32 033 Mediabeleid

Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 december 2010

Op 13 juni 2009 berichtte NRC Handelsblad over schendingen van de wet en de eigen gedragscode Goed bestuur en integriteit van de publieke omroep. Mijn ambtsvoorganger (Plasterk) heeft het Commissariaat voor de Media en – via de raad van bestuur van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) – de Commissie Integriteit Publieke Omroep (CIPO) daarop gevraagd de vermeende misstanden te onderzoeken. Bij brief van 29 juni 2009 is de Tweede Kamer ingelicht over de eerste uitkomsten van de onderzoeken en is aangekondigd dat samen met het Commissariaat en de NPO wordt nagegaan of er extra toezichthoudende en handhavende maatregelen nodig zijn.1 Deze toezegging is herhaald in een spoeddebat in de Tweede Kamer op 1 juli 2009.2

Een ambtelijke werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de (NPO), het Commissariaat voor de Media en mijn departement, heeft onderzocht welke aanvullende toezichtsmaatregelen wenselijk zijn om verdere misstanden te voorkomen. Na twee keer eerder uitstel door mijn ambtsvoorganger heb ik bij brief van 7 juli 2010 (kamerstuk 31 876, nr. 29) toegezegd de TK in het najaar te informeren. Ik wil u in deze brief informeren over de uitkomsten van de werkgroep.

Bevindingen

De onderzochte incidenten betreffen overtredingen van de sponsorregels, het verbod van dienstbaarheid aan winst door derden en belonings- en integriteits zaken die op gespannen voet staan met de code Goed bestuur en integriteit van de publieke omroep. Volgens de werkgroep brengen de incidenten drie dingen aan het licht:

  • a. er is in een aantal gevallen een link met problemen in de bestuurlijke organisatie en goed bestuur;

  • b. ondanks signalen dat er dingen mis zijn of dreigen te gaan, biedt het bestaande toezichtsinstrumentarium geen of onvoldoende mogelijkheden om in te grijpen ter voorkoming van problemen of, als er al problemen zijn, om erger te voorkomen;

  • c. de inzet van op zichzelf effectieve instrumenten, zoals het staken van de bevoorschotting, blijkt soms moeizaam als twee instanties, raad van bestuur NPO en Commissariaat, daar een rol hebben.

Voorgestelde maatregelen

Op basis van de bevindingen van de werkgroep stel ik voor de volgende maatregelen uit te werken om het toezicht te kunnen verbeteren:

  • 1. Erkenningverlening:

    • Goed bestuur wordt een wettelijk beoordelingscriterium bij de erkenning van omroepenverenigingen. Als erkenningsvoorwaarde geldt dat de bestuurlijke structuur op orde moet zijn op moment van de aanvraag. Als na de erkenning de organisatie in de problemen raakt en herstel uitblijft, kan de erkenning worden ingetrokken.

    • Daarnaast wordt een deugdelijke administratieve en financiële organisatie wettelijke erkenningvoorwaarde. Een erkenning kan worden ingetrokken wanneer de administratieve en financiële organisatie niet langer voldoet aan de daaraan te stellen eisen en de omroep er niet in slaagt orde op zaken te stellen.

  • 2. Goed bestuur en integriteit

    • De NPO en Commissariaat bezien de wenselijkheid van aanvulling en actualisering van de Richtlijnen Goed bestuur en integriteit op basis van recente bevindingen. De Richtlijnen worden in elk geval aangevuld en verbeterd op het punt van belangenverstrengeling en niet zakelijke verhoudingen.

    • Artikel 2 142a Mediawet 2008 (verplichte scheiding bestuur-toezicht) kan aangevuld worden met enkele hoofdprincipes:

      • de samenstelling van het toezichthoudende orgaan moet waarborgen dat er deugdelijk en onafhankelijk en deskundig toezicht wordt uitgeoefend;

      • de werkwijze en onderlinge verhoudingen tussen bestuur en toezichthouder zijn behalve in de statuten, daarnaast vastgelegd in werkreglementen;

      • leden van het toezichthoudende orgaan worden benoemd op basis van vooraf vastgestelde openbare profielen.

  • 3. Aanvullende maatregelen in de sfeer van handhaving

    • Meer bepalingen zullen onder de werking van de last onder dwangsom worden gebracht om overtredingen te stoppen. Bij niet voldoen aan een last onder dwangsom wordt zendtijd verminderd of tijdelijk ingetrokken en kan de bevoorschotting worden stopgezet. Blijft een omroep dan nog in gebreke, dan kan de erkenning worden ingetrokken.

    • Het Commissariaat krijgt de bevoegdheid aanwijzingen te geven bij in ieder geval (dreigend) wanbeheer, waaronder financieel wanbeleid, ongerechtvaardigde verrijking (van bestuurders/toezichthouders en derden) en onrechtmatig handelen door bestuurders/toezichthouders. Bij niet opvolgen van een aanwijzing volgt een boete, vermindering of tijdelijke intrekken van zendtijd en staken bevoorschotting. Blijft de omroep dan nog in gebreke, dan kan de erkenning worden ingetrokken.

    • Er komen meer mogelijkheden voor het stopzetten van de bevoorschotting bij bestaand of (dreigend) wanbeheer en (dreigende) onrechtmatige uitgaven. Het stopzetten van de bevoorschotting doet de raad van bestuur op bindend verzoek van het Commissariaat.

    • Naast de al bestaande mogelijkheid om onrechtmatig uitgegeven geld terug te vorderen, krijgt het Commissariaat de mogelijkheid om onrechtmatig verkregen voordelen terug te vorderen en te verrekenen met de bevoorschotting.

De maatregelen behoeven nog verdere wettelijke uitwerking. Die uitwerking kan prima ingepast worden in de wetgeving die nodig is voor de uitwerking van het regeerakkoord waarover ik u bij brief van 3 december 2010 heb geïnformeerd. Ik wijs er nadrukkelijk op dat de geschetste maatregelen niet mogen leiden tot enige vorm van voorafgaand toezicht op de inhoud van de programmering. Die (grond)wettelijke grens mag nooit overschreden worden.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XNoot
1

Kamerstukken II, 2008–2009, 31 804, nr. 71.

XNoot
2

Handelingen II, 2008/2009, blz. 8111–8129.

Naar boven