32 123 C
Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2010

nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 2 november 2009

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidende onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De op 16 oktober 2009 voorgelegde vragen zijn, bij brief van 30 oktober 2009, beantwoord door de minister van en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Leerdam

Adjunct-griffier van de commissie,

Hendrickx

Vragen en antwoorden inzake de vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2010

1

Waarom heeft de regering naar aanleiding van het onderzoek van de Raad voor de financiële verhoudingen vanaf 2011 een structurele korting aangebracht in het provinciefonds van €300 mln.? Waarom is niet gekozen voor het bedrag van €600 mln. ? Wat betekent dit concreet? Hebben de provincies genoeg eigen vermogen om meer te bekostigen of mogen ze eigen belastingen innen?

In de voorjaarsnota 2009 heeft het kabinet, mede op basis van het advies van de Rfv, het voornemen geuit om met ingang van 2011 het provinciefonds structureel met € 300 miljoen te verlagen. Het IPO heeft op basis van een contra-expertise (Commissie Boorsma) grote bezwaren tegen de onderbouwing en de berekeningsmethode van de Rfv en stemt niet in met het kabinetsvoornemen. Kabinet en IPO hebben gezamenlijk afgesproken dat op basis van het advies van de Rfv en de contra-expertise een verdiepingsslag nodig is om tot gezamenlijk gedeelde opvattingen te komen. De inzet van kabinet en IPO is om tot duurzame afspraken over de financiële verhouding tussen Rijk en provincies te komen. Als de verdiepingsslag leidt tot een andere uitkomst dan de voorgenomen verlaging van het provinciefonds, zal het kabinet zijn voornemen nader wegen.

2

Worden de maatregelen, die gemeenten in het kader van recessiebestrijding hebben genomen door investeringen en activiteiten in de tijd naar voren te halen, bedreigd door de budgetreducties die het gevolg zijn van de bestuursakkoorden?

De aanvullende bestuurlijke afspraken die in het voorjaar van 2009 met de medeoverheden zijn gemaakt, hebben ten opzichte van de vooruitzichten die bestonden vóór de crisis (i.c. de septembercirculaire 2008) niet geleid tot een verlaging van het reële accres over 2009. Er is daarom geen aanleiding te denken dat de afspraken gevolgen hebben voor de maatregelen van de medeoverheden tegen de recessie in 2009. Wel is er sprake van een verlaging van het accres 2010 ten opzichte van de vooruitzichten die bestonden voor de crisis. Dit zou kunnen leiden tot minder uitgavenruimte van gemeenten en provincies, ook op het gebied van maatregelen tegen de recessie. De gemeenten en provincies krijgen in 2009 en 2010 echter wel een incidentele bijdrage van € 100 mln. Ook kunnen medeoverheden geld uit reserves inzetten voor maatregelen tegen de recessie. Medeoverheden krijgen de ruimte om investeringsuitgaven naar voren te halen, doordat de grens van het EMU-saldo voor medeoverheden tijdelijk is verlaagd, tot –0,7% in 2009 en –0,6% in 2010.

3

Hoe zal worden omgegaan met een mogelijk grotere stijging van de producentenprijsindex, nu bij de berekening van het nominaal accres uitgegaan is van een geschatte stijging van deze index?

De accressen voor de jaren 2009–2011 zijn nominaal vastgesteld. Deze zullen niet veranderen, ongeacht de ontwikkeling van de producentenprijsindex. Deze nominale afspraak is mede gemaakt met het oog op de zekerheid die op deze wijze aan zowel medeoverheden als het Rijk wordt geboden.

4

Hebben de budgetten van de decentralisatie-uitkeringen de juiste en voldoende omvang voor een adequate uitvoering door de medeoverheden? Over welke uitkeringen bestaat verschil van opvatting tussen de regering en de betreffende mede-overheid?

Over de omvang van een decentralisatie-uitkering worden afspraken gemaakt tussen het departement dat het geld overboekt naar het gemeente- of provinciefonds en de ontvangende gemeenten of provincies. Daarnaast kunnen de decentralisatie-uitkeringen als onderdeel van het gemeentefonds en provinciefonds onderwerp van gesprek zijn in het Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen. Medeoverheden worden dus ruimschoots betrokken bij de totstandkoming en vaststelling van decentralisatie-uitkeringen.

5

Wanneer ontvangt de Kamer voorstellen tot besluitvorming over nieuwe provinciale belastingen?

De besluitvorming met betrekking tot een alternatieve provinciale belasting die gaat dienen als vervanging van de huidige provinciale opcentenbelasting wordt overgelaten aan het nieuwe kabinet in 2011. Wel zal in deze kabinetsperiode die besluitvorming worden voorbereid. Hierover heeft de staatssecretaris van BZK uw Kamer per brief van 10 december 2008 (Kamerstuk II 2008–2009, 31 700 C, nr. 10) geïnformeerd.

6

Is al duidelijk waar de provinciale belastingen gaan stijgen en hoeveel?

Nee, op dit moment zijn de begrotingen van de provincies nog niet definitief vastgesteld. Het Rijk en de provincies hebben in het voorjaar van 2009 afgesproken dat ingezet wordt op het voorkomen van een stijging van lokale lasten in 2009 en 2010.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Gerkens (SP), Sterk (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Algra (CDA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Teeven (VVD), Azough (GL), Van der Vlies (SGP), Joldersma (CDA), Smilde (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Knops (CDA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (CU).

Naar boven