32 036 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2010)

J BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 september 2012

Hierbij bericht ik u over de voortgang bij de instelling van de commissie die onderzoek zal doen naar en aanbevelingen zal formuleren voor de toekomstige structuur van de Nederlandse banken.

Tijdens het Algemeen Overleg van de vaste commissie voor Financiën over de «Nota nuts- en zakenbankactiviteiten» van 28 maart 2012 hebben verschillende leden van de Tweede Kamer verzocht om instelling van een commissie die zich zal buigen over de toekomstige structuur van de Nederlandse bancaire sector. Ik heb mij bereid verklaard tot de instelling van een dergelijke commissie. Voornoemd verzoek is vervolgens bekrachtigd in een motie van de leden Blanksma-van den Heuvel en Plasterk. Deze motie is aangenomen door de Tweede Kamer op 26 april 2012.1

Het onderzoek zal zo snel mogelijk na het einde van deze zomer aanvangen. Daarop vooruitlopend ben ik reeds begonnen met de voorbereidende werkzaamheden. Deze worden hierna nader beschreven.

Samenstelling

Aangaande de samenstelling van de commissie kan ik u berichten dat deze zal worden voorgezeten door prof. H.H.F. (Herman) Wijffels. De heer Wijffels is hoogleraar Duurzaamheid en maatschappelijke verandering in Utrecht en voorzitter van het Sustainable Finance Lab. Hij is voormalig voorzitter van de SER, voormalig bestuursvoorzitter van de Rabobank, en voormalig bewindvoerder bij de Wereldbank. De heer Wijffels heeft als enige Nederlander zitting in de «High-level Expert Group on reforming the structure of the EU banking sector» (Commissie-Liikanen). De commissie zal bestaan uit ongeveer twaalf leden, inclusief de voorzitter. Ik hecht eraan dat alle relevante expertise in de commissie voorhanden is. Om die reden zijn wetenschappers en deskundigen met verschillende profielen uitgenodigd. Inmiddels heb ik de overige kandidaat-leden van de commissie, na overleg met de voorzitter, allemaal benaderd. Deze kandidaat-leden hebben allemaal reeds ingestemd, danwel hebben zij deelname in beraad in overleg met hun werkgever. Wanneer de volledige samenstelling van de commissie bekend is, zal ik deze met uw Kamer delen.

Onderzoeksmandaat

Het onderzoeksmandaat zal in lijn met de door de Tweede Kamer geuite wensen worden ingevuld. De commissie zal opdracht krijgen onderzoek te doen naar de afwikkelbaarheid van banken en de eventuele noodzaak van structuuraanpassingen hiertoe met als doel om de stabiliteit van het Nederlandse financiële systeem zo goed mogelijk te waarborgen. De commissie zal zich buigen over de reeds in Nederland aangekondigde maatregelen die nog verdere uitwerking behoeven, te weten de invoering van de Volcker rule en het scheidbaar maken van nuts- en zakenbankactiviteiten voor het geval zich een deconfiture voordoet. De commissie zal de uitkomsten van het onderzoek van de Commissie-Liikanen en de overige EU-context in haar onderzoek betrekken. Ook zal de commissie rekening houden met de noodzaak om de kredietverlening door banken aan consumenten en bedrijven op peil te houden.

De definitieve formulering van het onderzoeksmandaat zal plaatsvinden zodra de uitkomsten van het onderzoek van de Commissie-Liikanen bekend zijn. Zodra ik het definitieve mandaat heb vastgesteld, zal ik uw Kamer nader informeren.

De minister van Financiën, J. C. de Jager

BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 oktober 2010

Hierbij zend ik u een ontwerpbesluit2, houdende aanwijzing van nevenlocaties van rechtbanken en gerechtshoven alsmede intrekking van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen (Besluit nevenlocaties gerechten). Voor de inhoud van het ontwerpbesluit verwijs ik u kortheidshalve naar de ontwerpnota van toelichting.

De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure (artikelen 41, derde lid, en 59, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie) en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden voorgelegd en vervolgens, indien het wetsvoorstel Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie (Kamerstukken I 2009/10, 32 021, A) tot wet wordt verheven, zal worden vastgesteld.

Op grond van de aangehaalde bepalingen geschiedt de voordracht aan de Koningin ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

De minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin


X Noot
1

Motie Blanksma-van den heuvel c.s. (31 980, nr. 67).

X Noot
2

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 147218.

Naar boven