32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 301 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 februari 2016

Op het pensioenterrein staat voor 2016 wederom een fors aantal onderwerpen op de agenda. Tijdens het Algemeen Overleg (AO) Pensioenen op 20 januari jl. heb ik in dit kader toegezegd uw Kamer een planningsbrief te sturen.

1. Reeds aanhangige wetsvoorstellen

Voor dit jaar heeft een aantal wetsvoorstellen hoge prioriteit. Dat is in de eerste plaats het reeds ingediende voorstel van wet variabele pensioenuitkering1. Zoals ik uw Kamer op 19 februari jl. heb bericht, zal dit wetsvoorstel worden samengevoegd met het initiatiefwetsvoorstel van het lid Lodders (VVD) (Kamerstuk 34 255/34 344, nr. 10). Dit vindt plaats via een nota van wijziging op het initiatiefvoorstel (Kamerstuk 34 255, nr. 12). Mevrouw Lodders en ik vinden het belangrijk dat het aldus gewijzigde initiatiefvoorstel spoedig kan worden behandeld, zodat dit op 1 juli a.s. kan worden ingevoerd.

Voor de wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en de Pensioenwet in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de arbeidsvoorwaarde pensioen2 is op 19 februari jl. verslag uitgebracht (Kamerstuk 34 378, nr. 5). Ik hoop dat de parlementaire behandeling voorspoedig zal verlopen en dat dit wetsvoorstel ook op 1 juli aanstaande in werking kan treden.

2. Positie pensioenfondsen en toekomst van het pensioenstelsel

Tijdens het AO heb ik toegezegd dat ik uw Kamer nader zal informeren op basis van informatie van de Nederlandsche Bank (DNB) met betrekking tot het financieel toetsingskader en de UFR, met hierbij een appreciatie van het kabinet. Dit zal, zoals aangeven tijdens het AO, in mei van dit jaar gebeuren. Het betreft een update van de nu reeds beschikbare cijfers.

Ik heb tijdens het AO tevens toegezegd in gesprek te gaan met het bedrijfstakpensioenfonds voor de Kappers. Ik kan u melden dat er inmiddels een ambtelijk gesprek heeft plaatsgevonden en informatie is uitgewisseld. Een vervolggesprek met het bedrijfstakpensioenfonds voor de Kappers staat gepland om meer inzicht te krijgen in de specifieke situatie.

Ten aanzien van de uitwerkingsbrief over de toekomst van het pensioenstelsel kan ik melden dat deze voor het zomerreces naar de Tweede Kamer wordt gestuurd.

3. Onderzoek Overbruggingsregeling AOW

Tijdens het AO hebben we met elkaar ook gesproken over de overbruggingsregeling AOW (OBR). Bij die gelegenheid zijn vragen gesteld over het gebruik van de OBR en met name het niet-gebruik van de OBR. Naar aanleiding daarvan heb ik u toegezegd een onderzoek te doen naar het (niet-)gebruik van de OBR inclusief het inzicht in de uitgekeerde bedragen. Over het moment waarop ik uw Kamer zal informeren over de uitkomsten van dat onderzoek, heb ik toegezegd u nog nader te informeren. Ik maak van de gelegenheid gebruik om u te berichten dat ik signalen heb ontvangen dat ook voor 2016 verwacht wordt dat het gebruik van de OBR lager ligt dan verwacht ten tijde van de begroting. Ik kan u meedelen dat ik naar verwachting vóór de zomer van dit jaar uw Kamer zal informeren over de uitkomsten van voornoemd onderzoek.

Het algemeen pensioenfonds

Met betrekking tot het algemeen pensioenfonds informeer ik uw Kamer conform de motie Lodders/Vermeij (Kamerstuk 34 320, nr. 7) via deze brief allereerst over de mogelijkheden voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen om samen te kunnen gaan. Vervolgens zal ik op verzoek van het lid Lodders (VVD) ingaan op een technische vraag die zij mij heeft voorgelegd over het overdragen van aanspraken van een premiepensioeninstelling (PPI) naar een algemeen pensioenfonds. Tot slot zal ik mijn toezegging om u te informeren over het aantal aanvragen voor een vergunning van een algemeen pensioenfonds gestand doen.

4.1 Mogelijkheden voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen om samen te kunnen gaan.

Ik schets hieronder eerst kort de context alvorens in te gaan op de verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen in relatie tot het algemeen pensioenfonds.

Context: consolidatie onder pensioenfondsen gaat door

Onder pensioenfondsen is een trend van consolidatie gaande. Volgens cijfers van De Nederlandsche Bank3 zijn er het afgelopen jaar 45 pensioenfondsen geliquideerd, waardoor er momenteel 320 pensioenfondsen zijn. Deze trend van consolidatie is ook zichtbaar bij de verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen. In 2006 waren er 78 verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen. Inmiddels zijn er 57 verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen. Eerder heb ik aangegeven dat verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen een aantal mogelijkheden hebben om tot schaalvergroting te komen4.

Schaalvergroting via fusie en een verschil in dekkingsgraden

Met betrekking tot de mogelijkheid van fusie merk ik het volgende op. In de praktijk kan een verschil in dekkingsgraden door sociale partners en pensioenfondsbesturen worden ervaren als een belemmering voor een fusie van twee verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen. Ik heb uw Kamer recentelijk gemeld5 dat indexatiedepots behulpzaam kunnen zijn bij het wegwerken van een verschil in dekkingsgraden.

Schaalvergroting en sectoralisatie via het algemeen pensioenfonds

Vanuit de hoek van de pensioenfondsen wordt met interesse gekeken naar de mogelijkheden die het algemeen pensioenfonds biedt om tot schaalvergroting te komen. Dit geldt ook voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen. Ik heb uw Kamer en de Eerste Kamer reeds bericht over mijn voornemen om een wetsvoorstel voor te bereiden dat een verplichtstelling aan een bedrijfstakpensioenregeling mogelijk maakt6. Hierdoor ontstaat vrije keuze voor een pensioenuitvoerder, waardoor ook toegang tot een algemeen pensioenfonds voor verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen mogelijk wordt.

Daardoor kan het algemeen pensioenfonds voor verschillende verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen ook interessant zijn vanwege de mogelijkheden tot «sectoralisatie». Doordat de collectiviteitkringen van het algemeen pensioenfonds financieel afgescheiden van elkaar zijn, bestaat de mogelijkheid om voor elke aparte groep een separate collectiviteitkring in te richten.

Vanuit de hoek van de verzamelde vakcentrales zijn echter bezwaren geuit tegen het creëren van de mogelijkheid van een verplichtstelling aan de regeling. Zo zijn de vakcentrales van mening dat een andere invulling van de verplichtstelling forse gevolgen zal (kunnen) hebben voor de uitvoeringsmarkt, voor de verhouding tussen sociale partners en het pensioenfonds en de bestaande governancestructuur7.

Ik zal de komende periode – samen met de pensioensector en sociale partners – onderzoeken op welke manier het mogelijk is het wetsvoorstel dusdanig vorm te geven dat enerzijds de benodigde waarborgen voldoende robuust zijn en dat het wetsvoorstel anderzijds op voldoende draagvlak kan rekenen. Ik zal uw Kamer hierover zo snel mogelijk berichten. Als er eenmaal draagvlak is voor een inhoudelijke verstandige oplossing, zal gestart worden met het wetgevingsproces.

4.2 Overdragen van aanspraken van een PPI naar een algemeen pensioenfonds

Het lid Lodders (VVD) heeft mij tijdens het AO verzocht uw Kamer te informeren over een technische vraag. Naar ik begrijp is er in de aan mij voorgelegde casus sprake van een situatie waarin er een verschil is tussen de huidige werknemers van de onderneming en toekomstige werknemers van de onderneming. Voor de huidige werknemers geldt dat hun oude aanspraken worden ondergebracht in een collectiviteitkring van het algemeen pensioenfonds en de nieuwe opbouw plaatsvindt in een beschikbare premieregeling bij een PPI. Op pensioendatum of tussentijds zouden deze werknemers hun aanspraken bij de PPI kunnen overdragen aan het algemeen pensioenfonds. De nieuwe werknemers hebben geen oude aanspraken bij het algemeen pensioenfonds en kunnen daarom op pensioendatum of tussentijds hun aanspraken niet overdragen aan het algemeen pensioenfonds.

Het overdragen van aanspraken van een PPI naar een pensioenfonds (zoals een algemeen pensioenfonds) is alleen mogelijk indien de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde reeds pensioenaanspraken heeft jegens dat pensioenfonds. Dit is een gevolg van de taakafbakening, op grond waarvan pensioenfondsen zowel wat betreft hun domein (welke werkgevers mogen zich bij een fonds aansluiten; de zogeheten domeinafbakening) als wat betreft de «producten» die zij mogen voeren (de zogeheten productafbakening) beperkt worden. Zonder deze beperkingen zou de bijzondere positie van pensioenfondsen gevaar kunnen lopen.

Vanuit deze basisgedachte van voorkomen dat pensioenfondsen zich op de vrije markt begeven, kunnen aanspraken alleen aan een algemeen pensioenfonds worden overgedragen indien de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde reeds pensioenaanspraken heeft jegens dat algemeen pensioenfonds.

4.3 Aantal aanvragen voor een vergunning voor een algemeen pensioenfonds

Ik heb tijdens het AO toegezegd uw Kamer nader te informeren over het aantal aangevraagde vergunningen voor een algemeen pensioenfonds. Tot nu toe heeft DNB vijf aanvragen voor een vergunning in behandeling genomen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Kamerstuk 34 344

X Noot
2

Kamerstuk 34 378

X Noot
4

Kamerstuk 34 320, nr. 5 herdruk.

X Noot
5

Kamerstuk 32 043, nr. 289.

X Noot
6

Kamerstuk 34 117, D en Kamerstuk 32 043, nr. 291

X Noot
7

Brief van 18 januari 2016 van de FNV, CNV en VCP aan de voorzitter en de leden van Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. https://www.fnv.nl/site/nieuws/nieuwsberichten/1155265/1156210/brief-fnv-cnv-vcp-pensioenregelingen.

Naar boven