
voor 2010 en verder; dit percentage is gebaseerd op het 9–10 jaars effectief
rendement op staatsobligaties en wordt jaarlijks op grond van de meest recente
inzichten aangepast. Door deze toevoegingen bedraagt het saldo van het spaarfonds
eind 2010 € 45,5 mld.
Saldo Spaarfonds AOW (x € 1 mln) | |
---|
Saldo eind 2009 | 40 424,6 |
---|
Mutatie in 2010 | 5 087,8 |
---|
Saldo eind 2010 | 45 512,4 |
In de optellingen kunnen afrondingsverschillen ontstaan.
1.5 Budgetflexibiliteit
In artikel 87, derde lid van de Wet financiering sociale verzekeringen
(Wfsv) is een minimum groeipad vastgelegd. Op grond van dit artikel wordt
de toevoeging van SZW aan het Spaarfonds ieder jaar met € 113 445 054
verhoogd. De Wfsv staat wel hogere bijdragen aan het Spaarfonds toe, maar
geen lagere. Vermindering van de jaarlijkse verhoging van de rijksbijdrage
aan het Spaarfonds AOW tot onder bovengenoemd bedrag vergt wetswijziging.