32 036 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2010)

Nr. 19 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 1 december 2010

De vaste commissie voor Financiën1 heeft op 29 november 2010 overleg gevoerd met minister De Jager van Financiën over Wijzigingswet financiële markten 2010.

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Dezentjé Hamming-Bluemink

De griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Berck

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Financiën

Maandag 29 november 2010

Aanvang 10.00 uur

Voorzitter: Dezentjé Hamming-Bluemink

Aanwezig zijn 7 leden der Kamer, te weten:

Blanksma-van den Heuvel, Dezentjé Hamming-Bluemink, Huizing, Irrgang, Koolmees, Plasterk en Van Vliet,

en de heer De Jager, minister van Financiën.

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2010) (32 036).

De voorzitter: Goedemorgen op dit wetgevingsoverleg. Niet alleen de minister van Financiën is dag en nacht in touw, maar ook de Kamerleden zijn zeer actief in deze zware financiële tijden. Ik stel voor dat wij als richtlijn vijf à zes minuten spreektijd per fractie hanteren.

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Ik zou graag een korte procedureafspraak maken over de afspraken van gisteravond. Als wij hier een korte procedurevergadering kunnen houden, wil ik het voorstel doen om het AO Ecofin om te zetten in een AO stabiliteit eurozone, waarbij eventueel de rest van de Ecofin-agenda nog aan de orde komt. Dan hebben wij donderdag, misschien met een halfuurtje extra, de ruimte om te spreken met de minister. Ik begrijp dat er op dit moment een brief naar de Kamer komt.

De voorzitter: Het lijkt mij een goed idee. Ik had inderdaad willen voorstellen de procedurevergadering na het wetgevingsoverleg te houden, maar wij kunnen het net zo goed nu doen. De heer Irrgang stelt voor het AO Ecofin om te zetten met een halfuurtje meer spreektijd over de situatie in Ierland. Wie wil hierover het woord?

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Toch even onder voorbehoud, want het is de portefeuille van mijn collega Van Dijck. Maar ik zou niet weten waarom hij er grote bezwaren tegen zou hebben. Ikzelf kan ermee instemmen, maar onder voorbehoud. Ik wil het even met hem afstemmen. Ik doe dat dadelijk.

De heer Huizing (VVD): Voorzitter. Voor mij geldt precies hetzelfde. Het is niet mijn woordvoerderschap, maar dat van de heer Harbers. Ik zal het aan hem doorgeven. Ik kan mij niet voorstellen dat hij bezwaar heeft.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Voorzitter. Ik steun het voorstel. Door het combineren van de Ecofin hebben wij iets meer tijd om uitgebreider met elkaar te spreken, dus ik heb daar een grote voorkeur voor.

De heer Koolmees (D66): Voorzitter. Dat geldt ook voor mij.

De heer Plasterk (PvdA): Voorzitter. Ik ga akkoord. Overigens maakt dat voorbehoud het weer wat ingewikkeld. Hoe kunnen wij dit procedureel vastleggen onder voorbehoud? Ik hoop dat het voorbehoud niet wordt gerealiseerd.

De voorzitter: Ik stel vast dat er nu een meerderheid is en daarmee is het een feit. Mochten er onoverkomelijke bezwaren zijn, dan is er altijd weer de mogelijkheid van een nieuwe extra procedurevergadering. Maar vooralsnog wil ik hiermee besluiten.

Wij gaan van start met het wetgevingsoverleg. Ik geef het woord aan de heer Irrgang.

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Ik heb ook een kort weekend gehad, maar wel langer dan de minister, vermoed ik. Ik heb mij dit weekend kunnen verdiepen in de volgens mij eerste echte wijziging van de Wet op het financieel toezicht na de financiële crisis. Er komen nog heel veel wijzigingen aan. Dit is een relatief beperkte wijziging, die door onze schuld – die was controversieel verklaard, zij het niet door mijn fractie – nu pas door de Kamer wordt behandeld. Dat is goed, omdat er twee belangrijke punten in staan. Het eerste punt is het «wildwestbordje» waardoor beleggers beter worden gewaarschuwd dat een beleggingsinstelling niet onder toezicht staat. Het tweede punt is dat een toezichthouder kan worden aangewezen voor de kredietbeoordelaars. Er is inmiddels een Europese richtlijn dat daarop überhaupt toezicht komt en ook dat is natuurlijk belangrijk.

In het wetsvoorstel en de nota's van wijziging staat eerst «beoogde inwerkingtreding 1 januari 2010». Ergens halverwege wordt dat 1 juli 2010. Ik denk dat 1 januari 2011 nog heel moeilijk zal worden, als de Eerste Kamer bereid is mee te werken en het niet echt in behandeling neemt. Beoogt de minister om het wetsvoorstel nog per 1 januari 2011 in werking te laten treden? Wat is de noodzaak daarvan precies?

Hoe zal het wildwestbordje er precies uitzien? In de nota naar aanleiding van het verslag zegt de minister: wij zijn nog bezig te kijken naar de vorm. Maar die nota is dertien maanden oud, dus ik mag aannemen dat de AFM en Financiën inmiddels weten hoe dat wildwestbordje eruit zal zien.

Komt het wildwestbordje bij alle financiële producten te staan die niet onder toezicht staan? Het wetsvoorstel is daarover niet helemaal duidelijk voor ons, omdat er steeds wordt gekozen voor een indien-formulering. Er staat: indien bij een vrijstelling de eis wordt gesteld dat dit gemeld wordt, kan de AFM nadere regels stellen. Dat suggereert dat er toch financiële producten zijn die niet onder toezicht staan, maar waarbij geen wildwestbordje komt. Of begrijpen wij dat verkeerd?

Een heel belangrijk punt is dat in Nederland een inleg boven de € 50 000 in een beleggingsinstelling niet onder toezicht staat. Dat is de afgelopen jaren vele malen fout gegaan; denk aan Easy Life en Golden Sun Resorts. Telkens wordt er misbruik gemaakt van de vrijstelling bij een inleg boven de € 50 000. In Europa wordt gesproken over een wijziging van de Prospectusrichtlijn, maar die gaat over de prospectus voor aandelen. De grens voor de vergunningsplicht kunnen wij zelfstandig verhogen, bij voorkeur samen met een wijziging van de Europese richtlijn. Er wordt gesproken over een verhoging tot € 100 000, naar verluidt. Dat is het laatste wat wij hebben vernomen. De regering is voorstander van minimaal een verdubbeling, dus minimaal € 100 000. Ik heb samen met mevrouw Blanksma een amendement ingediend om de grens voor de vergunningsplicht te verhogen tot € 100 000. De Prospectusrichtlijn is daarvoor geen belemmering, want die gaat over de prospectus en niet over de vergunningsplicht. Daarmee lopen wij vooruit op de wijziging van de Prospectusrichtlijn, want de grens voor die richtlijn kan uiteraard pas worden gewijzigd wanneer de richtlijn is gewijzigd. Wat is de laatste stand van zaken daarvan?

Ik kom bij het vrijwillig toezichtregime. Beleggingsinstellingen die daartoe niet verplicht zijn, kunnen zich vrijwillig onder toezicht laten stellen. Is dat vrijwillige regime ook beschikbaar voor beleggingsinstellingen met minder dan 100 deelnemers? Dat wordt niet helemaal duidelijk uit het wetsvoorstel.

Is in het algemeen de mogelijkheid dat je überhaupt niet onder toezicht valt eigenlijk niet onwenselijk? In G20-verband wordt erover gesproken dat iedereen onder toezicht wordt gesteld. Dan is het eigenlijk raar dat je überhaupt nog niet onder toezicht kunt staan en kunt kiezen voor een vrijwillig toezichtregime. De minister spreekt altijd over een dekkend stelsel van toezicht. Maar dat betekent hopelijk dat iedereen onder toezicht staat en niet dat er een vrijstelling van toezicht wordt verleend, want dat is toch geen dekkend stelsel van toezicht?

Is de uitbreiding van de ontheffing, niet alleen van de vergunningsplicht, maar ook van het doorlopend toezicht, niet strijdig met de hele filosofie achter de G20-afspraken dat alles onder toezicht komt te staan? Geheel tegen de stroom in kiest de minister ervoor om de ontheffing van toezicht nog verder uit te breiden. Graag krijg ik een reactie hierop.

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Collega Irrgang heeft al een aardige lading vragen gedekt, dus volgens mij kunnen wij het kort houden. Ik zal concreet ingaan op de vragen die ik nog heb.

Ik heb een vraag over het wildwestbordje. Ik heb het format, dat zou worden opgesteld door de AFM, nog niet gezien. Ik vind dit toch een dermate belangrijk issue in dit wetsvoorstel dat ik het heel graag snel zou kunnen inzien.

Daaraan gekoppeld is de vraag hoe, als de AFM het format heeft vastgesteld, de informatiestroom van de minister naar de Kamer daarover en een eventuele evaluatie daarvan eruit zullen zien.

Naar aanleiding van de reclame-uitingen en het wildwestbordje was mijn vraag waarom de grens van € 50 000 niet meteen is verhoogd, maar ik begrijp van de collega's Irrgang en Blanksma dat de Kamer er iets aan wil doen. Ik zal dat welwillend bekijken.

Bedrijven willen vrijwillig onder toezicht staan, bijvoorbeeld omdat zij in hun eigen land aan strenge voorwaarden zijn gebonden enzovoorts. Is hier sprake van reciprociteit tussen Nederland en de andere EU-lidstaten? Welke verschillen in toezicht zijn er nog als een buitenlandse instelling zich vrijwillig onder Nederlands toezicht plaatst?

De zware ontheffingen worden verruimd met de ontheffing van lopend toezicht. Wat is daarvan de ratio? Hoeveel toezicht blijft er nog over als het doorlopende toezicht ook wegvalt? Wie gaat de marktpartijen daar echt stevig over informeren?

In de zevende nota van wijziging staat dat er toezicht komt op kredietbeoordelaars. Wij vinden dat zeer goed. Dat mag ook wel even gezegd worden.

In het wetgevingsproces wordt veel geroepen over uitvoeringskosten en administratieve lasten. Er wordt gewerkt op basis van schattingen en staffels van tarieven. Kan de regering niet gewoon een vast bedrag per vergunning in rekening brengen, waarmee de instellingen een beetje zekerheid krijgen?

De heer Huizing (VVD): Voorzitter. Ik zal het kort houden. Ik ben erg benieuwd naar de antwoorden op de gestelde vragen. Wij vinden het positief dat dit in samenspraak met de partijen tot stand is gekomen. Wij zijn blij met de voorstellen. Het was de bedoeling dat het wetsvoorstel eerder aangenomen zou zijn, maar door allerlei omstandigheden is dat niet gelukt. Het is zaak dat wij nu met elkaar tempo gaan maken, niet alleen omdat deze aanpassingen de kwaliteit van het spel verbeteren, maar ook omdat wij denken dat het belangrijk is dat alle spelers weten waar zij aan toe zijn.

Wij zijn bezig met de eerste ronde van de verbeteringen die wij gaan aanbrengen. Er zullen nog een heleboel rondes volgen. Wij hopen dat de minister daar prioriteit aan zal geven en wachten het verder met belangstelling af.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Voorzitter. Hoe minder je de spreektijd vastlegt, hoe efficiënter het loopt. Ik ga er eens goed voor zitten. In een wetgevingsoverleg mag ik zo lang spreken als ik wil.

Het wetsvoorstel ligt al een tijd voor. De reden daarvoor is bekend. De voorstellen hadden al veel eerder behandeld kunnen worden. Datgene wat in deze wijzigingswet behandeld wordt, is heel belangrijk. Ik denk aan de wildwestbordjes, het toezicht, het vrijwillige toezicht. Het zijn goede wijzigingen.

Vooraf stel ik een procedureel punt aan de orde. Bij het verschijnen van dit wetsvoorstel was het duidelijk dat het zou gaan om «work in progress». De ontwikkelingen in de financiële wereld gaan zo snel, dat aanpassingen elkaar heel snel zullen opvolgen. Wij hebben afgesproken dat een heel duidelijk onderscheid zou worden gemaakt tussen technische aanpassingen en beleidsmatige aanpassingen van de wet. Bij het voorliggende wetsvoorstel lopen beide echter door elkaar. Beleidsmatige aanpassingen worden soms aangezien als technische en vice versa. Zo wordt de aanpassing van het entameren van de termijn voor de jaarrekeningen van zes naar negen maanden gepresenteerd als een technische aanpassing, terwijl het volgens mij een beleidsmatige aanpassing is. Dit werkt gewoon verwarrend. Er zijn op dit moment zeven nota's van wijzigingen. Wat verstaat de minister onder een technische aanpassing en wat onder een beleidsmatige aanpassing? In de nota naar aanleiding van het verslag staat dat de Wet handhaving consumentenbescherming voornamelijk op technisch niveau gewijzigd wordt. Ik vraag mij af of dat inderdaad het geval is. De AFM wordt bevoegd om op te treden tegen nationale en internationale overtredingen op het gebied van het totale consumentenrecht. De AFM krijgt daarmee eigenlijk de keuze op grond van welke wet (de Wet op het financieel toezicht of de Wet handhaving consumentenbescherming) zij handhaaft. Op welke grond maakt de AFM die afweging?

Ik kom op het overgangsrecht. Dit heeft heel lang geduurd. In de wijzigingswet staat dat er op 1 januari 2010 iets wordt gewijzigd. Vervolgens is er sprake van 1 juli 2010. Wordt alles wat nu voorligt op 1 januari 2011 ingevoerd? Is dat realistisch? Een aantal zaken zou met terugwerkende kracht kunnen worden geregeld. Op welke onderdelen van de aan de orde zijnde voorstellen is dat overgangsrecht van toepassing? Voor mij is het op het ogenblik onduidelijk.

Hoe gaat het wildwestbordje er daadwerkelijk uitzien? Wordt het overal opgeplakt? Wij zullen een amendement voorstellen. Er is nu een vrijstelling tot € 50 000, ervan uitgaande dat mensen die € 50 000 of meer te besteden hebben niet onder het toezicht hoeven te vallen. Het tegendeel blijkt waar te zijn. Instellingen als Palm Invest en Easy Life hebben de afgelopen jaren echt misbruik gemaakt van deze grens. Ik weet dat iedere grens discutabel is, maar het lijkt ons verstandig om iets meer bescherming te bieden aan mensen met een belegd vermogen van boven de € 50 000. Wij verhogen de grens naar € 100 000. Wij zijn ervan op de hoogte dat de Prospectusrichtlijn in Europees verband nog op € 50 000 staat. Het is de intentie om ook die te verhogen naar € 100 000. Wij kunnen dat nationaal natuurlijk niet regelen. Het amendement moet echter worden gezien als een vooraankondiging van steun voor een verhoging naar minimaal € 100 000.

Ik kom het regime van vrijwillig toezicht van beleggingsinstellingen. Het is mogelijk dat beleggingsinstellingen kiezen voor vrijwillig toezicht. Is dat vrijwillig toezicht hetzelfde als het verplichte toezicht? Zo nee, welke verschillen zijn er? Wij moeten voorkomen dat er een soort schijntoezicht ontstaat. Stel dat een instelling kiest voor vrijwillig toezicht. Is er dan nog een mogelijkheid om terug te gaan naar geen toezicht? Het vrijwillig toezicht is met name gericht op professionele beleggers. De gewone consument zou daar niet van meeprofiteren. Hoe kijkt de minister ertegen aan om ook de consument daarvan te laten meeprofiteren?

Tot slot de verlenging van de periode voor de jaarrekening. Het voorstel is om de termijn van het entameren van de jaarrekeningprocedure ten aanzien van beursgenoteerde vennootschappen te verlengen van zes tot negen maanden. De minister geeft aan dat er in de praktijk meer nodig is voor het opstellen van de jaarrekening. Dat is met name ingegeven vanuit de AFM. Ik kan onmogelijk de consequenties van deze wijziging overzien. VNO-NCW is er ook duidelijk op ingegaan. Men wil dit niet. Kan de minister hier klip-en-klaar aangeven wat de consequenties zijn van het opschuiven van de termijn?

De heer Koolmees (D66): Voorzitter. Ik ga het hebben over de wildwestbordjes, het vrijwillig toezicht en de zware ontheffing.

Ik vind de wildwestbordjes een goed idee dat goed aansluit bij onze ideeën over transparantie en de mogelijkheid voor klanten om zelf keuzes te maken. Een jaar geleden kon er nog niet zoveel worden gezegd over de vormgeving. Kan dat nu wel? Een jaar geleden kon er ook nog geen rekening worden gehouden met de ervaringen met de financiële bijsluiter, de waarschuwing bij geldreclames. Zijn die ervaringen nu wel meegenomen? Zo ja, wat waren de belangrijkste leerpunten voor dit soort wildwestbordjes? Is de minister van plan de effectiviteit van de waarschuwingen te evalueren na een of twee jaar? Het amendement van SP en CDA is het eerste teken van vernieuwing bij het CDA. Het gaat kennelijk heel snel na het afgelopen weekend. De grens wordt bij € 50 000 gelegd. Dat sluit aan bij de prospectusrichtlijn die Europees wordt gehanteerd. De minister gaf aan dat die grens wat hem betreft omhoog kan. Zijn daarover binnen de EU nu andere afspraken gemaakt? Wat vindt de minister van het amendement?

Wat betreft het vrijwillig toezicht sluit ik mij aan bij mevrouw Blanksma. Welke voordelen levert dat op? Ontstaan er nu twee soorten toezicht? Een vrijwillig (een Mickey Mouse toezicht) en een serieus toezicht? Wordt er melding van gemaakt dat bedrijven slechts onder vrijwillig toezicht staan? Met andere woorden: wordt er een onderscheid gemaakt?

Is het mogelijk om een zware ontheffing in te trekken als daarvoor aanleiding is? Zo ja, wat zou die aanleiding kunnen zijn? Hoe wordt de markt geïnformeerd over het uitgeven van de zware ontheffing?

Ten slotte nog een vraag over het entameren van de jaarrekeningprocedure voor een beursvennootschap. Het gaat hier om een verlenging van zes naar negen maanden. Wat is precies het probleem? Waarom wordt hiertoe overgegaan?

De heer Irrgang (SP): Ik ben benieuwd of het nieuwe denken ook bij D66 is doorgedrongen. Het tijdperk van deregulering is toch voorbij? Kan het amendement ook op de steun van de fractie van D66 rekenen?

De heer Koolmees (D66): Ik wacht de reactie van de minister even af. Ik begrijp de grens van € 50 000, want dan bereik je toch nog een groot deel van de beleggers. Ik kan mij ook voorstellen dat je iets meer zekerheid wilt bieden voor de beleggers richting € 100 000. Tegelijkertijd kan ik niet zo goed inschatten wat dit betekent voor de administratieve lasten en de regulering in EU-verband. Ik sta hier dus redelijk open in en laat mij graag overtuigen.

De heer Irrgang (SP): Dit is toch een ietwat etatistische opstelling. Administratieve lasten? Er zijn gewoon ontzettend veel mensen belazerd door clubs als Easy Life, Golden Sun en Palm Invest. Die clubs maakten misbruik van de € 50 000-grens. Ik zou hopen dat het tot meer administratieve lasten leidt. Die clubs moeten voortaan vertellen waar het geld blijft. De mensen zijn voortaan gewaarschuwd. Ik mag hopen dat dit behalve tot een open houding ook tot steun van D66 leidt.

De heer Koolmees (D66): Ik begrijp de opmerkingen van de heer Irrgang, maar daarvoor maken wij die wildwestbordjes juist. Ze vergroten de transparantie en de mensen worden gewaarschuwd dat er vanaf € 50 000 een wildwestzone geldt. De wetgeving is gebaseerd op excessen uit het verleden. Ik heb al gezegd dat ik het een goed idee vind omdat het aansluit op onze wens van transparantie. De grens is echter wel in zekere zin arbitrair en ik wil graag weten of het aansluit bij EU-regelgeving en of er redenen zijn om de grens alsnog te verhogen. Als ik daarvan word overtuigd, stem ik er zeker mee in.

De heer Plasterk (PvdA): Voorzitter. Wat de PvdA betreft had dit een hamerstuk mogen zijn. Dat heb ik ook in de procedurevergadering duidelijk gemaakt. Ik kreeg de indruk dat het CDA daar ook zo over dacht. In die zin ben ik wel benieuwd naar het amendement. Hoe verhoudt het zich tot de opvatting van een week geleden dat het een hamerstuk had kunnen zijn? We moeten natuurlijk niet zeggen: als wij hier nu toch zitten, laten wij dan maar een amendement indienen.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Ik heb nooit gezegd dat het een hamerstuk zou kunnen zijn. Wel heb ik gevraagd of het uit een oogpunt van efficiency niet kan worden samengevoegd met voorstellen die betrekking op 2011.

De voorzitter: Zo had ik het ook gehoord in de procedurevergadering.

De heer Plasterk (PvdA): Dank voor de toelichting. Niettemin had ik begrepen dat er geen urgente politieke punten in zaten. Kennelijk doet zich nu toch zo'n punt voor.

Voorzitter. Ik zei al dat ik het eens ben met het voorliggende voorstel. Er zitten drie inhoudelijke punten in. Het derde is in feite slechts een verduidelijking. Het tweede maakt vrijwillig toezicht mogelijk. De motivatie daarvoor staat vrij helder in de brief van de minister, want het maakt het mogelijk dat onder een aantal nationale wetgevingen beleggingen worden aangetrokken die men anders niet zou aantrekken. Ik vind dat een redelijke onderbouwing.

Het punt van de wildwestbordjes is een uitvloeisel van wat eerder in deze commissie is besproken. Mijn voorganger Mei Li Vos is er destijds erg druk mee geweest. Wij gaan ermee akkoord. VNO/NCW heeft zich tot ons gewend met de opmerking dat een van die technische wijzigingen niet helemaal technisch is. Ik doel nu op de verlenging van de termijn van zes naar negen maanden. Van de minister hoor ik graag waarom de AFM behoefte heeft aan die verlenging en wat daarvan de gevolgen zijn. Mijn standpunt zal ik mede door het antwoord op die vraag laten beïnvloeden. Dat geldt ook voor de verhoging van € 50 000 tot € 100 000. Ik neem aan dat de minister redenen heeft gehad om eerstgenoemde grens aan ons voor te leggen. Ik neig ertoe om dat voorstel te volgen, maar mocht de minister nu zelf ook tot het inzicht komen dat de grens beter bij € 100 000 kan liggen, dan heb ik de vraag waarom hij ons eerst de grens van € 50 000 voorstelde. Als hij voorstelt het daarbij maar te laten, dan zal ik waarschijnlijk op zijn wijsheid varen.

De heer Irrgang (SP): Ook de heer Plasterk wil ik vragen of dit amendement niet op iets meer sympathie kan rekenen. Het zal hem bekend zijn dat veel mensen slachtoffer zijn geworden van de huidige vrijstellingsgrens. Er is misbruik van gemaakt. Als wij de mogelijkheid hebben om dat te verbeteren, zou dat zijn fractie toch moeten aanspreken? Alleen een wildwestbordje is voor deze categorie consumenten vaak onvoldoende om er niet in te stappen.

De heer Plasterk (PvdA): De wedervraag is natuurlijk waarom de grens dan niet bij € 200 000 of € 400 000 wordt gelegd. Ik speel de vraag terug naar de minister van Financiën. Hij heeft er kennelijk voor gekozen om de vrijstelling te beperken tot de bedragen tot en met € 50 000. Dat lijkt mij vooralsnog redelijk. Ik wil graag zijn motivatie weten. Als het alleen om het principe gaat dat mensen bescherming verdienen, is er geen reden om die bescherming bij een ton te laten eindigen.

De heer Irrgang (SP): Hier heeft de heer Plasterk een punt. Waarom een ton? Waarom niet twee ton? Begrijp ik uit zijn antwoord dat hij wel geneigd is om de grens te verhogen? Er zijn nu eenmaal meer mensen met € 50 000 tot € 100 000 overwaarde op hun eigen huis die zo stom zijn geweest om erin te stappen dan mensen met een overwaarde van twee ton. Ik ben geen principieel tegenstander van een grens van twee ton, maar in Europa wordt kennelijk gesproken over een grens van € 100 000 in het verlengde van de prospectusrichtlijn. Dus is ons amendement een logische stap.

De heer Plasterk (PvdA): Het is toch een afweging tussen de vrijheid van mensen om (gewaarschuwd) te handelen en het instellen van toezicht. Ik hoor graag de motivatie van de minister om de grens op € 50 000 te stellen. Mijn uiteindelijk oordeel zal ik mede door zijn advies laten beïnvloeden.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): De voorganger van de heer Plasterk was voorstander van het optrekken van de grens om de kwetsbare spaarder beter te beschermen. Het verbaast mij dat de PvdA nu een meer liberaal standpunt inneemt. Dat strookt niet met het standpunt dat de PvdA eerder innam.

De heer Plasterk (PvdA): De grens is natuurlijk altijd enigszins arbitrair. Ik wil graag weten waarom de minister ons voorstelt om de grens bij € 50 000 te leggen.

De heer Huizing (VVD): In aanvulling hierop het volgende. De voorganger van de heer Plasterk heeft ooit gezegd dat de rijken van vandaag wellicht de berooiden van morgen zijn. Het ging er toen om dat mensen die in staat zijn om in een keer meer dan € 50 000 in te leggen, over het algemeen vermogender zijn en er beter over nadenken. Dat blijkt helaas niet het geval te zijn. Mijn fractie staat in ieder geval sympathiek tegenover dit amendement, maar zij hoort graag wat de minister erover te zeggen heeft voordat zij definitief ja of nee zegt.

De voorzitter: Wat is uw vraag aan de heer Plasterk?

De heer Huizing (VVD): Mijn opmerking was in aanvulling op datgene wat mevrouw Blanksma aan de heer Plasterk vroeg. Dit werd letterlijk gezegd. Juist de PvdA-fractie hield een pleidooi voor de verhoging van deze grens.

De voorzitter: Mijnheer Plasterk?

De heer Plasterk (PvdA): Ik geloof niet dat mij een vraag werd gesteld.

De heer Huizing (VVD): Ik zal er een vraag van maken. Waarom is de heer Plasterk hierin opeens wat terughoudender?

De heer Plasterk (PvdA): Nu wordt hij mooi! CDA-minister De Jager stelt de Kamer voor om de grens op € 50 000 te stellen. Zonder dat er een motivatie is gekomen van de regering, ligt er nu in de eerste ronde al een amendement op tafel. Dat kan, maar ik ben benieuwd naar de opvatting van de regering voordat ik mijn mening over dat amendement geef. Of de CDA-minister en de CDA-woordvoerder op dezelfde lijn zitten, zal zo blijken.

De voorzitter: De minister zal de Kamer zo dadelijk opheldering hierover verschaffen. Dat doet hij na een korte schorsing.

De vergadering wordt van 10.33 uur tot 10.50 uur geschorst.

Minister De Jager: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de gestelde vragen.

Gevraagd is wanneer de wet in werking zal treden. In het wetsvoorstel is voorzien een inwerkingtreding bij Koninklijk Besluit. Dat is op zich dus flexibel. Zoals de heer Irrgang memoreerde, is het wetsvoorstel al een tijd geleden ingediend bij de Tweede Kamer en gelden de vaste verandermomenten daarom nog niet. Omdat het nog onder het oude regime valt, zitten wij niet helemaal vast aan die momenten en zijn wij dus vrij flexibel bij het KB. Desalniettemin hoop ik dat de wet zo snel mogelijk in werking zal treden. Als de Kamer het wetsvoorstel snel plenair afhandelt, is het mogelijk dat de Eerste Kamer het in behandeling zal nemen. Dan is het nog steeds denkbaar dat de wet per 1 januari of heel snel in het nieuwe jaar in werking treedt. Wij proberen er dus alles aan te doen. Ik zal dit ook met de Eerste Kamer bespreken.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Wij hebben niet de intentie tot een plenair debat. Als het vandaag kan worden afgekaart, is het wat mij betreft – maar ik kijk even naar mijn collega's – gewoon afgerond.

Minister De Jager: Prima. Dan hoop ik dat de Eerste Kamer het wetsvoorstel snel kan behandelen, zodat het zo snel mogelijk kan worden afgerond. Dit is belangrijk, om te beginnen omdat hetgeen in de wet wordt geregeld, voor onszelf van belang is. Daarop heeft de Kamer ook al gewezen. Daarbovenop geldt dat het vrijwillig toezichtregime belangrijk is. Ook spelen er Europese verplichtingen mee, want in verband met twee verordeningen moet zo snel mogelijk een aantal technische aanpassingen worden gedaan.

Mevrouw Blanksma heeft gevraagd hoe het zit met de technische en beleidsmatige aanpassingen en of het klopt dat beide door elkaar heen lopen. In de memorie van toelichting staat dat de wet in hoofdzaak technisch van aard is maar ook een aantal meer beleidsinhoudelijke onderwerpen bevat. Het is niet altijd evident of een wijziging technisch of beleidsinhoudelijk is. De verlenging van de termijn van de jaarrekeningenprocedure, waarvan ik de inhoud later zal toelichten, kan bijvoorbeeld op twee manieren worden ingevuld. Dat geldt ook voor andere wijzigingen. Soms denken wij dat het een meer technische wijziging betreft terwijl er dan toch nog een beleidsmatig aspect aan blijkt te zitten. Het tegenovergestelde komt ook voor. Soms denken wij van tevoren dat er belangstelling vanuit de politiek zal zijn voor een bepaalde wijziging terwijl dit later helemaal niet het geval blijkt te zijn. Dit is soms afhankelijk van de reacties uit de markt.

Ik kom te spreken over het verlengen van de termijn voor het entameren van de jaarrekeningprocedure. Het onderzoek van de AFM kost heel veel tijd. De AFM doet eerst zelf onderzoek, maar moet vervolgens ook inlichtingen vragen aan de onderneming en vervolgens acties ondernemen ten opzichte van de desbetreffende onderneming in de vorm van een mededeling, al dan niet gecombineerd met een aanbeveling. In de praktijk blijkt dat ondernemingen laat of onvolledig informatie verschaffen aan de AFM. Dat leidt dan ook vaak tot vertraging. Een jaarrekening wordt opgesteld conform de IFRS. Dat is een behoorlijke complexe materie. Daarnaast is afstemming nodig met buitenlandse toezichthouders voor de consistente toepassing van de IFRS-regels. Ook dat vergt tijd. In de praktijk heeft de AFM minstens twee keer per jaar moeten afzien van het nemen van toezichtsacties tegen een onderneming omdat er niet genoeg tijd was om het onderzoek op een zorgvuldige manier af te ronden. Dat is de reden dat wij dit doen. Beleggers beschikken in zo'n geval namelijk niet over de juiste informatie, wat onwenselijk is.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Ik had deze tekst ook gelezen, maar het gaat mij meer om de implicaties die er zijn als de termijn wordt verlengd. Heeft dat verdere consequenties voor de markt? Je krijgt je informatie namelijk drie maanden later.

Minister De Jager: Het is een verlenging van de fatale termijn. Dat betekent dus niet dat men altijd zal verlengen. In sommige situaties kan men het niet binnen de termijn doen. Dan is het prettiger als de termijn langer is, omdat consumenten dan tenminste over goede informatie beschikken. Ik denk dus dat het geen nadelige gevolgen heeft voor de markt. De termijn gaat dus naar negen maanden. De markt zou er extra kosten aan kunnen verbinden. De termijn van negen maanden is in ieder geval voldoende om op gefundeerde wijze actie te ondernemen tegen een onderneming. Op die manier kan de AFM veel effectiever toezicht houden, ook vanuit een bepaalde capaciteit geoordeeld. De verlenging brengt dus voor de AFM geen extra kosten met zich mee. Voor de markt verwachten we ook geen belangrijke gevolgen. Volgens ons is het meer een technisch punt. Het komt niet veel voor. Ik verwacht dus absoluut geen belangrijke implicaties voor de markt.

De heer Irrgang en de heer Van Vliet hebben vragen gesteld over de vorm en de inhoud van het wildwestbordje. Het wildwestbordje zal in een nadere regeling van de AFM worden gepubliceerd. De AFM is op dit moment bezig om dat bordje te maken. Ik heb begrepen dat de AFM daar deskundigen bij heeft betrokken. Ik heb het bordje zelf overigens nog niet gezien. Het is geen afbeelding van een cowboy voor een saloon. Ik heb begrepen dat het voor de klant heel duidelijk en helder te zien is. Het moet wel opvallen. Men is het bordje aan het testen op een testpanel om te zien hoe het valt. Aan het testpanel wordt gevraagd of het wildwestbordje voldoende opvalt. Daarvoor worden vormvereisten voorgeschreven. Op het testpanel wordt getest of het bordje voldoende attentiewaarde heeft. Zodra het bordje er is, wil ik het best in een brief naar de Kamer sturen. Als minister bemoei ik mij niet met de vormgeving, laat staan dat de Kamer met een designer aan de slag gaat. Ik begrijp de wens wel. Het bordje moet zo opvallend mogelijk zijn, het moet attentiewaarde hebben en mensen moeten begrijpen dat er in potentie iets gevaarlijks aan de hand is voor hun belegging. Dat wordt dus getest met deskundigen en een testpanel. Laten we dat gewoon even bij de experts laten.

De heer Van Vliet (PVV): Het wetsvoorstel ligt er al een tijdje. Ik vind het een cruciaal punt. De vraag die opdoemt is wanneer we het saloonbordje tegemoet kunnen zien.

Minister De Jager: Men is heel ver. Ik verwacht dat het binnen een paar maanden klaar is. Ik stuur het ontwerp dan naar de Kamer. Nogmaals, ik heb het zelf ook nog niet gezien. Ik word er wel steeds nieuwsgieriger naar als de belangstelling zo groot is. Ik ga het ontwerp zeker opvragen en beloof het snel naar de Kamer te sturen.

De heer Koolmees vraagt wat is geleerd van kredietwaarschuwingen in andere landen. De AFM is bezig met een consumententest. De markt wordt ook geconsulteerd. Een specialistisch bureau is bezig met de vormgeving ervan.

Waarom hoeven partijen die vrijstelling van een verbod uit de Wft hebben gekregen – de zware ontheffing – niet te voldoen aan de vereisten uit het doorlopend toezicht? Onder anderen de heer Van Vliet en de heer Irrgang hebben hierover vragen gesteld. Op dit moment is het zo geregeld dat als een aanvrager een zware ontheffing krijgt, hij en de AFM nog wel geconfronteerd zijn met vereisten uit het doorlopend toezicht. Deze regeling is vanuit het Wft-systeem gezien niet logisch. Als je eenmaal ontheffing van de vergunningsplicht krijgt, zou die ontheffing logischerwijs moeten doorlopen in het doorlopend toezicht. Dat wordt nu geregeld. Dit is dus meer een technisch punt. Om te beoordelen of er sprake kan zijn van een zware ontheffing, voert de AFM een intensieve en strenge toets aan de poort uit. Wordt de zware ontheffing vervolgens verleend, dan wil de AFM de aanvrager ook niet meer terugzien in het doorlopend toezicht. Met de huidige wijziging wordt dus een verduidelijking in de systematiek aangebracht. De toets aan de poort door de AFM zal dus wel veel zwaarder en intensiever worden. In het Wft-systeem is dit heel belangrijk uit het oogpunt van consumentenbescherming. Zo houd je het aan de voorkant al tegen. Het is overigens maar een paar keer per jaar het geval dat scheuring van doorlopend toezicht en toetsen aan de poort plaatsvindt. Het gebeurt heel weinig, maar het is voor de AFM belangrijk dat het op deze wijze wordt geregeld.

De heer Irrgang (SP): Ik hoop niet dat de minister alle vragen beantwoordt door de passages uit de nota naar aanleiding van het verslag en de memorie van toelichting letterlijk te herhalen. Mijn vraag was of dit zich niet heel slecht verhoudt tot de afspraak in de G20 dat alles onder toezicht komt te staan. In de plaats daarvan gaat de minister een al bestaande ontheffing van toezicht nog verder uitbreiden.

Minister De Jager: De uitspraken van de G20 moeten zo worden uitgelegd, dat er altijd ontheffingen en vrijstellingen zullen blijven binnen het toezicht. De G20-uitspraak moet veel meer in de context van de financiële crisis worden gezien. We hebben gezien dat bepaalde complexe producten zich materieel hebben onttrokken aan het toezicht, ofwel doordat het totaal niet gemoderniseerd was en aangepast aan de hybride en complexe producten, ofwel doordat ze zich de facto aan het zicht hebben onttrokken. De G20-uitspraak gaat absoluut niet over een ontheffing of over een situatie waarin wij toezicht niet nodig vinden. Straks zal ik in het kader van het wildwestbordje nog zeggen dat er absoluut institutionele beleggers zijn. Institutionele beleggers hebben niet dezelfde bescherming nodig als consumenten. Dat zou helemaal zot zijn. De G20-uitspraak over toezicht betekent dus niet – dat zou het ook echt niet effectiever maken – dat alles wordt voorzien van een wildwestbordje en dat ieder product onder toezicht komt te staan, ook als de afnemer een institutionele belegger is. Het is dus absoluut niet in strijd met de G20-uitspraak. Die moet je echt materieel bezien. Daar zijn we nu inderdaad mee bezig. Het grote manco in het toezicht van de afgelopen jaren zit hem niet in de officiële ontheffing van € 50 000 of € 100 000. Het manco zat hem erin dat materieel allerlei dingen aan het zicht zijn onttrokken. Daar moeten we nu echt een streep trekken. We moeten er gewoon voor zorgen dat het nooit meer gebeurt. Mensen begrepen de producten op een gegeven moment niet meer. Zelfs toezichthouders en bankiers begrepen sommige producten niet precies. Daar ging de G20-uitspraak ook over.

Over de bevoegdheden van de AFM in het kader van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) hebben onder anderen mevrouw Blanksma vragen gesteld. De wijzigingen die nu worden geregeld zijn heel technisch van aard. Ze zijn bedoeld ter verduidelijking. De eerste wijziging voorkomt dat er misverstanden ontstaan over de reikwijdte van de toezichtsbevoegdheid van de AFM onder de wet. De wijziging ziet op de periode voor, tijdens en na de totstandkoming van de commerciële transactie. De tweede wijziging is bedoeld om ervoor te zorgen dat de bevoegdheden van de AFM meer worden rechtgetrokken met de Consumentenautoriteit. Voor de AFM was bijvoorbeeld nog geen mogelijkheid gecreëerd om een last onder dwangsom op te leggen als een onderneming niet voldoet aan een verzoek om informatie te publiceren. Een belangrijk verschil daarbij was dat de AFM niet bij alle nationale overtredingen van de wet kan optreden. Het is dus niet zo dat hierin iets misgaat. Misschien is het goed om te benadrukken dat het in de Whc om oneerlijke handelspraktijken in het algemeen gaat. Dit is dus gebaseerd op een andere beschermingsfilosofie. In de Wft gaat het ons echt om financiële instellingen. Overigens stemmen we dat goed af met ELI, het regievoerende ministerie op het gebied van de Whc. De doelstelling en de beschermingsvereisten daaruit kunnen op bepaalde punten anders zijn, maar we hebben wel degelijk een aantal zaken beter op elkaar afgestemd en gelijkgetrokken.

Over het vrijwillig toezicht zijn vragen gesteld door onder anderen de heer Van Vliet en mevrouw Blanksma. Ik ga eerst in op de vraag wat het is. Het gaat bij vrijwillig toezicht om Nederlandse beleggingsinstellingen die nu niet onder toezicht staan; ik had het idee dat de heer Van Vliet dacht dat het juist omgedraaid was. Als een Nederlandse beleggingsinstelling een product aanbiedt aan anderen in Europa, bijvoorbeeld verzekeraars of pensioenfondsen, dan kunnen die anderen in hun regels de eis stellen dat er wel toezicht is. Het is dan mogelijk dat een instelling, om te kunnen aanbieden aan bijvoorbeeld een Franse of Italiaanse verzekeraar, zich vrijwillig onder toezicht laat stellen, hoewel daarvoor vanuit oogpunt van consumentenbescherming geen noodzaak is. Het is dus bedoeld om aantrekkelijker te worden voor buitenlandse institutionele beleggers.

Wat is het verschil tussen het normale regime en het vrijwillige regime en kan er van regime worden gewisseld? Het vrijwillig toezichtsregime is lichter dan het normale, verplichte toezichtsregime. Voorbeelden van bepalingen waaraan wel moet worden voldaan, zijn deskundigheid, betrouwbaarheid van de dagelijkse beleidsbepalers, voldoende waarborgen op integere en beheerste bedrijfsuitoefening, het melden van incidenten aan de AFM, een minimum eigen vermogen, liquiditeit en eisen ten aanzien van de bewaarder. Als je wilt switchen van vrijwillig naar normaal, heb je apart een vergunning nodig van de AFM, omdat een gewoon regime zwaarder is. Met een gewone vergunning heb je van rechtswege ook de vergunning onder het vrijwillig toezichtsregime. De switch van een zwaarder vrijwillig regime naar geen regime is ook mogelijk.

Tot slot ga ik in op het ingediende amendement van de leden Blanksma, geboren Van den Heuvel, en Irrgang. Een paar dingen zijn hierbij belangrijk ter afweging. Nederland heeft door zijn lobby in Europa weten te bereiken dat het grensbedrag wordt verdubbeld naar € 100 000 voor alle drie de categorieën, te weten beleggingsinstellingen, beleggingsobjecten en effecten. Doordat de grens in Europa wordt verlegd van € 50 000 naar € 100 000 voor alle drie de categorieën, ontstaat er ook een gelijk speelveld. Dat is niet alleen belangrijk voor aanbieders, voor de financiële sector en voor bijvoorbeeld administratieve lasten. Ook vanuit oogpunt van consumentenbescherming is het belangrijk dat die drie gelijk opgaan. Wij kunnen nu wettelijk wel voor twee categorieën, namelijk beleggingsinstellingen en beleggingsobjecten, de grens verhogen conform het amendement – dat kan juridisch – maar materieel bereiken we daarmee niet wat we willen bereiken. Sterker nog, er is een risico dat we wat betreft consumentenbescherming juist het tegenovergestelde bereiken. Het is namelijk mogelijk om van een beleggingsinstelling in een aantal gevallen een effect te maken, dat vervolgens niet meer valt onder de grens van € 100 000, maar onder die van € 50 000.

Aan consumenten proberen we natuurlijk een eenduidige boodschap te geven, ook met het wildwestbordje, dat overigens wel snel kan worden geregeld. Dat wildwestbordje kunnen we overal opplakken, ook op allerlei producten uit het buitenland. Het gevaar is dat er voor eenzelfde product van bijvoorbeeld € 80 000 nog een tijdlang twee mogelijke regimes naast elkaar gaan leven. Als wij de grens nu niet hadden verlegd van € 50 000 naar € 100 000, dan hadden we ernaar kunnen kijken, want ik deel de wens van de Kamer helemaal. Ik sta sympathiek tegenover de wens om van € 50 000 naar € 100 000 te gaan. Dat is ook de reden waarom wij dat in Europa hebben bepleit. Voor die nieuwe richtlijn met de grens van € 100 000 hebben wij hard gestreden. Die komt waarschijnlijk eind dit jaar uit. Daar staat achttien maanden implementatietijd voor, maar als het mevrouw Blanksma en de heer Irrgang helpt, zou ik de implementatie naar voren kunnen trekken. We mogen namelijk al eerder implementeren.

Het voordeel daarvan zou zijn dat we materieel meer doen dan volgens het amendement, omdat we dan alle drie de categorieën tegelijkertijd optrekken. Daardoor zitten consumenten niet een aantal maanden in een verwarrende situatie waarin € 80 000 kan zijn vrijgesteld óf niet. Ik weet niet of het vanuit oogpunt van consumentenbescherming verstandig is dat een product wordt omgekat naar een effect en dan ineens nog wel onder de vrijstelling valt, terwijl de beleggingsobjecten en beleggingsinstellingen dat niet doen. Ik noem bijvoorbeeld teakhout. Dat valt onder bepaalde omstandigheden wel onder de grens van € 100 000, omdat het in veel situaties een beleggingsobject is. Het is echter denkbaar dat je van diezelfde teakconstructie een effect maakt.

Materieel zijn we het helemaal eens. Ik ben het met de indieners van het amendement, mevrouw Blanksma en de heer Irrgang, helemaal eens. Maar ik betwijfel of wij er goed aan doen om voor een stukje van de markt gedurende een aantal maanden een ander regime te laten bestaan. Stel dat we vanaf 1 april het KB kunnen slaan op deze wet, dan hebben we voor negen maanden een verschillend regime en daar heb ik twijfel over. Ik ga echt niet in de loopgraven liggen en allerlei zware dictums over het amendement uitspreken; de Kamer moet hierover met mij een verstandige afweging maken. Ik vraag me echter af of het verstandig is, en ik zou het niet doen, eerlijk gezegd.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Dat een en ander nog niet helemaal parallel loopt, was ons bekend. Stel dat wij nu een amendement indienen waarin we de ingangstermijn iets verlengen en in ieder geval parallel laten lopen. Dan gaan we nu wel door met dit amendement, want de wil is er bij iedereen, ook bij het kabinet. Ik ben blij dat iedereen het omarmt. De vrijwilligheid is er dan echter van af. Het is dan een amendement met een wat latere ingangsdatum, gekoppeld aan een richtlijn. Ik handhaaf dan toch het amendement, met deze toelichting erbij.

De heer Irrgang (SP): Ook van mijn kant dank voor de constructieve opstelling van de minister. Hij werpt in ieder geval geen bezwaar op. Ik waardeer ook dat Nederland erin is geslaagd om de grens te verhogen naar € 100 000, want dat is van ontzettend groot belang. Het risico dat de minister benoemt bestaat natuurlijk, op zijn minst theoretisch. In nagenoeg alle gevallen waarin het in de afgelopen jaren fout is gegaan, betrof het echter beleggingsinstellingen. Ik noem het teakhout en het onroerend goed in Dubai. Of het risico dat de minister benoemt zich dus in die negen maanden concreet zal voordoen, is nog maar de vraag.

Als de minister verwacht op 1 april het KB van deze wet te slaan en ook zegt dat hij de Kamer een alternatief biedt, wanneer verwacht hij dan het KB te slaan voor de algehele verhoging tot € 100 000? Als de richtlijn namelijk eind dit jaar komt en we nog een wetsvoorstel moeten bespreken, vraag ik me af waar de minister het over heeft. Dan hebben we het al snel over veel meer dan negen maanden en dan kies ik, alles afwegende, toch voor dit amendement. Maar dat zal ik dan met mijn collega-indiener moeten bespreken.

Minister De Jager: We kunnen elkaar scherp houden hierin. We kunnen in de volgende Wft-wijzigingswet de richtlijnimplementatie laten meelopen. Zeker dit onderdeel van die richtlijn is namelijk niet zo'n heel zware richtlijnimplementatie, en als de richtlijn is gepubliceerd kunnen we dat dus ook doen. Daardoor moet 1 januari 2012 absoluut haalbaar zijn. Wij zouden ook elkaar scherp kunnen houden. De heer Irrgang zei terecht dat er enorm veel regelgevingstrajecten op deze Kamer afkomen in het kader van het toezicht. Ik kan mij voorstellen dat wij in het inwerkingtredings-KB stoppen dat, als blijkt dat 1 januari 2012 ver uit het zicht blijft, de Kamer vervolgens tegen mij zegt: sla dat KB dan maar, want er is enorm veel vertraging en wij vinden het op dit moment toch noodzakelijk om dit te doen. Dat betekent inwerkingtreding per KB voor de beleggingsobjecten en beleggingsinstellingen. Vervolgens gaan wij ervoor dat ze alle drie tegelijkertijd per 1 januari 2012 worden ingevoerd. Dat is de meest wenselijke situatie, zowel voor de toezichthouder als voor de consumentenbescherming en de aanbieders. Op die manier houden wij elkaar scherp en kan de situatie zich niet voordoen dat je heel lang aan het vertragen bent. Dan zou ik minder bezwaar hebben tegen het amendement. Zoals het er nu ligt, moet ik het ontraden. Maar als dit kan, heb ik er minder bezwaar tegen.

De heer Plasterk (PvdA): Ik wil nu toch graag helderheid krijgen. De minister zegt dat hij de intentie van de indieners van dit amendement volledig deelt. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat een amendement wordt ontraden, terwijl tegelijkertijd de intentie volledig wordt gedeeld. Dat zullen wij moeten ophelderen.

Over het amendement zoals het er nu ligt, zegt de minister: ik zou het niet doen. Ik hoor dat als het ontraden van dit amendement. Stel dat het amendement zou worden bijgesteld, dan ben ik benieuwd naar het oordeel van de minister over het bijgestelde amendement. Het alternatief is dat het amendement wordt ingetrokken en dan hoor ik dat graag. Nogmaals, het is onwenselijk voor mijn oordeel over een al dan niet bijgesteld amendement dat er enige schimmigheid over is.

Minister De Jager: Ik steun inderdaad de intentie van het amendement, maar het zou voor alle drie de categorieën tegelijkertijd moeten gebeuren. Ik steun de verhoging van € 50 000 naar € 100 000. Daarvoor heb ik mij samen met mijn mensen ook sterk gemaakt in Europa. Wij hebben die grens omhoog gekregen en er komt een richtlijn aan met die verdubbeling. Dat bedoel ik met de intentie van het amendement. Maar ik zie ook het gevaar dat je een deel regelt. Ik zie ook dat het te overbruggen verschil een x aantal maanden zal zijn, als wij in staat zouden zijn om die nieuwe richtlijn snel te implementeren en per 1 januari 2012 te laten ingaan. Dat heeft dan mijn grote voorkeur, maar ik luister ook naar het bezwaar van de heer Irrgang: gaat er niet te veel vertraging ontstaan? Daarom probeer ik constructief met de Kamer mee te werken. Ik kan mij voorstellen dat wij de procedure volgen die mevrouw Blanksma net heeft geschetst met het inwerkingtredings-KB en dat wij elkaar scherp houden op de implementatie van de richtlijn. Als het amendement in die zin wordt gewijzigd, heb ik er inderdaad geen moeite meer mee en laat ik het oordeel aan de Kamer over.

De heer Plasterk (PvdA): Maar dan gaat het in feite nergens meer over.

De voorzitter: Geeft dit nog aanleiding voor de indieners om hierop te reageren?

De heer Irrgang (SP): Ik denk dat het goed is om even te schorsen, zodat wij kunnen overleggen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister De Jager: Voorzitter. Gelet op datgene wat ik zonet heb gezegd over het amendement van mevrouw Blanksma geboren Van der Heuvel en de heer Irrgang, stel ik het volgende voor. Indien de leden bereid zijn het amendement in te trekken, kan ik toezeggen dat ik vandaag nog bij nota van wijziging de wet wijzig conform het amendement met dien verstande dat dit onderdeel bij inwerkingtredings-KB in werking zal worden gesteld. Het oogmerk daarvan is dat wij per 1 januari 2012 het totaal via de implementatie van de richtlijn willen regelen. Dan zouden ze mooi synchroon kunnen samenlopen.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Wij kunnen hiermee leven. Misschien kan de minister in de tekst erbij zetten «uiterlijk 1 januari 2012», zodat dat de uiterlijke termijn is. Ik heb met de heer Irrgang afgesproken dat wij dan het amendement op deze gronden intrekken.

De heer Irrgang (SP): Dat klopt. Daarmee hebben wij een noodvoorziening beschikbaar, mocht het met de volgende wijzigingswet sowieso niet lukken. Dan is het uiterlijk 1 januari 2012.

Minister De Jager: Ik zal het meteen formeel netjes doen, want anders kun je al een datum erin zetten in plaats van «bij inwerkingtredings-KB». Er staat: beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2012. Als zou blijken dat het onverhoopt niet kan, zal ik een maand van tevoren de Kamer per brief daarvan op de hoogte stellen. Dan kan de Kamer alsnog zeggen: het moet toch in werking treden. Qua wetgevingsprocedure is dat iets zuiverder.

De voorzitter: Mevrouw Blanksma-van den Heuvel en de heer Irrgang wensen het amendement op stuk nr. 17 in te trekken.

De minister is klaar met zijn beantwoording. Wij hebben nog ruimte voor een tweede termijn.

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Ik heb niet zoveel meer voor de tweede termijn. Ik dank de minister voor zijn toezegging dat nu eindelijk wordt opgetreden tegen al die praktijken waarvan in de afgelopen jaren vele mensen het slachtoffer zijn geworden. De AFM krijgt nu middelen om daartegen op te treden. Het is nu 1 januari 2012, maar het kan mij niet vroeg genoeg zijn.

Ik ben heel benieuwd hoe dat wildwestbordje eruitziet. Ik vind het wel bijzonder dat dit dertien maanden na de nota naar aanleiding van het verslag nog steeds niet bekend is. Maar goed, dat zal dan wel aan mij liggen.

Als wij morgen over het wetsvoorstel stemmen, hoop ik dat de Eerste Kamer niet voor een aparte behandeling kiest. Maar dat is uiteraard aan de Eerste Kamer. Dan moet 1 januari 2011 heel goed haalbaar zijn.

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Ik dank de minister voor de snelle beantwoording van de vragen. Mijn vraag over het vrijwillige toezicht en de eventuele reciprociteit stond nog open. Kan de minister zeggen hoe dit in andere landen is geregeld, op zijn minst binnen de Europese Unie? Bestaat daar ook de mogelijkheid van vrijwillig toezicht? Uiteindelijk zou het ook om Nederlandse consumenten kunnen gaan.

De heer Huizing (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn heldere beantwoording. Ik heb in eerste termijn al aangegeven dat wij het een prima set voorstellen vinden. Ik sluit mij wel aan bij de heer Irrgang dat het wat merkwaardig is dat het ontwerpen van een bordje zo ontzettend lang moet duren. Als je dat in het bedrijfsleven op deze manier zou doen, heb je weinig kans op bestaan.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor de ruimhartige toezegging inzake het voor ons zo belangrijke amendement om de grens naar € 100 000 op te trekken. Ik hoop dat wij daarmee voorkomen dat mensen ongekend de dupe worden van praktijken zoals wij die gezien hebben van Palm Invest en Easy Life. Deze extra bescherming kan dat voorkomen.

Ik hoop dat wij met elkaar kunnen afspreken dat er een goed onderscheid komt tussen technische wijzigingen en beleidswijzigingen. Wij moeten elkaar daarin scherp houden. Onze meningen daarover verschillen niet zodanig, dat wij er hele debatten over moeten voeren. Maar het maakt de politiek helderder als wij deze twee soorten zo veel mogelijk scheiden.

De heer Plasterk (PvdA): Over die verlening van zes naar negen maanden hebben wij een brief gekregen van VNO-NCW, die daartegen bezwaar maakt. Beschouwt mevrouw Blanksma dit als een technische wijziging, zoals de minister dat doet, en vindt zij dus dat dit door VNO-NCW ten onrechte als een inhoudelijk punt is aangemerkt? Of vindt zij het een inhoudelijke wijziging en, zo ja, is zij het met het bezwaar eens en wil zij iets anders dan de minister van Financiën voorstelt?

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA): De minister heeft gezegd dat dit is ingegeven door een betere controle vanuit de AFM. Men heeft daar meer tijd voor nodig. Er zou verder geen enkel nadeel aan zitten. In die zin vind ik dit beleidsmatig. Met deze toelichting van de minister kan het wat mij betreft doorgaan, maar dit soort zaken ligt op het randje van beleidsmatig en technisch.

Dan het regime van het vrijwillig toezicht. Er kan gekozen worden voor vrijwillig toezicht. Het niveau van toezicht kan daarbij verschillen. Hoe weet ik als consument of als institutionele belegger welk toezichtsregime van toepassing is op de instelling waar de beleggingen kunnen plaatsvinden? Wij moeten voorkomen dat wij een schimmig toezichtsregime krijgen waarin geen helderheid bestaat over de vraag wie waarop kan rekenen.

De heer Koolmees (D66): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik ben blij dat ik mijn oordeel over het amendement heb opgeschort tot na de toelichting van de minister, want het punt is opgelost.

Het is goed dat er professionals zijn die nadenken over de vormgeving van de wildwestbordjes, maar ik heb vooral gevraagd naar de effectiviteit van dit soort waarschuwingen. Is daar iets over bekend? Werkt «geld lenen kost geld» in de praktijk? Zijn consumenten daar gevoelig voor?

Ik dank de minister voor de beantwoording inzake het vrijwillig toezicht. Is het voor de consument duidelijk dat sommige bedrijven vrijwillig toezicht hebben en andere geen vrijwillig toezicht?

De heer Plasterk (PvdA): Voorzitter. De financiële markten staan op instorten, maar het is goed dat wij ons zorgen hebben gemaakt over de vormgeving en grafische uitvoering van de wildwestbordjes.

De minister van Financiën stelde voor om de grens bij € 50 000 te laten. Vervolgens kwam er een amendement van zijn partijgenoot om de grens naar € 100 000 op te trekken. Dat amendement is ontraden. Daarna is de essentie er uitgehaald, omdat bleek dat de minister eigenlijk de intentie van de grens van € 100 000 onderschreef. Uiteindelijk is het amendement ingetrokken. Ik ben blij dat mevrouw Blanksma en de heer Irrgang een project van mijn voorganger Tang zover gebracht hebben, dat zij hier enthousiast steun aan verlenen. Eind goed, al goed.

De heer Irrgang (SP): Het is leuk dat de heer Plasterk zo reageert, maar het was goed geweest als hij een beetje druk op deze minister had gezet. Uiterlijk 1 januari 2012 is het geregeld, en er is een noodvoorziening. Ik herinner de heer Plasterk ook aan oud-minister Bos van Financiën, die toen mijn fractie dit ooit voorstelde, reageerde met: komt de SP nu ook al voor de rijken op? Dat vond ik toen een misplaatste reactie. Het is goed dat deze minister dat niet doet. Ik hoop dat de heer Plasterk en zijn fractie zullen instemmen met het wetsvoorstel waarmee deze grens wordt verhoogd naar € 100 000.

De heer Plasterk (PvdA): Ik geef slechts aan dat ik in het verlengde van mijn voorganger Paul Tang vind dat deze grens opgetrokken moet worden. Ik ben dus blij dat de minister zich vandaag door de Kamer, met enthousiaste steun van mevrouw Blanksma, heeft laten overtuigen. Eind goed, al goed.

Minister De Jager: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de steun voor het wetsvoorstel. Ik heb al uitgelegd wat het vrijwillig toezicht is. Er is geen reciprociteit. Met de AIFM-richtlijn krijgen wij een geharmoniseerd geheel in Europa. Het vrijwillig toezicht regardeert echter geen consumentenbescherming. Het regardeert slechts de institutionele beleggers. In die zin zijn de vragen minder relevant. Het gaat om zaken die professionele partijen aangaan. Dan is het dus geen enkel probleem dat de Nederlandse aanbieder kan vragen om vrijwillig toezicht omdat hij het aan professionele beleggers in het buitenland wil aanbieden. Als het andersom niet gebeurt, tast dat in geen enkel opzicht de consumentenbescherming aan.

Ik heb allerlei voorbeelden gezien van geteste wildwestbordjes. Op geen enkele daarvan zie ik een cowboy of een saloon. Wel zie ik een peinzende consument die zich moet afvragen of hij wel goed bezig is. Je ziet vooral de aanmaning om extra alert te zijn. De kernboodschap van het wildwestbordje is: geen AFM-toezicht, geen vergunningplicht. De heer Koolmees stelde de relevante vraag welke ervaringen hiermee zijn opgedaan. Die vraag kan ik niet zo gemakkelijk beantwoorden. Ik heb begrepen dat de AFM er onderzoek naar doet. Ik zal de AFM vragen bij de evaluatie van het wildwestbordje ook ervaringen uit andere landen te betrekken. Ik vermoed dat een eerste evaluatie na twee jaar zal plaatsvinden.

De heer Van Vliet (PVV): Ik doe de suggestie om een foto van de minister te gebruiken met zijn duim naar beneden als er geen toezicht is.

Minister De Jager: Ik weet niet of dit door de test komt. De AFM zal zeker het stenografisch verslag van dit wetgevingsoverleg lezen, maar ik hoop niet dat zij voor die optie kiest.

Voorzitter. Hiermee heb ik alle vragen beantwoord.

De voorzitter: Naar aanleiding van de uitkomsten van deze beraadslaging komt er een achtste nota van wijziging naar de Kamer. Als gevolg daarvan hebben de indieners amendement nr. 17 ingetrokken. Het wetsvoorstel wordt aangemeld als hamerstuk voor de vergadering van aanstaande donderdag.

Sluiting 11.35 uur.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Bijleveld-Schouten (CDA), Slob (ChristenUnie), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), voorzitter, Omtzigt (CDA), Irrgang (SP), Neppérus (VVD), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), ondervoorzitter, Bashir (SP), Sap (GroenLinks), Harbers (VVD), Plasterk (PvdA), Groot (PvdA), Van Bemmel (PVV), Braakhuis (GroenLinks), Van Vliet (PVV), Dijkgraaf (SGP), Verhoeven (D66), Koolmees (D66) en Huizing (VVD).

Plv. leden: Hijum (VVD), Rouvoet (ChristenUnie), Ten Broeke (VVD), Knops (CDA), Gesthuizen (SP), Leegte (VVD), Haverkamp (CDA),Graus (PVV), Bouwmeester (PvdA), Ouwehand (PvdD), Van der Veen (PvdA), Karabulut (SP), Halsema (GroenLinks), Schaart (VVD), Vermeij (PvdA), Smeets (PvdA), Beertema (PVV), Van Gent (GroenLinks), De Jong (PVV), Van der Staaij (SGP), Koşer Kaya (D66), Pechtold (D66) en Ziengs (VVD).

Naar boven