nr. 4
NADER RAPPORT1
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de
Wet op de Raad van State)
Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 19 augustus 2009, aangeboden
aan de Koningin door de minister van Financiën.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 11 juni
2009, nr. 09.001.536, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 15 juli 2009, nr. W06.09.0194/III, bied ik U hierbij
aan.
Het voorstel geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken van
inhoudelijke opmerkingen.
Na ontvangst van het advies zijn nog enkele wijzigingen in het wetsvoorstel
aangebracht.
In de eerste plaats was in het nieuw geformuleerde derde lid van artikel
1:12 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) abusievelijk een verwijzing
naar artikel 4:26, eerste en derde lid, niet opgenomen. Deze omissie wordt
hersteld.
Daarnaast is artikel 1:22 van de Wft gewijzigd. Bij het opstellen van
artikel 1:22 is beoogd ook het derde en vierde lid van artikel 4:9 van de
Wft van toepassing te laten zijn op het bemiddelen in verzekeringen en het
herverzekeringsbemiddelen vanuit Nederland ten behoeve van cliënten die
hun gewone verblijfplaats hebben in een andere lidstaat. In de praktijk blijkt
hier echter onduidelijkheid over te bestaan. De voorgestelde wijziging beoogd
aan deze onduidelijkheid een einde te maken. Artikel 4:8, derde lid, van de
Wft is overeenkomstig aangepast ten aanzien van financiëledienstverleners.
In artikel 2:8 van de Wft wordt een wijziging aangebracht in verband met
een onjuiste verwijzing.
In de artikelen 2:59 en 2:74 van de Wft wordt verduidelijkt dat de vormvoorschriften
voor de vrijstellingsmelding («wildwestbordje») ook gelden voor
een vrijstellingsmelding die wordt gedaan bij een aanbod.
Artikel 3:27 van de Wft wordt aangepast aangezien ten onrechte artikel
3:20a van de Wft niet in de opsomming van artikel 3:27 is opgenomen.
Voorts wordt een wijziging van artikel 4:47 van de Wft voorgesteld. In
dat artikel is voorgeschreven welke informatie een beheerder op zijn website
beschikbaar moet houden voor de deelnemers in een door hem beheerde beleggingsinstelling.
De voorwaarden die gelden tussen de beleggingsinstelling en de
deelnemers kunnen in verschillende documenten zijn opgenomen zoals de statuten,
het fondsreglement, het prospectus en eventuele algemene voorwaarden van de
beleggingsinstelling. Niet voor al deze documenten is expliciet bepaald dat
zij op de website beschikbaar gehouden moeten worden. Uit doel en strekking
van de informatievoorschriften van paragraaf 4.3.1.4 van de Wft vloeit
echter voort dat alle voorwaarden die gelden tussen de beleggingsinstelling
en de deelnemers op de website beschikbaar zijn, zoals ook een wijziging van
die voorwaarden op de website gepubliceerd moet worden. Dit ongeacht de vorm
en het document waarin de voorwaarden zijn opgenomen. Met deze wijziging is
deze verplichting alsnog expliciet opgenomen in artikel 4:47.
Artikel 5:25 d, onderdeel c, onder 2° van de Wft wordt aangepast zodat
de eisen voor de verklaring ten aanzien van het halfjaarverslag aansluiten
bij de voorgeschreven inhoud van het halfjaarverslag en tevens meer in overeenstemming
zijn met de tekst van artikel 5, tweede lid, onder c, van de richtlijn 2004/109/EG
van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende de
transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen
waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten
en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PbEUL 390).
Verder worden de Wft en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren
van terrorisme (WWFT) gewijzigd in verband met een drietal technische omissies
bij de implementatie van Richtlijn nr. 2007/64/EG van het Europees Parlement
en de Raad van de Europese Unie betreffende betalingsdiensten in de interne
markt (PbEU L 319).
Ook wordt aan de WWFT een nieuwe categorie instellingen toegevoegd die
blijkens artikel 7, derde lid, onderdeel c, van richtlijn 2005/68/EG wel onder
de reikwijdte van de WWFT behoren te vallen, maar dat thans ten onrechte niet
doen. Verder worden enkele technische punten gerepareerd.
Voorts is van de gelegenheid gebruikt gemaakt om artikel 1 van de Wet
toezicht trustkantoren (Wtt) te wijzigen. Uit recente jurisprudentie volgt
dat rechtspersonen zonder enige vorm van toezicht kunnen worden doorverkocht.
Dit brengt ernstige integriteitrisico’s met zich mee. Derhalve wordt
voorgesteld in artikel 1 van de Wtt te expliciteren dat de verkoop van rechtspersonen
is aan te merken als een trustdienst waardoor de formulering van dat artikel
in overeenstemming wordt gebracht met de bedoeling daarvan, zoals ook blijkt
uit de wetsgeschiedenis. Daarnaast wordt een verouderde verwijzing gerepareerd
en wordt een formulering aangescherpt.
De formulering van artikel 1.1, onderdeel e, onder 1°, van de Wet
handhaving consumentenbescherming (Whc) is, om te voorkomen dat vragen zouden
kunnen rijzen over een vermeende discrepantie tussen de in artikel 1.1 gehanteerde
terminologie uit de Wft en de bedoelde reikwijdte en toezichtbevoegdheid van
de Autoriteit Financiële Markten (AFM), aangepast zodanig dat over de
toezichtbevoegdheid van de AFM geen misverstand kan ontstaan.
Tot slot is de memorie van toelichting met het oog op de voorgestelde
wijzigingen aangepast en is in paragraaf 1 van het algemeen deel van
de memorie van toelichting een extra passage opgenomen over het toepassingsbereik
van de wijzigingscyclus.
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De minister van Financiën,
W. J. Bos