nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in verband
met de economische crisis de arbeidsparticipatie van jongeren tot 27 jaar
te bevorderen en daartoe het Burgerlijk Wetboek tijdelijk te wijzigen opdat
tussen deze jongeren en hun werkgevers meer opeenvolgende arbeidsovereenkomsten
voor bepaalde tijd kunnen worden aangegaan alvorens een arbeidsovereenkomst
voor onbepaalde tijd ontstaat;
Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Artikel 668a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
1. In lid 5 wordt na «4» toegevoegd: en lid 6.
2. Een nieuw lid wordt toegevoegd, luidend:
6. Voor werknemers jonger dan 27 jaar wordt in lid 1 onder a en in
lid 3 in plaats van «36 maanden» gelezen: 48 maanden en in lid
1 onder b in plaats van «3 voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten»:
4 voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten.
ARTIKEL II
Lid 6 van artikel 668a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is niet van
toepassing op werknemers van wie de arbeidsovereenkomst op het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel
668a lid 1 en lid 3.
ARTIKEL III
Tenzij bij koninklijk besluit een later tijdstip wordt vastgesteld, vervalt
met ingang van 1 januari 2012 in artikel 668a lid 5 de zinsnede «en
lid 6» en vervalt lid 6, met dien verstande dat genoemd lid van toepassing
blijft op de werknemer van wie de arbeidsovereenkomst op dat tijdstip voldoet
aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 668a lid 1 en lid 3.
ARTIKEL IV
De artikelen van deze wet treden in werking met ingang van de dag na de
datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij worden geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister van Justitie,