Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 januari 2012
Met uw brief van 17 januari jl. heeft u mij verzocht te voldoen aan het verzoek om
nadere informatie over de maatregelen van De Nederlandsche Bank (DNB) met betrekking
tot de rekenrente voor pensioenfondsen en de pensioenkortingen. Met uw brief van 24 januari
jl. heeft u verzocht om deze informatie uiterlijk 25 januari om 12:00 uur te ontvangen.
Hierbij voldoe ik aan beide verzoeken.
Door de verdieping van de crisis is de dekkingsgraad van veel pensioenfondsen in 2011
ver achtergebleven bij het herstel zoals in hun kortetermijnherstelplannen was voorzien.
Uit de stand van de dekkingsgraden eind 2011 volgt dat bij deze pensioenfondsen de
noodzaak bestaat om aanvullende maatregelen te treffen om te verzekeren dat bij het
einde van de hersteltermijn wordt voldaan aan het minimaal vereiste vermogen, een
dekkingsgraad van 105%.
DNB heeft op 6 januari een tweetal maatregelen bekend gemaakt:
-
a. DNB biedt pensioenfondsen die zonder aanvullende maatregelen naar verwachting aan
het einde van hun hersteltermijn (meestal 31 december 2013) niet voldoen aan het minimaal
vereiste eigen vermogen, de mogelijkheid om een eventuele pensioenkorting per april
2013 te maximeren op 7%. Het restant dient uiterlijk aan het einde van de hersteltermijn
te worden gekort, indien dat op dat moment nog nodig is.
-
b. DNB heeft een correctie toegepast op de rentetermijnstructuur (RTS) van ultimo december
2011, door deze te baseren op de gemiddelde RTS over de maanden oktober tot en met
december 2011.
Maximering pensioenkorting per april 2013
Op grond van de Pensioenwet moet een fonds dat niet beschikt over het minimaal vereiste
eigen vermogen, een kortetermijnherstelplan opstellen waarin het beschrijft hoe het
uiterlijk aan het einde van de hersteltermijn (in dit geval vijf jaar) zal voldoen
aan dat minimaal vereiste eigen vermogen. De ontwikkeling van de dekkingsgraden in
de tweede helft van 2011 wees uit dat bij veel van de fondsen die een kortetermijnherstelplan
hadden ingediend, een aanzienlijke achterstand was opgetreden ten opzichte van het
geplande herstel. Deze fondsen moeten hun herstelplan mogelijk aanvullen met aanzienlijke
kortingen op de pensioenen en de opgebouwde pensioenaanspraken per april 2013. Met
het oog op de macro-economische effecten en op de onzekerheid die hierdoor is ontstaan,
is besloten de omvang van de mogelijke pensioenkorting per april 2013 te maximeren
op 7%. Zonder deze maximering zouden de kortingen bij deze fondsen kunnen oplopen
tot 15%.
Het eventuele restant van de korting moet aan het eind van de hersteltermijn – indien
op dat moment nog nodig – worden geëffectueerd. Hierdoor wordt voldaan aan de verplichting
dat de dekkingsgraad aan het eind van de herstelperiode ten minste 105% bedraagt.
Driemaandsmiddeling rente
De Pensioenwet schrijft voor dat pensioenfondsen hun verplichtingen (technische voorzieningen)
moeten waarderen op basis van het beginsel van marktwaardering. Op grond van het Besluit
financieel toetsingskader pensioenfondsen stelt DNB de RTS vast op basis waarvan de
pensioenfondsen hun verplichtingen moeten waarderen. De RTS die DNB publiceert, is
gebaseerd op de interbancaire swapmarkt. Als deze markt is verstoord kan DNB hierop
een correctie toepassen. De uitzonderlijke marktomstandigheden en de gebrekkige liquiditeit
van delen van de interbancaire swapmarkt vormden de aanleiding voor de correctie van
de RTS van eind december 2011.
De toegepaste middeling van de rente over drie maanden heeft de gevolgen van de dag-tot-dag
volatiliteit per eind december aanzienlijk beperkt, met behoud van de actualiteit
van de rente. De gemiddelde dekkingsgraad van de pensioenfondsen is door de middeling
met enkele procentpunten toegenomen. Hierdoor zijn bij minder pensioenfondsen aanvullende
maatregelen nodig en vallen mogelijke pensioenkortingen in 2013 lager uit.
De maatregelen van DNB passen binnen de bestaande regelgeving. Zij dempen de gevolgen
van de huidige crisis voor pensioengerechtigden en andere deelnemers, zonder afbreuk
te doen aan het beginsel dat de belangen van de verschillende groepen belanghebbenden
op evenwichtige wijze worden behartigd.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. G. J. Kamp