32 058 Tijdelijke verruiming van de mogelijkheid in artikel 668a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek om arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd aan te gaan in verband met het bevorderen van de arbeidsparticipatie van jongeren

G BRIEF AAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Den Haag, 6 juli 2010

Op 29 juni 2010 heeft de Eerste Kamer wetsvoorstel 32 058Tijdelijke verruiming van de mogelijkheid in artikel 668a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek om arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd aan te gaan in verband met het bevorderen van de arbeidsparticipatie van jongeren plenair behandeld en aanvaard. Tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel is aangevoerd dat het voorstel veronderstellingen kent over het effect van de tijdelijke verruiming op de werkgelegenheid van jongeren. U heeft aangegeven het wetsvoorstel te hebben ingediend naar aanleiding van geluiden van werkgevers en dat het gezien moet worden als reactie op iets wat plausibel is in tijden van crises.

U heeft voorts aangegeven dat u het effect van de maatregel niet kunt onderzoeken zolang de maatregel niet in werking is getreden. Zolang de mogelijkheid van een vierde termijn voor jongeren er niet is, kunt u niet onderzoeken of daarvan wel of niet gebruik wordt gemaakt. Tijdens het debat is door diverse fracties aangedrongen op zorgvuldige evaluatie met het oog op het besluit om de tijdelijke maatregel eventueel te verlengen. U hebt aangegeven het daarmee eens te zijn.

In de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid is na afloop van het debat de vraag gerezen op basis van welke informatie u zou kunnen besluiten tot verlenging. Naar het oordeel van de leden dient niet alleen het effect van de maatregel in kwantitatieve zin onderzocht te worden in de periode tot eind 2011. De leden bepleiten eveneens een kwalitatief onderzoek uit te voeren onder werkgevers die gebruik maken van de mogelijkheid van een vierde termijn voor jongeren. De vraag zou voorgelegd moeten worden in hoeverre zij overwogen zouden hebben – bij gebreke aan de maatregel – de jongere na de derde termijn een vast contract te bieden, de werkplek te laten vervallen of een andere jongere de werkplek te bieden. Bij benutting van de vierde termijn is ook de vraag of dit gebeurt met de intentie de jongere nadien een vast contract te bieden, nadien de werkplek te laten vervallen of nadien een andere jongere de werkplek te bieden.

De leden van de commissie ontvangen graag de uitkomst van dit onderzoek tegen het eind van 2011 en vernemen dan graag of de minister voornemens is de wet te verlengen. Gelet op het feit dat het een maatregel betreft die bij KB verlengd kan worden, stelt de Kamer het op prijs op de hoogte te blijven van de vervolgstappen in dit wetgevingsdossier.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

S. J. van Driel

Naar boven