nr. 31
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 februari 2010
Bij de behandeling met uw Kamer over het wetsvoorstel modern migratiebeleid
(Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 54) is een motie
van het lid Sterk c.s. ingediend, die de regering verzoekt houders van een
medische verblijfsvergunning en hun gezinsleden toe te staan arbeid te verrichten
onder dezelfde voorwaarden als asielzoekers, te weten 24 weken per 52 weken
(Kamerstukken II 2009/10, 32 052, nr. 24). Mede namens de Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid reageer ik hierbij op deze motie.
Houders van een medische verblijfsvergunning ondergaan in Nederland een
medische behandeling waarvoor Nederland het meest aangewezen land is en die
medisch noodzakelijk is. De financiering van de medische behandeling moet
deugdelijk zijn geregeld. Vergunningverlening is ook mogelijk bij een medische
noodsituatie, waarvan – op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke
inzichten – vast staat dat het achterwege blijven van deze behandeling
op korte termijn zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm
van ernstige geestelijke of lichamelijke schade. De verblijfsvergunning die
op grond van deze bepaling wordt gegeven, kent voor de eerste drie jaar van
het verblijf de arbeidsmarktaantekening «arbeid is niet toegestaan».
Er is derhalve een categorisch verbod op het verrichten van arbeid. Na drie
jaar is het verrichten van arbeid mogelijk na het verlenen van een verblijfsvergunning
voor voortgezet verblijf, mits de betrokken werkgever over een tewerkstellingsvergunning
beschikt. Voor personen die onder de kennismigrantenregeling vallen geldt
overigens dat hun werkgever geen twv nodig heeft.
De strekking van de motie is dat houders van een medische verblijfsvergunning
en hun gezinsleden, eerder dan nu het geval is, arbeid mogen verrichten, en
wel voor de duur van 24 weken per 52 weken. De werkgever zal een tewerkstellingsvergunning
dienen aan te vragen, die echter niet aan de arbeidsmarkt wordt getoetst.
Dat is het huidige regime dat voor asielzoekers geldt, die deze arbeidsmarkttoegang
overigens eerst krijgen na een wachtperiode van een half jaar.
Bij de behandeling van de blauwdruk modern migratiebeleid is reeds aangekondigd
dat er voor deze groep een versoepeling in werking zal treden, namelijk dat
het aan deze vreemdelingen bij het verkrijgen van een verblijfsvergunning
voor voortgezet verblijf wordt toegestaan om te werken, zonder dat de betrokken
werkgever een tewerkstellingsvergunning nodig heeft. Naar onze mening gaat
het hier om een substantiële versoepeling waarvan eerst in de praktijk
moet blijken of houders van een medische verblijfsvergunning hier gebruik
van maken, voordat verdere versoepeling aan de orde is.
Voor vreemdelingen die voor medische behandeling naar Nederland komen
of vanwege een medische noodsituatie een verblijfsvergunning krijgen, achten
wij arbeidsmarkttoegang binnen de eerste drie verblijfsjaren niet wenselijk.
De medische redenen van het verblijf, in veel gevallen voortvloeiend uit een
medische noodsituatie, staan immers voorop. Deze vreemdelingen zijn toegelaten
na een strenge medische selectie. Ook voor hun gezinsleden achten wij het
vanuit arbeidsmarktoverwegingen niet wenselijk dat zij toegang krijgen tot
de arbeidsmarkt.
Pas wanneer voortgezet verblijf aan de orde is, is er reden om aan te
nemen dat vreemdelingen met een medische verblijfsvergunning en hun gezinsleden
mogelijk blijvend aan Nederland gebonden zullen zijn. Op dat moment wordt
deelname aan betaalde arbeid, ook maatschappelijk bezien, wenselijk.
Daarom ontraad ik deze motie.
De staatssecretaris van Justitie,
N. Albayrak