32 035
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband met de uitbetaling van een tegemoetkoming over 2009 en 2010 voor invoering van het capaciteitsafhankelijk transporttarief

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

1. Aanleiding

Per 1 januari 2009 is het capaciteitsafhankelijke transporttarief voor kleinverbruikers ingevoerd (Regeling van de Minister van Economische Zaken van 3 juli 2008, nr. WJZ/8080769, tot wijziging van de Regeling van de Minister van Economische Zaken van 1 juli 1999, nr. E/EE/AE/99043158, houdende vaststelling tariefdragers tarieven transport en levering elektriciteit (Stcrt. 127)). Het capaciteitsafhankelijk transporttarief (hierna: capaciteitstarief) is een periodiek tarief dat kleinverbruikers betalen voor het transport van elektriciteit. Voor 1 januari 2009 werd het transport grotendeels verrekend op basis van een tarief per afgenomen kWh. Na 1 januari 2009 betalen kleinverbruikers periodiek een vast bedrag voor het transport van elektriciteit per aansluiting gebaseerd op de doorlaatwaarde van die aansluiting.

Het capaciteitstarief vormt een belangrijke bouwsteen voor de invoering van een model, dat gericht is op het vereenvoudigen van administratieve processen in de energiesector. Het doel van deze maatregelen is om de dienstverlening aan huishoudens en het midden- en kleinbedrijf structureel te verbeteren. Het capaciteitstarief sluit bovendien beter aan op de onderliggende kosten van het transportnet waarbij de belasting van het net, en niet het gebruik, van invloed is op de kosten.

Uitgangspunt bij de invoering van het capaciteitstarief was dat afnemers er landelijk gemiddeld niet op achteruit zouden gaan. Daartoe is per 1 januari 2009 een compensatieregeling in de energiebelasting opgenomen in overleg met de Staatssecretaris van Financiën. Bij brief van 11 maart 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 31 374, nr. 35) is voorgesteld additionele maatregelen te nemen, waaronder de invoering van een overgangsregeling. Dit wetsvoorstel strekt hiertoe.

2. Tegemoetkoming

2.1 Wie komen voor tegemoetkoming in aanmerking?

Dit wetsvoorstel voorziet in een tijdelijke tegemoetkoming voor afnemers die door de invoering van het capaciteitstarief een substantieel nadeel ondervinden. Dit betreft afnemers met een zwaardere aansluiting en een relatief laag verbruik, die gelet op hun piekverbruik de doorlaatwaarde van hun aansluiting niet kunnen verlagen. Het wetsvoorstel voorziet in een tegemoetkoming voor de duur van twee jaar in de vorm van een forfaitaire vergoeding op basis van de doorlaatwaarde van de aansluiting en een standaardjaarverbruik. De tegemoetkoming is voor afnemers die een aansluiting hebben met een totale maximale doorlaatwaarde van meer dan 3*25A en ten hoogste 3*80A. Deze grens van 3*80A betekent in de praktijk dat huishoudens en een aantal kleine bedrijven die een aansluiting van maximaal 3*80A hebben, hiervoor in aanmerking komen. Deze grens sluit aan bij de in artikel 95a, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 opgenomen groep van kleinverbruikers.

Op basis van door netbeheerders verstrekte gegevens is geschat dat ongeveer 200 000 afnemers substantieel nadeel ondervinden van de invoering van het capaciteitstarief. Een deel van die afnemers heeft een aansluiting waarvan de doorlaatwaarde hoger is dan nodig. De netbeheerders hebben voor deze gevallen een coulanceregeling ontwikkeld: afnemers kunnen de doorlaatwaarde van een aansluiting tegen een gereduceerd tarief van € 50,00 exclusief BTW laten verlagen. In de Tarievencode Elektriciteit is bepaald dat afnemers die gebruik maken van de coulanceregeling over de periode van 1 januari 2009 tot en met het moment van verlaging van de doorlaatwaarde van de aansluiting transportkosten in rekening gebracht krijgen op basis van de verlaagde doorlaatwaarde van de aansluiting. In dit wetsvoorstel is daarom bepaald dat indien de maximale totale doorlaatwaarde van een aansluiting tot 3*25A is verlaagd als gevolg van een verzoek daartoe in het kader van de coulanceregeling, de afnemer van deze aansluiting niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming. Afnemers met een aansluiting met een maximale totale doorlaatwaarde van 3*25A ondervinden immers geen substantieel nadeel als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief. Als naar aanleiding van een verzoek in het kader van de coulanceregeling in 2009 of 2010 de maximale totale doorlaatwaarde van een aansluiting is verkleind, maar deze groter dan 3*25A blijft, wordt ten behoeve van de uitbetaling van de tegemoetkoming de nieuwe doorlaatwaarde geacht aanwezig te zijn geweest vanaf 1 januari 2009. Er worden voor deze periode immers ook transportkosten in rekening gebracht op basis van de verlaagde doorlaatwaarde van de aansluiting.

Verder wordt voorgesteld dat als gedurende 2009 de totale maximale doorlaatwaarde van een aansluiting is verhoogd, de afnemer van deze aansluiting niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming voor 2010.

Naar schatting komen circa 170 000 afnemers in aanmerking voor een tegemoetkoming. Deze groep afnemers omvat tevens afnemers met aansluitingen zonder verblijfsfunctie. Er wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen aansluitingen met of zonder verblijfsfunctie.

2.2 Hoogte van de tegemoetkoming

In overeenstemming met de brief van 11 maart (Kamerstukken II 2008/09, 31 374, nr. 35) bedraagt de voorgestelde tegemoetkoming in 2009 circa 38% van het nadeel als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief. In 2010 bedraagt de tegemoetkoming de helft van het bedrag dat over 2009 is uitgekeerd. Om te voorkomen dat er in verhouding hoge uitvoeringslasten ontstaan bij de uitbetaling van kleine bedragen aan afnemers zijn drempelbedragen toegepast. Voor de hoogte van de voorgestelde drempelbedragen zij verwezen naar het einde van paragraaf 5.1.

Naar verwachting bedragen de totale kosten van de tegemoetkomingsregeling circa € 30 miljoen voor 2009 en circa € 15 miljoen voor 2010. De hoogte van dit bedrag is mede afhankelijk van het aantal mensen dat gebruikt maakt van de coulanceregeling en is in evenwicht met de jaarlijkse besparingen als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief die door de sector zijn geschat op € 30 miljoen (zie de toelichting bij de eerder genoemde Regeling van de Minister van Economische Zaken van 3 juli 2008).

Een hogere tegemoetkoming is ongewenst omdat het wetsvoorstel niet beoogt om de effecten van de invoering van het capaciteitstarief volledig te compenseren. Het doel van het capaciteitstarief is immers ook om het transporttarief beter te laten aansluiten op de onderliggende kosten van het transportnet waarbij de belasting van het net, en niet het gebruik, van invloed is op de kosten. Om die reden ligt een tijdelijke overgangsregeling voor de hand die afnemers laat wennen aan het hogere tarief zonder het totale nadeel weg te nemen.

De genoemde besparingen van € 30 miljoen worden slechts deels bij de netbeheerders behaald. Op dit moment is het nog niet duidelijk welk deel van de verwachte besparingen van de invoering van het capaciteitstarief aan de kant van de netbeheerders wordt behaald. Dit kan door de de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: NMa) worden vastgesteld. Voorgesteld wordt daarom om de kosten van deze tegemoetkomingsregeling één op één te dekken via een beperkte opslag op de gereguleerde transporttarieven. Bij de vaststelling van de transporttarieven voor 2010 en later kan dan rekening worden gehouden met de besparingen van de netbeheerders als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief. Gelet op de verwachte totale kosten van de tegemoetkomingsregeling zullen de transporttarieven voor kleinverbruikers voor 2009 landelijk gemiddeld met ongeveer € 4 stijgen en voor de tegemoetkoming voor 2010 met de helft. Dit zal naar verwachting niet eerder beslag krijgen dan in de transporttarieven van 2011 en 2012, omdat de exacte bepaling van de kosten van de regeling niet eerder kan plaatsvinden. Aan de ene kant zullen de transporttarieven dus licht stijgen als gevolg van de opslag op de transporttarieven ten behoeve van deze tegemoetkomingsregeling, maar aan de andere kant zullen de transporttarieven weer licht dalen als gevolg van kostenbesparingen bij de netbeheerders door de invoering van het capaciteitstarief.

3. Uitvoering

De uitbetaling van de tegemoetkoming wordt uitgevoerd door de netbeheerders en heeft een looptijd van twee jaar. Voorgesteld wordt de tegemoetkoming door de netbeheerders te laten uitkeren omdat de netbeheerders zicht hebben op de doorlaatwaarde van de aansluitingen van afnemers, die de basis vormt voor de tegemoetkoming. Daarnaast beschikken de netbeheerders in beginsel over de benodigde verbruiks- en contactgegevens van deze afnemers om de tegemoetkoming uit te kunnen keren. Netbeheerders kunnen deze uitbetaling dus op een efficiënte wijze verrichten.

Voor de netbeheerders betekent de uitbetaling ingevolge dit wetsvoorstel een eenmalige extra taak op basis van de Elektriciteitswet 1998. Deze taak brengt tijdelijk kosten met zich mee voor de netbeheerders. Deze worden gedekt via de transporttarieven voor kleinverbruikers. De vaststelling van de hoogte van de kosten gebeurt door de NMa. Ingevolge de onderdelen B en C van dit wetsvoorstel kan de netbeheerder hiertoe een voorstel doen aan de NMa. De NMa ziet er op toe dat de compensatie voor de uitvoeringslasten die deze taak voor de netbeheerders met zich meebrengt niet hoger is dan noodzakelijk voor de uitvoering van de taak en dat deze zo efficiënt mogelijk wordt uitgevoerd.

4. Noodzakelijke wettelijke regeling

Logischerwijs bevat de Elektriciteitswet 1998 op dit moment geen bepalingen over de uitbetaling van deze specifieke tegemoetkoming door netbeheerders. Het is wenselijk om deze eenmalige extra taak voor de netbeheerders een wettelijke basis te geven. Redenen hiervoor zijn dat op deze wijze transparant kan worden vastgelegd wie in aanmerking komt voor de tegemoetkoming en wie deze tegemoetkoming uitbetaalt. Daarnaast is het van belang dat er goede mogelijkheden zijn om toezicht te houden op de juistheid van de uitvoering door de netbeheerders van de voorgestelde maatregelen. Om deze redenen is er voor gekozen deze eenmalige taak van de netbeheerders vast te leggen in een wetsvoorstel.

5. Inhoud wetsvoorstel

5.1 Tegemoetkoming

Een netbeheerder krijgt met het voorgestelde artikel I, onderdeel A, als taak in zijn gebied voor het jaar 2009 en het jaar 2010 een forfaitair bedrag uit te betalen aan afnemers die op 1 januari 2009 respectievelijk 1 januari 2010 beschikken over een aansluiting op een net met een totale maximale doorlaatwaarde van meer dan 3*25A en niet meer dan 3*80A, als gedeeltelijke tegemoetkoming voor de invoering van het capaciteitstarief.

De netbeheerder keert deze tegemoetkoming uit aan afnemers die beschikken over een aansluiting met een bepaalde doorlaatwaarde in combinatie met het op 31 december 2009 bij netbeheerders bekende standaardjaarverbruik. Daarmee wordt bedoeld het in de meetcode Elektriciteit gehanteerde begrip standaardjaarverbruik. De meetcode betreft een uitwerking van artikel 31, eerste lid, onderdeel b, van de Elektriciteitswet 1998. In algemene zin wordt het standaardjaarverbruik van een aansluiting bepaald door het gemeten verbruik op die aansluiting over een bepaalde periode in combinatie met een verbruiksprofiel. Het profiel wordt bepaald door het gemiddelde verbruik van een bepaalde groep afnemers. Het standaardjaarverbruik van een aansluiting wordt geactualiseerd als er een nieuwe gevalideerde meterstand bij de netbeheerder bekend is, dan wel indien de netbeheerder een nieuwe tellerstand voor de aansluiting vaststelt. De keuze om dit gegeven als basis te nemen voor de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming per afnemer sluit aan bij de werkwijze van netbeheerders.

Ingevolge het wetsvoorstel worden bij ministeriële regeling regels gesteld over de hoogte van de tegemoetkoming, die per categorie van afnemers kan verschillen. Daarnaast biedt het wetsvoorstel de mogelijkheid nadere regels te stellen over de uitvoering van de uitbetaling, waaronder de informatievoorziening, de datum van uitbetaling en de wijze waarop wordt uitbetaald. Ook kunnen bij ministeriële regeling indien nodig regels worden gesteld over de inrichting van de administratie die netbeheerders moeten voeren in verband met de aan hen opgelegde wettelijke taak.

In de ministeriële regeling zullen de bedragen van de tegemoetkoming worden opgenomen. In onderstaande tabel zijn deze forfaitaire bedragen weergegeven. Aan de bovenzijde van de tabel zijn verbruikscategorieën (in kWh) aangegeven; aan de linkerzijde de totale maximale doorlaatwaarden van aansluitingen.

 <10 00010 000–14 99915 000–19 99920 000–24 99925 000–29 99930 000–35 000
 200920102009201020092010200920102009201020092010
3*35A135,0067,5060,0030,0000000000
3*50A230,00114,00160,0080,00105,0057,50000000
3*63A325,00162,50255,00127,50200,00100,00150,0075,000000
3*80A425,00212,50350,00175,00305,00152,50250,00125,00200,00100,00145,0072,50

Daarbij zijn de onderstaande drempelbedragen gehanteerd.

3*35A50
3*50A75
3*63A100
3*80A120

Ingevolge artikel I, onderdelen B en C, kunnen netbeheerders aan de NMa een voorstel doen voor een tariefverhoging van de transportkosten voor kleinverbruikers ter dekking van de kosten die voortvloeien uit de uitvoering van de in dit wetsvoorstel beschreven taak.

5.2 Wijziging artikel 41c Elektriciteitswet 1998

De NMa stelt op grond van artikel 41a van de Elektriciteitswet 1998 reguleringsperiodes vast die tussen de drie en vijf jaar duren. Op basis van het methodebesluit worden de concrete tarieven vastgesteld. De huidige reguleringsperiode is op 1 januari 2008 begonnen en loopt tot 2011. Zonder specifieke wettelijke bepaling zou de NMa gedurende een reguleringsperiode geen rekening kunnen houden met bepaalde besparingen van netbeheerders.

Ingevolge het wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt (Kamerstukken 31 374) verrichten netbeheerders bepaalde diensten niet langer en voor deze diensten maken zij derhalve geen kosten meer. Dit betreft onder meer de kosten verbonden aan de facturering en inning van de tarieven, zoals de transporttarieven en het tarief voor de meting van elektriciteit. Daarom wordt in het voorgestelde onderdeel d van artikel 41c, tweede lid, voorzien in de mogelijkheid voor de NMa om in zo’n geval tot correctie van de tarieven over te gaan.

De inhoud van artikel I, onderdeel D, van voorliggend wetsvoorstel maakt deel uit van het wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt; dit betreft artikel I, onderdeel P. Door de inwerkingtreding van de wet van 8 mei 2008 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband met het beëindigen van de taak van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet tot verstrekking van subsidie ten behoeve van de stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie alsmede ter bevordering van een doelmatig gebruik van warmte (Stb. 179 en 251), zal voornoemd artikel I, onderdeel P, abusievelijk komen te vervallen. Met artikel I, onderdeel D, van dit wetsvoorstel wordt dit hersteld.

6. Administratieve lasten en overige bedrijfseffecten

De wettelijke taak van netbeheerders om een tegemoetkoming op grond van dit wetsvoorstel uit te betalen betreft een tijdelijke inhoudelijke verplichting en vormt derhalve geen informatieverplichting.

Voor de met dit wetsvoorstel samenhangende kosten kan een netbeheerder een voorstel doen aan de NMa. De kosten kunnen worden verwerkt in de tarieven. Eventuele administratieve lasten zijn daarom niet merkbaar.

Administratieve lasten zoals het geven van informatie over de totale omvang van de bedragen die zijn uitgekeerd aan afnemers en het aantal afnemers dat een tegemoetkoming heeft ontvangen, vormen een marginale last en blijven naar verwachting in totaal onder de € 10 000. Dit wetsvoorstel is daarom niet voor advies aan Actal aangeboden.

Op grond van artikel I, onderdeel A, kunnen over de inrichting van de administratie die netbeheerders moeten voeren bij ministeriële regeling regels worden gesteld. Afhankelijk hiervan zal bij de ministeriële regeling worden bezien of een nadere onderbouwing van de administratieve lasten en advisering door Actal noodzakelijk is.

Het wetsvoorstel introduceert derhalve voorshands geen substantiële, merkbare administratieve lasten en het introduceert ook geen andere structurele effecten voor het bedrijfsleven.

Met het oog op de vermindering van regeldruk hanteert het kabinet in beginsel twee vaste data (1 januari en 1 juli) voor inwerkingtreding van regelgeving, en een minimale termijn tussen bekendmaking en inwerkingtreding van drie maanden (Kamerstukken II 2008/09, 29 515, nr. 270). Het systeem van vaste verandermomenten voorziet in de mogelijkheid af te wijken indien zwaarwegende belangen zich tegen toepassing hiervan verzetten, zoals in het geval van spoedwetgeving. Het spoedkarakter van dit wetsvoorstel rechtvaardigt een dergelijke afwijking.

7. Staatssteun

Er is geen sprake van staatsteun ingevolge dit wetsvoorstel, noch op het niveau van de netbeheerders, noch op het niveau van de (bedrijfsmatige) kleinverbruikers. Ten aanzien van de netbeheerders kan niet gesproken worden van staatssteun, omdat de hen opgedragen eenmalige wettelijke taak niet kwalificeert als een economische activiteit. Daarnaast ziet de NMa er op toe dat de compensatie voor de uitvoeringslasten die deze taak voor de netbeheerders met zich meebrengt niet hoger is dan noodzakelijk voor de uitvoering van deze taak en dat deze zo efficiënt mogelijk wordt uitgevoerd.

Alle particuliere huishoudens en (bedrijfsmatige) kleinverbruikers in Nederland met een zwaardere aansluiting (dat wil zeggen, met een doorlaatwaarde van meer dan 3*25A tot maximaal 3*80A) en een relatief laag verbruik krijgen een tijdelijke tegemoetkoming om deze groep door de invoering van het capaciteitstarief niet onevenredig zwaar te belasten ten opzichte van afnemers die dit probleem niet hebben. De tegemoetkoming is daarom niet selectief van aard, past in de aard en opzet van dit nieuwe stelsel voor het transporttarief en kent bovendien geen economisch voordeel toe in de zin van het Europeesrechtelijke staatssteunkader.

8. Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets

De Raad van Bestuur van de NMa is overeenkomstig het Relatiestatuut EZ – NMa in de gelegenheid gesteld een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets op het wetsvoorstel uit te voeren. Op 16 juni 2009 heeft de Raad van Bestuur van de NMa in dit kader een advies uitgebracht.

De Raad acht het wetsvoorstel in hoofdlijnen uitvoerbaar en handhaafbaar, zowel ten aanzien van de uitbetaling van de tegemoetkoming door netbeheerders als de verwerking door de Raad van de uitbetaalde compensatie in de transporttarieven. De Raad constateert dat in het wetsvoorstel niet langer verband wordt gelegd tussen de kostenbesparing die netbeheerders naar verwachting zullen behalen door de invoering van het capaciteitstarief en de hoogte van de tegemoetkoming. In paragraaf 2.2 is aangegeven dat bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming een relatie is gelegd met de verwachte kostenbesparing bij netbeheerders.

Daarnaast heeft de Raad voorstellen gedaan om het wetsvoorstel te verduidelijken. Het wetsvoorstel en de toelichting zijn naar aanleiding daarvan aangepast.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven