32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 253 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 februari 2015

In het Algemeen Overleg Pensioenen van 28 januari jl. heb ik, in reactie op vragen van het lid Vermeij (PvdA), toegezegd naar aanleiding van een (tussen)uitspraak van de Centrale Raad van Beroep1 (CRvB) te onderzoeken of en op welke wijze de afkoopsom van een klein pensioen moet worden verrekend met de partnertoeslag op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en Algemene nabestaandenwet (Anw). Naar aanleiding hiervan ben ik voornemens het Inkomensbesluit sociale zekerheidswetten (Inkomensbesluit) te wijzigen en te regelen dat de afkoopsom klein pensioen volledig wordt vrijgelaten zodat daarmee elke onduidelijkheid wordt weggenomen. Belanghebbenden met een AOW-partnertoeslag en een Anw-uitkering zullen niet langer financiële nadelen ondervinden als zij een dergelijke afkoopsom ontvangen.

Afkoop van een klein pensioen

De Pensioenwet (PW) regelt in artikel 66, eerste lid, dat een pensioenuitvoerder het recht heeft om een klein ouderdomspensioen van een gewezen deelnemer op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelneming af te kopen, indien de uitkering op jaarbasis minder bedraagt dan € 462,88 (in 2015). Het afkoopgrensbedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Er is sprake van een eenzijdig recht op afkoop. De pensioenuitvoerder heeft in dit geval geen instemming van de gewezen deelnemer nodig. De achtergrond van het artikel is dat de pensioenuitvoerder in staat wordt gesteld om de relatief hoge administratiekosten ten aanzien van kleine pensioenaanspraken te beperken. Indien een (gewezen) deelnemer binnen de bovengenoemde termijn van twee jaar de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen bereikt, heeft de pensioenuitvoerder het recht om bij de ingang van het ouderdomspensioen een klein pensioen af te kopen (artikel 66, tweede lid, PW).

De ingangsdatum voor ouderdomspensioen voor deelnemers en vooral voor gewezen deelnemers staat in veel pensioenreglementen nog in de maand waarin de betrokkene 65 jaar wordt. In veel pensioenreglementen is geregeld dat de afkoop van een klein ouderdomspensioen plaatsvindt in de maand waarin de rechthebbende 65 jaar wordt.

Met ingang van 1 januari 2013 is de AOW-leeftijd verhoogd en deze bedraagt in 2015 65 jaar en drie maanden. Op het moment dat een klein pensioen wordt afgekocht, vaak dus in de maand waarin de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt, is de AOW-leeftijd nog niet ingetreden. Als er dan ook een partnertoeslag of een Anw-uitkering wordt ontvangen, brengt de SVB de afkoopsom in mindering op de partnertoeslag en op de Anw-uitkering in de maand waarin de afkoopsom wordt uitbetaald. Het betreft een eenmalige korting over één maand. Maximaal wordt dus € 741 bruto (50%) aan partnertoeslag en € 1.138 bruto (70%) aan Anw gekort. Daarnaast is het mogelijk dat er AOW-premie verschuldigd is over het afkoopbedrag.

Het amendement Vermeij c.s. bij de Verzamelwet SZW 20152 regelt dat een klein pensioen, dat de pensioenuitvoerder wil afkopen tussen de reguliere pensioenleeftijd (vaak 65 jaar) en de AOW-leeftijd, kan worden uitgesteld tot de maand volgend op de datum waarop een gewezen deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt en dat het pensioen ook meteen in die maand wordt afgekocht. Het gaat om een keuzerecht, er is geen sprake van een verplichting.

Door de ingangsdatum en afkoop op dit moment te stellen, wordt samenloop van het afkoopbedrag met de AOW-partnertoeslag en Anw-uitkering (en overige inkomensafhankelijk regelingen zoals de Inkomensvoorziening oudere werkelozen en de Toeslagenwet) voorkomen. De afkoopsom klein pensioen kan daardoor niet meer in mindering worden gebracht op die uitkeringen. Hierdoor worden financiële nadelen voor (gewezen) deelnemers voorkomen. Ook is er dan geen AOW-premie over het afkoopbedrag verschuldigd.

(Tussen)uitspraak Centrale Raad van Beroep

Op 19 december 2014 heeft de CRvB negen (tussen)uitspraken gedaan over de wijze waarop de SVB de afkoop van klein pensioen met de partnertoeslag verrekent. In één van deze zaken was de casus aldus dat de belanghebbende sinds februari 2009 een AOW-uitkering ontving, aangevuld met partnertoeslag voor zijn jongere partner. De jongere partner ontving van het pensioenfonds een afkoopsom van € 917,50, die in de maand van uitbetaling door de SVB in mindering werd gebracht op de AOW-partnertoeslag.

De CRvB heeft geoordeeld dat de SVB op zich correct heeft gehandeld door een afkoopsom klein pensioen te korten op de AOW-partnertoeslag en de Anw-uitkering, omdat het Inkomensbesluit pensioen aanmerkt als in aanmerking te nemen inkomen. De CRvB heeft vervolgens geoordeeld dat de manier waarop de SVB de afkoopsom klein pensioen heeft gekort in dit geval tot een onredelijk resultaat heeft geleid. In aansluiting op eerdere jurisprudentie in het kader van de WWB oordeelt de CRvB dat een afkoopsom van een klein pensioen bestemd is voor de periode ná het bereiken van de pensioenleeftijd. Het volledig toerekenen van een afkoopsom aan een maand gelegen voor het bereiken van de pensioenleeftijd, leidt volgens de CRvB daarom tot een onredelijk resultaat. De CRvB stelt vast dat het behoort tot de bevoegdheid van de SVB om te besluiten op welke andere wijze het inkomen kan worden bepaald. De CRvB draagt de SVB daarom op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de overwegingen van de CRvB.

Bezien vanuit het Inkomensbesluit, waarin een uitkering op grond van een pensioenregeling als inkomen wordt aangemerkt, ligt korting van de afkoopsom, geheel of gedeeltelijk, nog steeds in de rede.

Beoogde wijziging van het Inkomensbesluit

Gehele of gedeeltelijk korting van de afkoopsom klein pensioen is echter niet in lijn met de bedoeling van het amendement Vermeij c.s. Belanghebbenden mogen geen financiële nadelen ondervinden als zij een afkoopsom van een klein pensioen ontvangen. Indien belanghebbenden geen gebruik (kunnen) maken van het door dit amendement geregelde keuzerecht, zou in dat geval de afkoopsom alsnog geheel of gedeeltelijk in mindering worden gebracht op de AOW-partnertoeslag. Ik ben daarom bereid het Inkomensbesluit aan te passen en te regelen dat een afkoopsom van een klein pensioen volledig wordt vrijgelaten bij de AOW-partnertoeslag en Anw-uitkering.

Omdat het Inkomensbesluit ook voor de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Inkomensvoorziening oudere werkelozen (IOW), de Toeslagenwet (TW) en de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW (OBR) een afkoopsom klein pensioen als inkomen aanmerkt, zal ook voor deze regelingen worden geregeld dat een dergelijke afkoopsom volledig wordt vrijgelaten.

Budgettaire gevolgen

Het geheel vrijlaten van de afkoopsom klein pensioen leidt tot extra uitkeringslasten van cumulatief € 0,3 mln. (tot en met 2020) bij de AOW. De financiële gevolgen voor de IOAW, IOAZ, TW, Anw en IOW zijn verwaarloosbaar.

De uitvoeringskosten zullen naar verwachting beperkt toenemen. Er wordt een uitvoeringstoets bij de SVB aangevraagd. De budgettaire gevolgen lopen mee in het totale budgettaire beeld bij de voorjaarsbesluitvorming.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

CRvB 19 december 2014 ECLI:NL:CRvB:2014:4147

X Noot
2

Kamerstuk 33 988, nr. 29

Naar boven