32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 18 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2010

Op 9 november jl. heeft uw Kamer twee moties aanvaard over de rekenrente die pensioenfondsen moeten hanteren. De motie Ulenbelt vraagt de regering om nu de rekenrente te herzien, ten einde het verlagen van pensioenen enkel en alleen door toepassing van de actuele lage rente te voorkomen (Kamerstukken II 2010/11, 32 043, nr. 12). De, gewijzigde, motie Van Dijck c.s. vraagt de regering mogelijke alternatieve risicovrije rentes en de effecten daarvan op de dekkingsgraden van pensioenfondsen te onderzoeken, en de Kamer hierover voor 16 december a.s. te rapporteren (Kamerstukken II 2010/11, 32 043, nr. 15).

De motie Ulenbelt wil de korte termijnproblemen van fondsen oplossen. De heer Van Dijck gaf tijdens het spoeddebat pensioenen van 4 november jl. aan dat zijn motie ook gaat over de korte termijn. Anders dan de motie Ulenbelt c.s. spreekt de motie Van Dijck c.s. alleen over alternatieve risicovrije rentes.

Onderzoek naar alternatieve risicovrije rentes

De moties spelen tegen de achtergrond van de toenemende kwetsbaarheid van ons stelsel van aanvullende pensioenen. Deelnemers hebben voor het eerst te maken met de mogelijkheid dat indexatie lange tijd achterwege blijft en eventueel zelfs met de mogelijkheid dat pensioenrechten verlaagd worden (korten).

De kwetsbaarheid van het stelsel heeft een aantal oorzaken. De structurele daling van de rente is er daar één van. Pensioenfondsen zijn bovendien afhankelijker geworden van de rendementen op hun beleggingen in de financiële markten, die steeds grotere schommelingen laten zien. Daarnaast ondervindt het pensioenstelsel de gevolgen van de vergrijzing en het feit dat mensen steeds ouder worden, de stijgende levensverwachting. De kosten zullen hierdoor verder oplopen. De houdbaarheid en toekomstbestendigheid van het aanvullend pensioenstelsel is door deze ontwikkelingen ter discussie komen te staan. De rapporten van de commissies Frijns en Goudswaard laten overduidelijk zien dat er in de pensioensector meer aan de hand is dan uitsluitend de lage stand van de actuele rekenrente. De keuze voor een andere rekenrente betekent dan ook niet dat de problemen zijn opgelost.

Niettemin ben ik bereid in te gaan op het verzoek van uw Kamer om een onderzoek te doen naar alternatieve risicovrije rentes. In dat onderzoek zal ik de verschillende rekenrentes die als risicovrij gezien kunnen worden afzetten tegen de nu wettelijk voorgeschreven actuele rekenrente (swapcurve) waarmee pensioenfondsen nu hun verplichtingen moeten waarderen. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en De Nederlandsche Bank (DNB) zullen dit onderzoek uitvoeren. De uitkomsten van het onderzoek naar de meest wenselijke risicovrije rente worden meegenomen in het totaalpakket van oplossingen voor de structurele problemen van de pensioensector.

Rekenrente nu aanpassen niet verstandig

Het kabinet acht het, in afwachting van de uitkomsten van dit onderzoek, niet verstandig de rekenrente nu al aan te passen. Daarvoor heb ik een aantal argumenten:

Ten eerste speelt op dit moment slechts bij een beperkt deel van de fondsen het op korte termijn verlagen van pensioenrechten. Het gaat om een deel van veertien pensioenfondsen bij wie de dekkingsgraad zover is weggezakt, dat ook met een andere risicovrije rekenrente verlagen van de pensioenrechten noodzakelijk is. Deze fondsen hebben in hun herstelplan al een kortingsmaatregel opgenomen; zij zijn niet in staat om – met de reguliere instrumenten – binnen de verlengde hersteltermijn van vijf jaar weer tot voldoende dekking te komen.

Ten tweede is verlagen van de pensioenuitkering bij andere fondsen met een herstelplan voorlopig niet aan de orde. DNB bekijkt namelijk eind dit jaar of bij deze pensioenfondsen het beoogde herstel optreedt en zo niet, welke consequenties dat heeft. De korting die daar onverhoopt uit volgt, hoeft niet direct uitgevoerd te worden, maar uiterlijk 1 april 2012. Dergelijke fondsen hebben dus nog vijftien maanden om deze ingrijpende maatregel te voorkomen, mede afhankelijk van het meetmoment op 31 december 2011.

Ten derde staat het hanteren van een hogere rekenrente dan de risicovrije rente op gespannen voet met de zekerheid die juist ten grondslag ligt aan de huidige pensioencontracten. Die beloven deelnemers immers een zeker pensioen. Daarom moeten de toekomstige pensioenverplichtingen worden berekend op basis van een rendement dat met zekerheid te halen is. Daarvoor is nog maar een paar jaar geleden in overleg met de pensioensector zelf de huidige risicovrije rente als maatstaf ingevoerd. Zouden we nu weer ineens naar een ander systeem gaan en een hogere rekenrente hanteren, dan leidt dit op korte termijn inderdaad tot lagere premies of minder noodzaak tot korting van pensioenen. Op de lange termijn echter ontstaat het risico dat pensioenfondsen in nog grotere problemen komen met hun verplichtingen en dat op nog grotere schaal ingrijpender maatregelen nodig zijn.

De motie-Van Dijck geeft aan dat er ook andere rekenrentes zijn die min of meer als risicovrij kunnen worden aangemerkt. Dat is waar. Probleem is echter dat de pensioenkoepels zelf daar de nodige problemen in zien. Zij geven aan dat het op korte termijn overstappen naar een andere risicovrije rente voor pensioenfondsen die het renterisico hebben afgedekt kostbaar kan zijn. Het afdekken van renterisico’s is immers gebaseerd op de huidige lage swapcurve; een onmiddellijke overstap naar een andere rente betekent dat pensioenfondsen andere risico’s gaan lopen dan zij afdekken en dat kan veel extra geld kosten als de ontwikkeling van beide rentes uiteen gaat lopen. Het kan dan al snel gaan om honderden miljoenen euro’s. De dekkingsgraad kan daardoor per saldo zelfs verslechteren.

Ik ben het met de Kamer en de sector eens dat we met elkaar onnodig verlagen van pensioenrechten moeten voorkomen. Anderzijds betekent het voortdurend uitstellen van korten in de huidige situatie dat we een steeds grotere rekening naar de toekomst doorschuiven. Dit brengt de structurele houdbaarheid van een collectief en solidair aanvullend pensioenstelsel steeds meer in gevaar. De structurele oplossing daarvoor zit in nieuweafspraken over het stelsel van aanvullende pensioenen.

Mogelijk andere rente onderdeel van overleg met sociale partners

Het kabinet overlegt momenteel met sociale partners in de Stichting van de Arbeid over afspraken voor een toekomstbestendig pensioenstelsel. Ook dat is een reden waarom het nu niet het goede moment is om op een andere rekenrente over te stappen. Het gaat immers om heel fundamentele kwesties waarbij de aard van de toezegging – hard of zacht, of een combinatie daarvan – bepalend is voor de keuze van een eventuele andere rekenrente. Er is dus een relatie tussen het type pensioencontract en de bijbehorende rekenrente.

De nieuwe pensioencontracten zullen, naar verwachting, meeademen met de ontwikkelingen in de levensverwachting van mensen en de financiële situatie van het pensioenfonds. Daarbij speelt de vraag of in de nieuwe pensioencontracten reeds opgebouwde pensioenrechten meegenomen kunnen worden. Dit wordt de komende maanden onderzocht en intensief besproken met de sociale partners. De keuze van een eventuele andere rekenrente voor de tot nu toe opgebouwde rekenrente hangt nauw samen met het antwoord op deze vraag.

Het is verstandig de uitkomsten van dit overleg eerst af te wachten en niet op één punt (de rekenrente) tussentijds besluiten te nemen. Een andere rekenrente is te zijner tijd denkbaar als het lukt om bestaande rechten onder te brengen in het nieuwe pensioencontract. Lukt dat echter niet en wijzigt de aard van de huidige toezegging niet, dan acht ik het onverstandig voor een andere dan de risicovrije rekenrente te kiezen. Dit zou immers ten koste kunnen gaan van het pensioen van toekomstige deelnemers en ook met hun positie dient het kabinet rekening te houden.

Ik ben van het plan het onderzoek naar de alternatieve risicovrije rekenrentes, zoals de motie Van Dijck c.s vraagt, zo spoedig mogelijk af te ronden. De uitkomst ervan zal ik inbrengen in het overleg de komende maanden met de sociale partners over de houdbaarheid van het pensioenstelsel. Ik ga ervan uit dat de uitkomst ook meeweegt in het breed gedragen pakket van maatregelen, gericht op het behoud van een collectief en solidair toekomstbestendig pensioenstelsel. Uiteraard ben ik bereid uw Kamer het onderzoek naar een alternatieve rente, hangende het overleg met de sociale partners, te doen toekomen zodra het onderzoek gereed is.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp

Naar boven