32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 86 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 december 2011

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft verzocht om een overzicht van het aantal pensioenfondsen dat in de periode 1985 tot 2005 middelen heeft teruggestort aan hun sponsor. Naar aanleiding van dit verzoek heb ik De Nederlandsche Bank (DNB) verzocht aan te geven welke gegevens in de bedoelde periode door de toezichthouder werden geregistreerd en of op basis van die gegevens een betrouwbaar overzicht van terugstortingen kan worden opgesteld.

In zijn reactie heeft DNB aangegeven dat pensioenfondsen destijds niet verplicht waren om terugstortingen (of bijstortingen) apart in de jaarstaten te vermelden. Op basis van de jaarstaten kan niet altijd onderscheid worden gemaakt tussen premiekortingen, premieverrekeningen, terug- en bijstortingen. Het zicht op terugstortingen aan en bijstortingen door de sponsors wordt verder beperkt door de premiesystematiek die sommige fondsen hanteerden. Ook zijn destijds middelen van pensioenfondsen aangewend voor de financiering van andere arbeidsvoorwaardelijke regelingen, bijvoorbeeld voor vervroegde uittreding. Waar dit is gebeurd, is dat niet als terugstorting geregistreerd.

In feite beperkte het toezicht op pensioenfondsen zich vóór 2002 tot de vraag of het fonds over een toereikend vermogen beschikte. Pas met de Pensioenwet van 2007 zijn voorwaarden gesteld aan het terugstorten van middelen. De Pensioen- en Verzekeringskamer heeft in 2002 voor het eerst richtlijnen gegeven voor een adequate vaststelling van de premie1.

DNB is nagegaan of langs een andere weg kan worden achterhaald of pensioenfondsen gelden aan hun sponsor hebben teruggestort. DNB concludeert dat dit alleen mogelijk is door middel van een handmatige analyse van diverse posten van de jaarstaten. Waar een adequate toelichting op die jaarstaten ontbreekt, zou bovendien bestudering van het jaarverslag nodig zijn. Destijds waren pensioenfondsen echter niet verplicht om jaarverslagen bij de toezichthouder in te dienen, waardoor deze in voorkomende gevallen zullen ontbreken.

Op grond van de beperkte beschikbaarheid van gegevens en de problematische interpretatie van wel beschikbare gegevens concludeert DNB dat in veel gevallen twijfelachtig is of over terugstortingen een zinnige uitspraak kan worden gedaan.

Uit de reactie van DNB trek ik de conclusie dat het niet mogelijk is een voldoende betrouwbaar overzicht op te stellen van het aantal pensioenfondsen dat in de periode 1985 tot 2005 middelen aan hun sponsor heeft teruggestort. Ik ben daarom niet in staat aan uw verzoek te voldoen.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp


X Noot
1

Uitgangspunten voor de financiële opzet en positie voor pensioenfondsen, brief Pensioen- en Verzekeringskamer, september 2002

Naar boven