32 014
Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet giraal effectenverkeer en het Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code van 30 mei 2007

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is om, naar aanleiding van het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code van 30 mei 2007, over te gaan tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met aanpassing van de drempelwaarden voor melding van zeggenschap in beursgenoteerde ondernemingen en opname van een verplichting voor aandeelhouders en andere stemgerechtigden tot melding van hun intenties, tot wijziging van de Wet giraal effectenverkeer in verband met identificatie van investeerders op effecten en tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met aanpassing van het percentage kapitaalbezit dat is benodigd voor het recht om onderwerpen te agenderen voor de algemene vergadering;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5:25ka wordt, onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid, na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

2. Een uitgevende instelling vermeldt haar strategie op de website.

B

In artikel 5:33, eerste lid, onderdeel f, wordt de zinsnede «vijf procent» telkens vervangen door: drie procent.

C

In artikel 5:38, derde lid, wordt na «zijn:» ingevoegd: drie procent,.

D

In artikel 5:39, tweede lid, wordt na «zijn:» ingevoegd: drie procent,.

E

Na artikel 5:43 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5:43a

1. Een ieder die de beschikking verkrijgt over tenminste drie procent van het kapitaal of tenminste drie procent van de stemmen in een uitgevende instelling als bedoeld in artikel 5:33, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht meldt, gelijktijdig met de op grond van die verkrijging verplichte melding, bedoeld in artikel 5:38 of 5:39, tevens aan de Autoriteit Financiële Markten of hij bezwaar heeft tegen de ingevolge artikel 5:25ka op de website vermelde strategie van de uitgevende instelling.

2. Een ieder die op grond van artikel 5:40, 5:42, of 5:43 een melding doet, meldt gelijktijdig aan de Autoriteit Financiële Markten of hij bezwaar heeft tegen de ingevolge artikel 5:25ka op de website vermelde strategie van de uitgevende instelling.

3. Indien de meldingsplichtige het overeenkomstig het eerste lid of tweede lid gemelde standpunt wijzigt, meldt hij dit onverwijld aan de Autoriteit Financiële Markten.

F

Artikel 5:46 wordt als volgt gewijzigd:

In het tweede lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «vijf procent» vervangen door: drie procent of vijf procent.

G

In de bijlage bij artikel 1:79 en in de bijlage bij artikel 1:80 wordt in de numerieke volgorde van artikelen uit het Deel Gedragstoezicht financiële markten telkens «5:25ka, derde lid » en «5:43a, eerste, tweede lid en derde lid» ingevoegd.

H

Aan artikel 5:52 wordt een lid toegevoegd, luidende:

11. Dit artikel is niet van toepassing op een melding als bedoeld in artikel 5:43a.

ARTIKEL II

De Wet giraal effectenverkeer wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 49 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 3A. IDENTIFICATIE VAN INVESTEERDERS

Artikel 49a

Voor de toepassing van het ingevolge dit hoofdstuk bepaalde wordt verstaan onder:

a. effecten met een aandelenkarakter:

1°. verhandelbare aandelen als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

2°. verhandelbare aandelen die zijn uitgegeven door een rechtspersoon, opgericht naar het recht van een andere staat dan Nederland, die gelijk te stellen zijn met aandelen als bedoeld onder 1°;

3°. certificaten van aandelen of andere met certificaten van aandelen gelijk te stellen verhandelbare waardebewijzen;

b. instelling in het buitenland: een instelling met zetel in het buitenland waaraan het op grond van het op die instelling van toepassing zijnde recht is toegestaan ten name van cliënten rekeningen in effecten te administreren of aan te houden.

c. investeerder:

1°. degene die voor eigen rekening een tegoed, luidend in effecten met een aandelenkarakter aanhoudt bij een aangesloten instelling, intermediair of instelling in het buitenland, of

2°. beheerder van een belegginginstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.

d. uitgevende instelling: naamloze vennootschap naar Nederlands recht of een rechtspersoon opgericht naar het recht van een andere staat dan Nederland, niet zijnde een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, waarvan effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht is verleend, of op een multilaterale handelsfaciliteit waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 van de Wet op het financieel toezicht is verleend.

Artikel 49b

1. Een uitgevende instelling kan:

a. het centraal instituut schriftelijk verzoeken tot verstrekking van de naam, het adres en het emailadres van iedere aangesloten instelling of intermediair ten name van wie in het girodepot door de uitgevende instelling of met haar medewerking uitgegeven effecten met een aandelenkarakter worden bewaard alsmede van het totaal tegoed luidend in zodanige effecten in dat girodepot;

b. een aangesloten instelling of intermediair van wie de uitgevende instelling weet of redelijkerwijs mag aannemen dat deze een verzameldepot aanhoudt van door de uitgevende instelling of met haar medewerking uitgegeven effecten met een aandelenkarakter, schriftelijk verzoeken tot verstrekking van de naam, het adres en het emailadres van iedere deelgenoot in dat verzameldepot alsmede van het totaal tegoed luidend in zodanige effecten in dat verzameldepot;

c. een instelling in het buitenland van wie de uitgevende instelling weet of redelijkerwijs mag aannemen dat zij, beroepsmatig en anders dan als investeerder, door de uitgevende instelling of met haar medewerking uitgegeven effecten met een aandelenkarakter administreert of aanhoudt, schriftelijk verzoeken tot verstrekking van de naam, het adres en het emailadres van iedere cliënt voor wie zij een tegoed luidend in effecten met een aandelenkarakter administreert of aanhoudt alsmede van het totaal tegoed luidend in zodanige effecten dat bij de instelling wordt aangehouden; of d een bewaarder van een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht van wie deuitgevende instelling weet of redelijkerwijs mag aannemen dat hij door de uitgevende instelling of met haar medewerking uitgegeven effecten met een aandelenkarakter administreert of aanhoudt, schriftelijk verzoeken tot verstrekking van de naam, het adres en het emailadres van de beheerder van die beleggingsinstelling alsmede van het totaal tegoed luidend in zodanige effecten dat door de bewaarder wordt bewaard.

2. De uitgevende instelling doet een verzoek als bedoeld in het eerste lid niet vaker dan éénmaal per geadresseerde in een periode vanaf zestig dagen voor de algemene vergadering tot en met de dag van de algemene vergadering. Het eerste verzoek wordt uiterlijk op de eenentwintigste dag voor die van de algemene vergadering gedaan. De uitgevende instelling vermeldt in het verzoek de peildatum waarop het verzoek, bedoeld in het eerste lid, is gericht.

3. Degene tot wie het verzoek, bedoeld in het eerste lid, is gericht, beantwoordt dit binnen twee werkdagen na ontvangst door middel van verstrekking van de verzochte gegevens of een verklaring dat hij geen door of met medewerking van de verzoeker uitgegeven effecten met een aandelenkarakter administreert of aanhoudt. Indien de geadresseerde wegens omstandigheden die buiten zijn macht liggen niet in staat is tot beantwoording binnen de genoemde termijn informeert hij de verzoeker daarover binnen twee werkdagen na ontvangst van het verzoek, onder vermelding van de reden en de termijn waarbinnen het verzoek beantwoord zal worden. De termijn bedraagt maximaal zeven werkdagen gerekend vanaf het moment van ontvangst van het verzoek.

4. Op schriftelijk verzoek, gedaan in een periode vanaf zestig dagen tot de dertigste dag voor die van de algemene vergadering, van een investeerder die op het moment van het verzoek alleen of gezamenlijk met andere investeerders tenminste een tiende gedeelte van het geplaatste kapitaal van een uitgevende instelling vertegenwoordigt, identificeert de uitgevende instelling investeerders van door haar of met haar medewerking uitgegeven effecten met een aandelenkarakter door middel van het doen van verzoeken als bedoeld in het eerste lid.

5. Uiterlijk op het moment van het eerste verzoek als bedoeld in het eerste lid doet de uitgevende instelling hierover een mededeling op haar website, onder vermelding van de mogelijkheid van verzending van informatie overeenkomstig artikel 49c, de mogelijke data van die verzending en de uiterlijke data voor terbeschikkingstelling van informatie door investeerders.

6. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop een verzoek op grond van het eerste, vierde of zevende lid wordt gedaan en beantwoord.

Artikel 49c

1. Op schriftelijk verzoek van een investeerder die alleen of gezamenlijk met andere investeerders tenminste een honderdste gedeelte van het geplaatste kapitaal van een uitgevende instelling vertegenwoordigt, verzendt de uitgevende instelling, indien deze beschikt over op grond van artikel 49b, eerste lid, onder b, c of d, verkregen gegevens, door de investeerder ter beschikking gestelde informatie aan de overige investeerders van de uitgevende instelling. De uitgevende instelling verzendt de informatie op één of meerdere in haar statuten bepaalde of op haar website vermelde tijdstippen, waarvan het laatste niet later is dan drie werkdagen voor de algemene vergadering.

2. In afwijking van het eerste lid is de uitgevende instelling niet verplicht tot verzending van informatie die minder dan twee werkdagen voor het laatste tijdstip van verzending voor de algemene vergadering of minder dan vijf werkdagen voor enig ander tijdstip van verzending door haar wordt ontvangen en verzendt zij ontvangen informatie niet in de gevallen bedoeld in het vierde lid.

3. Indien een uitgevende instelling ter uitvoering van het eerste lid informatie verzendt, vermeldt zij de naam van de verzoeker.

4. Een uitgevende instelling verzendt geen informatie die:

a. kennelijk onjuist, onduidelijk of misleidend is;

b. gericht is op het verspreiden van reclame-uitingen;

c. geen verband houdt met het beleid of de bedrijfsvoering van de uitgevende instelling; of

d. van zodanige aard is dat verzending in redelijkheid niet van de uitgevende instelling kan worden verlangd.

5. De uitgevende instelling plaatst informatie die zij uit eigen beweging of op schriftelijk verzoek van een investeerder heeft verzonden onverwijld na verzending op haar website. De uitgevende instelling houdt de informatie gedurende tenminste een jaar op de website toegankelijk.

6. Voor de toepassing van dit artikel wordt als investeerder beschouwd degene die investeerder is op de peildatum die is vermeld in het laatst gedane verzoek, bedoeld in artikel 49b, eerste lid.

7. Indien door de investeerder, bedoeld in het zesde lid, een overeenkomst is gesloten met een derde op grond waarvan deze derde naar eigen goeddunken stemmen kan uitbrengen en de investeerder informatie van de uitgevende instelling ontvangt, verstrekt hij de naam, het adres en het emailadres van de derde aan de uitgevende instelling en stuurt hij de informatie die van de uitgevende instelling is ontvangen onverwijld door aan de derde.

8. Indien door de investeerder, bedoeld in het zesde lid, toepassing is gegeven aan artikel 88, derde lid, onderscheidenlijk 89, derde lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de investeerder informatie van de uitgevende instelling ontvangt, verstrekt hij de naam, het adres en het emailadres van de vruchtgebruiker of pandhouder aan de uitgevende instelling en stuurt hij de informatie die van de uitgevende instelling is ontvangen onverwijld door aan de vruchtgebruiker of pandhouder.

9. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de wijze waarop het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt gedaan en de wijze waarop een uitgevende instelling hieraan uitvoering geeft.

Artikel 49d

1. De uitgevende instelling is verplicht tot geheimhouding van de in artikel 49b, eerste lid en artikel 49c, zevende en achtste lid bedoelde gegevens, waarvan zij kennis neemt en verwerkt deze gegevens op een behoorlijke en zorgvuldige wijze.

2. Indien een uitgevende instelling aan een derde volmacht heeft verleend om namens haar een verzoek als bedoeld in artikel 49b, eerste lid, te doen en de verzochte gegevens te ontvangen, is deze derde verplicht tot geheimhouding van de in artikel 49b, eerste lid en artikel 49c, zevende en achtste lid, bedoelde gegevens waarvan hij kennis neemt en verwerkt deze gegevens op een behoorlijke en zorgvuldige wijze.

3. De uitgevende instelling of, indien van toepassing, de derde aan wie de uitgevende instelling een volmacht heeft verleend om namens haar een verzoek als bedoeld in artikel 49b, eerste lid, te doen, verwerkt de in artikel 49b, eerste lid en artikel 49c, zevende en achtste lid, bedoelde gegevens niet verder op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen.

4. De uitgevende instelling of, indien van toepassing, de derde aan wie de uitgevende instelling een volmacht heeft verleend om namens haar een verzoek als bedoeld in artikel 49b, eerste lid, te doen, legt passende technische en organisatorische maatregelen ten uitvoer om de in de in artikel 49b, eerste lid en artikel 49c, zevende en achtste lid, bedoelde gegevens te beveiligen tegen verlies of enige vorm van onrechtmatige verwerking.

Artikel 49e

De uitgevende instelling of, indien van toepassing, de derde aan wie de uitgevende instelling een volmacht heeft verleend om namens haar een verzoek als bedoeld in artikel 49b, eerste lid, te doen, is een vergoeding verschuldigd aan het centraal instituut, de desbetreffende aangesloten instelling, intermediair, instelling in het buitenland of bewaarder van een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht voor het voldoen aan een verzoek als bedoeld in artikel 49b, eerste lid.

Artikel 49f

1. Indien een verzoek als bedoeld in artikel 49b, eerste lid, onderdeel a, b of d, geheel of gedeeltelijk niet wordt beantwoord, kan de rechtbank binnen wiens arrondissement de uitgevende instelling die het verzoek heeft gedaan is gevestigd, op vordering van die uitgevende instelling of een derde aan wie de uitgevende instelling een volmacht heeft verleend de in het derde lid genoemde maatregelen treffen.

2. De bevoegdheid om de vordering in te stellen vervalt door verloop van drie maanden vanaf de dag waarop de uitgevende instelling van de niet-beantwoording kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen.

3. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn:

a. bevel tot nakoming van het in artikel 49b, eerste lid bedoelde verzoek;

b. schorsing van het recht op uitbrengen van de stemmen op effecten met een aandelenkarakter van de uitgevende instelling gedurende een door de rechtbank te bepalen periode van ten hoogste drie jaren.

ARTIKEL III

Artikel 114a van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «daartoe krachtens het volgende lid gerechtigd zijn» vervangen door: alleen of gezamenlijk tenminste drie honderdste gedeelte van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen.

2. Het tweede lid vervalt.

2. De tekst van het derde lid wordt toegevoegd aan het eerste lid, waarbij de zinsnede «of de waarde van de aandelen» en de aanduiding «3.» voor de tekst vervallen.

3. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot het tweede en derde lid.

ARTIKEL IV

De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1, onder 2°, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht na «5:43, eerste en tweede lid,» ingevoegd: 5:43a,.

ARTIKEL V

1. Een ieder die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, naar hij weet of behoort te weten, beschikt over tenminste drie procent van het kapitaal of tenminste drie procent van de stemmen in een uitgevende instelling als bedoeld in artikel 5:33, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht kan uitbrengen en daarvan niet eerder melding heeft gedaan aan de Stichting Autoriteit Financiële Markten, doet daarvan binnen vier weken na dat tijdstip melding aan de Stichting Autoriteit Financiële Markten. De melding wordt overeenkomstig artikel 5 van het Besluit melding zeggenschap en kapitaalbelang in uitgevende instellingen Wft gedaan. Indien op grond van de artikelen 5:38, eerste of tweede lid, 5:39, eerste lid, 5:42, of 5:43, eerste of tweede lid, of indien van toepassing, artikel 5:40 van de Wet op het financieel toezicht een onverwijlde melding dient plaats te vinden en een melding op grond van de eerste volzin nog niet heeft plaatsgevonden, strekt de onverwijlde melding mede ter voldoening aan de verplichting, bedoeld in de eerste volzin.

2. Een ieder die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, naar hij weet of behoort te weten, beschikt over tenminste drie procent van het kapitaal of tenminste drie procent van de stemmen in een uitgevende instelling als bedoeld in artikel 5:33, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht of over een of meer aandelen met een bijzonder statutair recht inzake de zeggenschap in een uitgevende instelling meldt binnen vier weken na dat tijdstip aan de Stichting Autoriteit Financiële Markten of hij bezwaar heeft tegen de ingevolge artikel 5:25ka op de website vermelde strategie van de uitgevende instelling.

ARTIKEL VI

De in artikel III bedoelde wijziging van artikel 114a van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op onderwerpen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet reeds zijn opgenomen in de oproeping van de vennootschap of op dezelfde wijze zijn aangekondigd.

ARTIKEL VII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Minister van Justitie,

Naar boven