32 014 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet giraal effectenverkeer en het Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code van 30 mei 2007

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIEN1

Vastgesteld 2 oktober 2012

Het voorbereidend onderzoek geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. De leden hebben naar aanleiding van het gewijzigde voorstel van wet wel nog enkele vragen. De leden van de fracties van PvdA en PVV sluiten zich bij deze vragen aan.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en zij hebben daarover een aantal vragen.

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen allereerst waarom het vijf jaren heeft geduurd alvorens het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance wordt omgezet in wetgeving.

Het wetvoorstel wijzigt het agenderingsrecht van aandeelhouders in belangrijke mate. Kan de regering toezeggen dat de effecten van de verhoging van de drempel van het agenderingsrecht op termijn zullen worden geëvalueerd?

Middels amendement is het melden van bruto shortposities toegevoegd aan het oorspronkelijke wetsvoorstel. Kan de regering nadere uitleg geven met betrekking tot de afbakening van het in het wetsvoorstel gehanteerde begrip shortpositie en de berekening van een dergelijke positie. In hoeverre vallen hieronder ook indirecte shortposities, die bijvoorbeeld via beursfondsen worden gehouden? Zijn de in artikel 5:45 en artikel 5:46 Wft opgenomen toerekeningsregels en uitzonderingen in dit kader van toepassing? Kan de regering toezeggen dat in een nader (beleids)besluit verdere duidelijkheid wordt verschaft voor de praktijk?

Kan de regering aangeven wat de samenloop is tussen de in dit wetsvoorstel geregelde meldplicht voor bruto shortposities en de Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps die binnenkort in werking treedt?

Vragen van de leden van de SP-fractie

Agenderingsrecht van aandeelhouders

De leden van de SP-fractie hebben een vraag over het agenderingsrecht van aandeelhouders (Artikel III, betreffende Artikel 114a van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek).

De memorie van toelichting stelt «dat met het agenderingsrecht een groot stempel op de algemene vergadering kan worden gedrukt. Dat wordt in een naamloze vennootschap, waarvan aandelen ook aan de beurs verhandeld kunnen worden, slechts gerechtvaardigd geacht wanneer een aandeelhouder tenminste drie procent van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigt.» De leden van de SP-fractie ontgaat hier de redenering. Uitgaande van de premisse dat het agenderingsrecht van invloed is op de algemene vergadering (de stempelmetafoor is weinig verduidelijkend), wordt er geponeerd dat deze invloed (dit stempel) slechts gerechtvaardigd is bij een vertegenwoordiging van tenminste drie procent van het geplaatste kapitaal. De rechtvaardigingsgronden ontbreken echter. Met dezelfde woorden had het percentage 0,3 of 30% of 100% kunnen zijn.2 Indien de regering een inhoudelijke argumentatie voorhanden heeft dan worden de leden van de SP-fractie daarvan graag in kennis gesteld.3

Terminologische kwesties

De leden van de SP-fractie hebben vragen over het gebruik in dit wetsvoorstel van de term «investeerder» in plaats van «belegger».

De Nederlandse taal (maar ook bijvoorbeeld de Duitse en Franse) maakt een economisch belangrijk onderscheid tussen «investeren» (aanschaf van productiemiddelen) en «beleggen» (voornamelijk aanschaf van en handel in waardepapieren zoals effecten). Ook de Wet financieel toezicht hanteert dit onderscheid. De Engelse taal maakt het onderscheid weliswaar formeel («real investment» versus «portfolio investment») doch het «verdwijnt» veelal met het gebruik van de ongedifferentieerde term «investment» en «investor». Vanwege de invloed van de Engelse taal dreigt ook het Nederlands onnauwkeurig te worden: wanneer in de financiële pers of in sommige regeringsdocumenten de term «investering» en «investeerder» wordt gebruikt, moeten we naar de betekenis gissen.

Bij de behandeling van de Wijzigingswet financiële markten 2010 (32036) in de Eerste Kamer heeft de minister van Financiën toegezegd4 te blijven toezien op een consequent gebruik van de termen «beleggen» en «belegger» in relatie tot de Wet financieel toezicht (Wft), om een onderscheid te maken met de termen «investeren» en «investeerder» (zie ook 33 000 IXB, E, toezegging nr. 15).

In de huidige Wet giraal effectenverkeer komen de termen investeren/investeerder of beleggen/belegger niet voor. Wel verwijst deze wet regelmatig naar de Wft. Maar in Artikel II van het wetsvoorstel wordt nu bij het ingevoegde hoofdstuk 3A van de Wet giraal effectenverkeer de term «investeerder» geïntroduceerd (en 20 maal gebruikt), waar echter uit de context op te maken valt dat hier «belegger» wordt bedoeld.5 Is de regering van oordeel dat het gebruik van de term «belegger» in dit hoofdstuk juist en ondubbelzinnig zou zijn?6 Zo nee waarom niet en in welke gevallen niet? Zo ja, is de regering dan bereid toe te zeggen om – in het verlengde van de eerder genoemde toezegging – bij de eerstvolgende relevante wetswijziging de term «investeerder» uit Hoofdstuk 3A van de Wet giraal effectenverkeer te vervangen door de term «belegger»? De duidelijkheid van de wet alsmede de onderlinge consistentie van wetten zou hiermee gediend zijn.

De leden van de commissie zien de beantwoording van voorgaande vragen met belangstelling en bij voorkeur binnen vier weken tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Essers

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Terpstra (CDA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) (voorzitter), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP) Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), vac. (PVV), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD) (vice-voorzitter), Van Rey (VVD), Bröcker (VVD)

X Noot
2

Ook de «Monitoring Commissie Corporate Governance Code» geeft geen inhoudelijk argument. Deze stelt slechts (op blz. 20) dat hoewel de kwestie niet aan de orde kwam in het consultatiedocument «door sommige respondenten gepleit is voor een hogere drempel voor het agenderingsrecht.» De commissie stelt ook dat vier omringende landen een drempel van 2,5 tot 5% hanteren. Maar die landen zouden een eventuele verlaging dan evenzeer kunnen ontlenen aan hen omringende landen. In geen geval is dit een inhoudelijk argument.

X Noot
3

Overeenkomstige vragen hadden kunnen worden gesteld voor de specifieke drempels voor diverse meldingen zoals van zeggenschap en intenties. In zoverre die niet direct gaan over de besluitvormingsverhoudingen achten deze leden die minder prangend.

X Noot
4

Toezegging T01369 in de toezeggingenregistratie van de Eerste Kamer.

X Noot
5

Het wetsvoorstel definieert in artikel 49a de term «investeerder» als volgt:

«1°. degene die voor eigen rekening een tegoed, luidend in effecten met een aandelenkarakter aanhoudt bij een aangesloten instelling, intermediair of instelling in het buitenland, of

2°. beheerder van een belegginginstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.»

X Noot
6

De memorie van toelichting stelt de term «investeerder» te gebruiken omdat de term «aandeelhouder» in de context van Artikel II bepaalde grensgevallen niet zou dekken (§4.3). Dit zou reden kunnen zijn om dan inderdaad de term «aandeelhouder» te vermijden, doch niet om de term «belegger» te vermijden. Immers met het Nederlandse «investeren» heeft de Wet giraal effectenverkeer niet van doen.

Naar boven