32 123 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2010

32 123 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2010

Nr. 20 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 september 2010

Op 28 januari 2010 heeft de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap overleg gevoerd met staatssecretaris Dijksma en staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart van OCW. Eén van de onderwerpen die bij dit Algemeen Overleg aan de orde werden gesteld, betrof het verschil tussen de uitgaven van gemeenten aan Onderwijshuisvesting en de omvang van het cluster Educatie in het gemeentefonds. In het Periodiek Onderhoudsrapport gemeentefonds (POR) 2010 bedroeg dit verschil circa € 300 miljoen. De staatssecretarissen Dijksma en Van Bijsterveldt-Vliegenthart hebben in dit overleg de toezegging gedaan om u – samen met mij – op korte termijn nader te informeren over de vraagstelling van het onderzoek naar de besteding van de huisvestingsmiddelen, dat de uitwerking vormt van het nadere onderzoek naar het Cluster Educatie in het kader van het POR 2010.

Het heeft enige tijd in beslag genomen alvorens de toezegging nagekomen kon worden. De reden hiervoor ligt in de aard en inhoud van het onderzoek. Naast het cluster Educatie gaf het POR 2010 op andere clusters ook aanleiding om nadere onderzoeken uit te gaan voeren naar de omvang en oorzaken van de verschillen in uitgaven en inkomsten van gemeenten en de omvang van het gemeentefonds. Omdat er mogelijk sprake is van samenhang tussen deze clusters in het gemeentefonds dienen deze gezamenlijk in een breed onderzoek nader onderzocht te worden.

Naast het POR verscheen in april de Brede Heroverweging Openbaar Bestuur. Dit rapport geeft aanleiding om in de nadere onderzoeken niet alleen te kijken naar het verdeelstelsel van het gemeentefonds, maar ook naar het volume van het gemeentefonds.

De doelstellingen van de POR-onderzoeken zijn in april 2010 door de fondsbeheerders vastgelegd, waarna de concrete vraagstelling van de onderzoeken uitgewerkt kon gaan worden. Zoals gezegd dienen alle clusters, waaronder Educatie, in samenhang met elkaar nader onderzocht te worden. De samenhang tussen de clusters is het best geborgd als de werkzaamheden in één uit te voeren onderzoek plaatsvinden. Dit onderzoek start na afronding van de aanbestedingsprocedure begin oktober 2010 en de resultaten worden in april/mei van 2011 opgeleverd.

Omdat ik het samen met collega Van Bijsterveldt-Vliegenthart wenselijk vind dat de resultaten voor het cluster Educatie eerder beschikbaar komen, wordt dit onderzoek versneld uitgevoerd. Er is hierbij veel aandacht voor de inpasbaarheid van dit onderzoek in het bredere onderzoek waarin alle clusters worden onderzocht. De eerste resultaten van het onderzoek naar Educatie zullen in oktober 2010 beschikbaar komen en het onderzoek zal naar verwachting rond de komende jaarwisseling worden afgerond.

Het doel van het onderzoek is om zicht te krijgen op de omvang van de verschillen tussen uitgaven aan het cluster Educatie en de uitgangspunten in het gemeentefonds, en om deze verschillen te verklaren. Onder het cluster Educatie vallen uitgaven aan onderwijshuisvesting (voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs) en aan overige educatie, zoals bijvoorbeeld aan leerplicht, schoolbegeleiding, leerlingenvervoer, achterstandenbeleid en volwasseneneducatie. In het onderzoek wordt dezelfde methodiek toegepast die ook ten grondslag heeft gelegen aan de huidige verdeling van het gemeentefonds. Het gaat hierbij om de uitgaven- en verschillenanalyse.

De werkzaamheden voor het onderzoek naar het cluster Educatie zijn eind april 2010 gestart. De onderzoeksbureaus Cebeon en Regioplan zullen antwoord geven op de volgende vragen:

  • Waaruit bestaat het gemeentelijke takenpakket op de gebieden onderwijshuisvesting en overige educatie, welke wettelijke voorschriften en regelingen zijn daarop van toepassing, en welke aanpalende specifieke geldstromen zijn er?

  • Wat zijn de belangrijkste kostenbepalende factoren voor gemeenten?

  • Wat is de (mogelijke) samenhang cq uitwisseling van ontwikkelingen op het gebied van cluster Educatie met andere gemeentelijke taakgebieden?

  • Wat is de omvang van de feitelijke netto-uitgaven van gemeenten aan onderwijshuisvesting in de afgelopen jaren?

  • Hoeveel bedragen de uitgaven aan onderwijshuisvesting en overige educatie, die niet direct op de gemeentelijke begroting drukken?

  • Hoe verhoudt de ontwikkeling van de feitelijke netto-uitgaven zich met de ontwikkeling van de subijkpunten voor onderwijshuisvesting en overige educatie uit het gemeentefonds?

  • Als zich duidelijke verschillen voordoen, wat zijn de oorzaken van de verschillen in ontwikkeling tussen de feitelijke netto-uitgaven met de ontwikkeling van de subijkpunten voor onderwijshuisvesting en overige educatie uit het gemeentefonds?

  • Wat is de relatie tussen de kwaliteit van de schoolgebouwen en de uitgaven die gemeenten hiervoor doen?;

  • Zijn er bij gemeenten structuurkenmerken die bepalend zijn voor de kosten die gemaakt worden voor onderwijshuisvesting en overige educatie. Besteed hierbij in ieder geval ook aandacht aan gemeenten met snelle groei en krimp en de G4;

  • Is er sprake van afwijkende patronen tussen gemeenten en in hoeverre hangen deze afwijkingen samen met structuurkenmerken of met eigen keuzes van gemeenten?

  • Hoeveel middelen hebben gemeenten nodig om hun taken op het gebied van onderwijshuisvesting en overige educatie sober en doelmatig uit te voeren? Hoe verhoudt het huidige volume van het cluster Educatie zich hiertoe?;

  • In hoeverre is er aanleiding om de verdeelsystematiek binnen het gemeentefonds aan te passen?

Ik ga er vanuit u hiermee voor dit moment voldoende te hebben geïnformeerd en zal u te zijner tijd informeren over de resultaten van het onderzoek.

Deze brief stuur ik mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

Naar boven