Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 maart 2019
Hierbij informeer ik u over het verzoek van het lid Slootweg, zoals gedaan in het
debat in uw Kamer op 12 maart jl., om van mij te horen hoe ik de aangenomen motie
met Kamerstuk 32 043, nr. 450 van het lid Omtzigt zal uitvoeren.
Deze motie houdt verband met de motie van 11 oktober 2018 van het lid Omtzigt inzake
de wens tot juridische afdwingbaarheid van het Uniform Pensioen Overzicht.2 Beide moties beogen de positie van deelnemers te verstevigen. Ik heb begrip voor
deze wens van uw Kamer. Geen pensioengerechtigde krijgt tenslotte graag te horen dat
zijn of haar uitkering niet klopt. En zeker ook niet dat de pensioenuitvoerder het
te veel uitbetaalde pensioen zal terugvorderen. Elke deelnemer heeft wat mij betreft
natuurlijk recht op duidelijkheid en zo veel mogelijk zekerheid over de hoogte van
de pensioenuitkering.3 De verkenning van deze motie betekent echter dat ik diverse (juridische) aspecten
moet onderzoeken. In deze brief zal ik kort stilstaan bij die te verkennen aspecten.
Er is om te beginnen één principe leidend op grond van bestaande jurisprudentie: het
pensioenreglement is bepalend voor het antwoord op de vraag welke rechten de deelnemer
op grond van een pensioenregeling heeft.4 Een deelnemer ontleent zijn aanspraak op pensioen of recht op een pensioenuitkering
niet aan informatie maar uitsluitend aan het pensioenreglement. Uit dat leidende principe
volgt dat de pensioenuitvoerder wettelijk gehouden is het pensioenreglement uit te
voeren, en niet meer aanspraken op pensioen kan toekennen dan bepaald in dat reglement.5 Wat een pensioenuitvoerder aan één deelnemer te veel uitkeert moet de pensioenuitvoerder
omwille van hetzelfde principe in beginsel terug mogen vorderen, ten gunste van de
andere deelnemers en pensioengerechtigden die de uitvoerder anders zou duperen.6
Op het pensioenreglement is Nederlands burgerlijk recht van toepassing. Dat recht
verschaft een pensioenuitvoerder een vordering uit onverschuldigde betaling indien
sprake is van uitbetaling van te veel pensioen. Ik zal ook dit aspect betrekken bij
de verkenning van deze motie.
Ook vind ik het van belang de samenhang te onderzoeken met de al bestaande wettelijke
verplichting dat informatie «correct» moet zijn.7 Deze norm verplicht pensioenuitvoerders erin te voorzien dat al hun informatie juist
is, in verhouding tot het pensioenreglement. Ik wil uitzoeken of deze norm de ontvanger
van informatie over zijn of haar pensioen afdoende beschermt en, zo niet, waarom niet.
Tevens zal ik onderzoeken welke gevolgen het voor de uitvoeringspraktijk heeft als
aanspraak- en pensioengerechtigden (absolute) rechtszekerheid kunnen ontlenen aan
informatie van hun pensioenuitvoerder. Daarvoor wil ik overleggen met pensioenuitvoerders
en beide toezichthouders.8
Tot slot, de Ombudsman Pensioenen constateert een toenemende verjuridisering bij de
beslechting van geschillen tussen pensioenuitvoerder en aanspraak- en pensioengerechtigden.9 Pensioenuitvoerders zijn gehouden het pensioenreglement uit te voeren. Dat zijn zij
ook bij een geschil. Dit leidt er kennelijk toe dat deelnemers zich soms gedwongen
zien om tot het uiterste te moeten gaan om hun rechten veilig te stellen. Ik wil hierover
overleggen met de Ombudsman Pensioenen om haar beeld te horen over deze trend en wat
welke betrokkene hieraan heeft gedaan en nog kan doen.
Kortom, de verkenning van de motie vergt naar mijn huidige inzichten een grondige
analyse van diverse juridische en uitvoeringstechnische aspecten en dat kost tijd.
Zodra ik mijn verkenning heb afgerond zal ik uw Kamer informeren. Ik zal tevens bij
de uitvoering van de motie de evaluatie van de Wet Pensioencommunicatie betrekken.
Die evaluatie loopt nu en zal volgens planning de tweede helft van dit jaar worden
afgerond.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees