32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 232 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 december 2014

Inleiding

Door het lid Omtzigt (CDA) zijn in het kader van het schriftelijk verslag van 24 maart jl. (Kamerstuk 32 043, nr. 206) vragen gesteld over het conflict bij het Pensioenfonds Alcatel-Lucent. In mijn beantwoording van deze vragen heb ik aangegeven bereid te zijn om mij te oriënteren op deze casus, met als doel om de aspecten die een rol van betekenis kunnen spelen helder te krijgen en te bezien of er repercussies zijn voor de regelgeving, en u daarover nader te informeren. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.

Het is niet aan mij om een oordeel te vellen over individuele casussen. Dat is aan de toezichthouder en in voorkomende gevallen aan de rechter. Wel kan een individuele casus aanleiding zijn om kritisch naar de bestaande regels te kijken. Ik ben evenwel van mening dat, mede gelet op de specifieke situatie waarin het pensioenfonds Alcatel-Lucent zich bevindt, er geen aanleiding is om de bestaande regels aan te passen.

Feitenrelaas

De relevante feiten op een rij:

Stichting Alcatel-Lucent pensioenfonds

  • De Stichting Alcatel-Lucent Pensioenfonds, voorheen Stichting Lucent Technologies Pensioenfonds, opgericht in 1993, is statutair gevestigd in Rijswijk. Het pensioenfonds is een ondernemingspensioenfonds en voerde tot 1 januari 2012 in die hoedanigheid de pensioenregeling uit voor Alcatel-Lucent Nederland B.v. en de aan Alcatel-Lucent verbonden ondernemingen. Ter uitvoering van de pensioenregeling is op 25 september 2008 tussen partijen een uitvoeringsovereenkomst gesloten.

  • Alcatel-Lucent heeft per brief van 29 september 2010 de uitvoeringsovereenkomst met het pensioenfonds Alcatel-Lucent per 31 december 2011 opgezegd. Volgens artikel 5, lid 3, van de uitvoeringsovereenkomst kan de uitvoeringsovereenkomst door elk van de partijen worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van minstens zes maanden, met dien verstande dat de overeenkomst niet eerder zal eindigen dan op 31 december (…) van het jaar volgend op de dat waarin de opzegging heeft plaatsgevonden.

  • De onderneming heeft de uitvoeringsovereenkomst opgezegd vanwege de financiële risico’s. Zo fluctueerden de premies sterk van jaar tot jaar en was de verhouding tussen actieve en inactieve deelnemers (slapers en gepensioneerden) scheef.

  • De opzegging van de uitvoeringsovereenkomst betekent dat er geen pensioenopbouw meer plaatsvindt in de pensioenregeling, zoals uitgevoerd door het pensioenfonds. Er is sprake van een zogenaamd «slapend pensioenfonds».

  • Aangezien op 31 december 2011 het pensioenfonds in onderdekking was, waarbij een kortetermijnherstelplan van kracht was, leidde het opzeggen van de uitvoeringsovereenkomst door de onderneming ertoe dat vanaf 1 januari 2012 artikel 150 van de Pensioenwet van toepassing is op het pensioenfonds.

  • Op grond van artikel 150 Pensioenwet heeft De Nederlandsche Bank (DNB) het pensioenfonds verzocht om een plan van aanpak voor het overdragen van de pensioenverplichtingen naar een andere pensioenuitvoerder.

Stichting Pensioenbelang Pensioengerechtigden Nederlandse Telecommunicatie Industrie (PPNTI)

  • De PPNTI is op 14 november 2013 opgericht vanwege de toenemende onvrede van een aantal betrokkenen over de gang van zaken rond de pensioenuitkeringen bij Alcatel-Lucent.

  • De stichting heeft kort gezegd tot doel: het behartigen van de pensioenbelangen van iedereen die betrokken is geweest bij de collectieve waardeoverdracht in 1993 tussen het Philips Pensioenfonds en het AT&T Pensioenfonds en het behartigen van de pensioenbelangen van deelnemers van het Alcatel-Lucent Pensioenfonds.

Juridische procedures

  • Het opzeggen van de uitvoeringsovereenkomst heeft geleid tot een juridische procedure van het pensioenfonds tegen de onderneming in verband met vermeende schade die werd veroorzaakt door de opzegging.

  • De gerechtelijke procedure heeft in de loop van 2012 geleid tot een gerechtelijke uitspraak. In eerste instantie is deze zaak verloren.

  • Het bestuur van het pensioenfonds is tegen de gerechtelijke uitspraak in hoger beroep gegaan.

  • In 2013 en 2014 is geprobeerd om alsnog tot een schikking te komen met de onderneming.

  • Op 7 maart jl. is voor het Gerechtshof de rechtszaak in hoger beroep geweest tussen het pensioenfonds en Alcatel-Lucent Nederland B.V. Partijen hebben van de rechter twee maanden gekregen om alsnog tot een schikking te komen. Dat is niet gelukt. Beide partijen hebben het Hof daarom verzocht een uitspraak te doen.

  • Op 9 september jl. heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan. Het hof heeft bepaald dat het pensioenfonds van Alcatel-Lucent genoegen moet nemen met de bijdrage aan het langetermijnherstelplan die de werkgever heeft toegezegd. De overige vordering zijn niet toegekend. Tevens heeft het hof zich uitgesproken dat beide partijen zich constructief moeten opstellen voor het vinden van een finale oplossing. Omdat naar het oordeel van het bestuur van pensioenfonds de uitspraak nog onduidelijkheden bevat omtrent de toekenning van de vorderingen gaat het bestuur in cassatie tegen de uitspraak.

De Nederlandsche Bank (DNB)

  • Het pensioenfonds heeft aan zijn belanghebbenden laten weten dat het van DNB binnen maximaal 6 maanden na de schikking met de onderneming dan wel 6 maanden na de uitspraak van de rechter de pensioenverplichtingen moet hebben overgedragen of herverzekerd. Nu het Hof uitspraak heeft gedaan, moet het pensioenfonds binnen zes maanden besluiten waar het zijn verplichtingen onderbrengt. Met het oog hierop moet het pensioenfonds maandelijks aan DNB de stand van zaken melden. Het pensioenfonds mag niet op eigen kracht verdergaan, omdat de overeenkomst met de werkgever eindigde toen een kortetermijnherstelplan van kracht was. Dat betekent dat het pensioenfonds op termijn wordt opgeheven. De website van het pensioenfonds bevat de stand van het plan van aanpak1.

Beoordeling van vragen van PPNTI

De PPNTI vreest dat de aanspraken van tegen ongunstige voorwaarden overgaan naar een verzekeringsmaatschappij. De PPNTI heeft op 17 maart jl. een brief gestuurd naar uw Kamer, waarvan ik een afschrift heb ontvangen. Ik zal de verschillende vragen die PPNTI hierin aan de orde stelt de revue laten passeren.

1. Nieuwe bestuurssamenstelling

Het pensioenfonds Alcatel-Lucent heeft, gegeven de Wet versterking bestuur pensioenfondsen, gekozen voor handhaving van de paritaire bestuursvorm. PPNTI is van mening dat de bestuurssamenstelling niet langer een evenwichtige afspiegeling is van de belangen van alle belanghebbenden, aangezien naar de mening van PPNTI door het opzeggen van de uitvoeringsovereenkomst de werkgever geen premies meer afdraagt en geen financieel risico meer loopt. Er zou in dat geval sprake zijn van een «verweesd» pensioenfonds, waarbij de risico’s van de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers groot zijn. Daarom zou het bestuur voor 50% uit vertegenwoordigers van pensioengerechtigden en gewezen deelnemers moeten bestaan. PPNTI vraagt zich daarbij af of door het opzeggen van de uitvoeringsovereenkomst werknemers gewezen deelnemer zijn geworden.

Reactie

  • Op de bestuurssamenstelling van een ondernemingspensioenfonds is artikel 100 van de Pensioenwet van toepassing. Op grond van artikel 100, tweede lid, van de Pensioenwet is bepaald dat pensioengerechtigden maximaal 25% van het aantal bestuurszetels kunnen bezetten. Het aantal deelnemers is immers groter dan 10% van het aantal deelnemers en pensioengerechtigden samen. De wetgeving laat niet toe om van deze regels af te wijken.

  • De opzegging van een uitvoeringsovereenkomst door een werkgever betekent niet dat een werknemer op dat moment een gewezen deelnemer is geworden. Degenen die werken bij de onderneming Alctatel-Lucent, maar geen pensioen meer opbouwen bij het pensioenfonds omdat zij door de opzegging van de uitvoeringsovereenkomst geen pensioen meer opbouwen in de pensioenregeling van het pensioenfonds, worden volgens de Pensioenwet aangemerkt als actieve deelnemer. Dit blijft zolang de pensioenovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer in stand blijft.

2. Besluitvorming inzake liquidatie van het pensioenfonds

PPNTI vraagt zich af of de doorgevoerde statutenwijziging, waardoor voor liquidatie van het pensioenfonds geen unanimiteit meer is vereist, maar een gekwalificeerde meerderheid, toelaatbaar is. Tevens is de deelnemersraad vervangen door een verantwoordingsorgaan, waarbij pensioengerechtigden slechts de helft van het aantal zetels bezetten.

Reactie

  • Ik volg in mijn reactie de Wet versterking bestuur pensioenfondsen die vanaf 1 juli jl. in volle omvang geldt.

  • Op grond van artikel 293 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen statuten van een stichting door het bestuur worden gewijzigd als de statuten daarvoor de mogelijkheid geven. Artikel 111 van de Pensioenwet regelt dat de statuten van een pensioenfonds bepalingen omtrent statutenwijziging moeten bevatten. Een statutenwijziging moet op grond van de Pensioenwet aan de toezichthouder worden gezonden.

  • Boek 2 BW of de Pensioenwet regelen verder niets ten aanzien van de inhoud van een statutenwijziging. Dat betekent dat er geen directe wettelijke bepalingen zijn die aan een dergelijke statutenwijziging in de weg staan. Het kan natuurlijk wel zo zijn dat de statuten daar zelf iets over regelen, maar dat is mij niet bekend. Het bestuur is uiteraard gehouden aan de statuten en dient op grond van artikel 105 van de Pensioenwet ook bij een statutenwijziging een evenwichtige belangenafweging te maken.

  • Verder is het verantwoordingsorgaan bij een pensioenfonds met een paritair bestuur sinds 1 juli jl. op basis van artikel 115 van de Pensioenwet zodanig samengesteld dat deelnemers en pensioengerechtigden evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen zijn vertegenwoordigd. Verder kan de werkgever vertegenwoordigd zijn in het verantwoordingsorgaan, indien de werkgever of de deelnemers en pensioengerechtigden dit wensen. Ook kan het bestuur besluiten één of twee vertegenwoordigers van gewezen deelnemers toe te voegen.

3. Overdracht van pensioenvermogen

PPNTI is van mening dat er voldoende redelijke alternatieven voor het onderbrengen van het Alctatel-Lucent pensioenfonds beschikbaar zijn en wil daarom een ruimere termijn voor liquidatie van het pensioenfonds ingevolge artikel 150 van de Pensioenwet. PPNTI is van mening dat het bedrag dat door de werkgever beschikbaar word gesteld om het vermogen onder te brengen bij de verzekeraar, waarmee de onderneming is gesprek is, te laag is.

Reactie

  • Op grond van artikel 150 van de Pensioenwet gaat het pensioenfonds binnen een door de toezichthouder te stellen termijn over tot het verzekeren bij een verzekeraar, overdragen aan een verzekeraar of onderbrengen bij een pensioenfonds van de pensioenverplichtingen op basis van een procedure welke ter kennis en instemming van de toezichthouder wordt gebracht. Het is dus aan het bestuur van het pensioenfonds om bepaalde alternatieven te wegen.

Resumerend

Ik heb begrip voor de lastige situatie, waarin de gepensioneerden verkeren. Tegelijkertijd stel ik vast dat het bestuur van het pensioenfonds Alctal-Lucent:

  • enkele wijzigingen heeft doorgevoerd in de governance van het pensioenfonds die voortvloeien uit de pensioenwetgeving;

  • verantwoordelijk is voor een goede afwikkeling van het pensioenfonds. Het fonds verkeert in een situatie, waarin het is gedwongen zijn verplichtingen over te dragen en dit binnen een bepaalde termijn te doen, mede gezien de financiële situatie van het pensioenfonds. De termijn, waarbinnen de overdracht van het vermogen van het pensioenfonds moet plaatsvinden is aan DNB;

  • de afwikkeling van het pensioenfonds is gebonden aan de eisen van de Pensioenwet, waaronder een evenwichtige afweging van alle belangen en DNB ziet erop toe dat het pensioenfonds zich houdt aan de eisen van de pensioenwetgeving.

Verder ben ik van mening dat deze casus geen repercussies heeft voor de wetgeving.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Naar boven