Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 februari 2022
In het mondelinge overleg d.d. 9 maart 2021 heeft mijn voorganger uw Kamer toegezegd
te zijner tijd ter kennisneming de opdracht aan de Commissie Parameters (hierna de
commissie) toe te sturen. Met deze brief kom ik tegemoet aan deze toezegging. In de
bijlage bij deze brief is het benoemingsbesluit van de commissie opgenomen. Het besluit
is 10 februari jl. gepubliceerd in de Staatscourant.
Pensioenuitvoerders zijn wettelijk verplicht om bij bepaalde berekeningen gebruik
te maken van wettelijk voorgeschreven regels.1 Het gaat hierbij om de economische scenario’s, minimale en maximale parameters voor
onder andere loon- of prijsindexatie en aandelenrendement en de UFR-methode.2 Deze zijn onder andere nodig bij berekeningen van de dekkingsgraad (de verhouding
tussen het pensioenvermogen en de verplichtingen), de benodigde pensioenpremies, de
herstelplannen, en de communicatie aan deelnemers. Om de belangen van verschillende
generaties te borgen, is wettelijk vastgelegd om periodiek advies te vragen over deze
regels aan een onafhankelijke Commissie Parameters. De wetgeving schrijft voor dat
de commissie uiterlijk iedere vijf jaar om een oordeel gevraagd wordt.
Het meest recente advies is uitgebracht op 6 juni 2019. Vanwege de toentertijd nog
lopende onderhandelingen over het Pensioenakkoord, is in dat advies geen rekening
gehouden met de veranderingen voor het pensioenstelsel die uit het Pensioenakkoord
voortvloeien. In het nieuwe pensioenstelsel worden de economische scenario’s bij additionele
toepassingen gehanteerd. Denk hierbij onder meer aan de bepaling van de fiscale premiegrens,
het in beeld brengen van de balans tussen pensioendoelstelling en pensioenpremie,
het vaststellen van de risicohouding van deelnemers en het toetsen van de aansluiting
van het beleggingsbeleid en toedeelregels op de vastgestelde risicohouding. Dit volgt
uit de afspraken die zijn gemaakt in het Pensioenakkoord en vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie,
waarover de Eerste Kamer in de zomer van 2020 reeds is geïnformeerd.3 Daarnaast is voor de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel een nieuw type scenario’s
nodig, de zogenoemde risico-neutrale scenario’s. De economische scenario’s zijn nodig
bij het projecteren van toekomstige kasstromen. De risico-neutrale scenario’s zijn
nodig voor het waarderen van onzekere toekomstige kasstromen.
Daarom is de commissie gevraagd om, met het oog op het nieuwe pensioenstelsel en de
transitie daarnaartoe, een oordeel uit te brengen over zowel de economische als de
risico-neutrale scenario’s. De commissie is ook gevraagd om te kijken naar het aantal
scenario’s. Daarnaast is de commissie gevraagd om te bezien of er, met het oog op
het nieuwe pensioenstelsel, aanleiding is om het advies uit 2019 over de minimale
en maximale parameters en de UFR-methode aan te passen.
Gegeven het technische karakter van het onderzoek naar beide type scenario’s heeft
De Nederlandsche Bank, op verzoek van mijn ministerie ter voorbereiding voor de commissie,
een technische werkgroep met onafhankelijke experts ingesteld om een verkennend onderzoek
uit te voeren naar beide types scenario’s. Het rapport van de technische werkgroep
is opgenomen in de bijlage bij deze brief.
De commissie is gevraagd om in juni van dit jaar haar oordeel uit te brengen. Ik zal
te zijner tijd het rapport van de commissie alsmede een kabinetsreactie en het daaruit
volgende conceptbesluit ter voorhang naar uw Kamer verzenden.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten