32 013 Toekomst financiële sector

Nr. 76 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 juli 2014

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 10 april 2014 inzake de fiscale behandeling van de verschillende vermogensinstrumenten waarvan een bank gebruik kan maken (Kamerstuk 32 013, nr. 58).

De vragen en opmerkingen zijn op 15 mei 2014 aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 27 juni 2014 zijn ze door hem beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De griffier van de commissie, Berck

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief. Zij hebben een aantal vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris het onwenselijk acht dat de vergoeding over het aanvullend tier-1 kapitaal naar beschreven geldend recht niet aftrekbaar is vanwege de aangescherpte vereisten van het Basel III kapitaalakkoord. Het kabinet is daarom voornemens om zeker te stellen dat de vergoeding over het aanvullend hybride tier 1 kapitaal voor banken fiscaal aftrekbaar zal zijn. Wanneer komt het kabinet met een concreet voorstel? En kan het kabinet een overzicht geven van alle EU-lidstaten waar dit wel aftrekbaar is en voor welke sectoren? Is er een derving van inkomsten door de aftrekbaarheid voor de rijksoverheid? Zo ja, wat is de schatting? En komt deze aftrekbaarheid er alleen voor banken of ook voor andere sectoren zoals verzekeraars? Is bij verzekeraars hierbij rekening gehouden met de in te voeren eisen ten aanzien van kapitaalinstrumenten uit Solvency II? En kan het kabinet ook een schatting van geven van de kosten als deze aftrekbaarheid ook voor verzekeraars zou gaan gelden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de fiscale behandeling van vermogensinstrumenten van banken. De leden van de fractie van de PvdA zijn voorstander van een meer gelijke behandeling van vreemd en eigen vermogen en willen dat banken meer eigen vermogen aantrekken. Deze leden hebben nog enkele vragen.

Allereerst willen de leden vragen naar de impact van deze wijziging voor banken. Hoe groot is het financieringsvoordeel dat banken met de fiscale aftrekbaarheid van aanvullend hybride tier 1 kapitaal waarschijnlijk realiseren? Welk onderdeel van het totale eigen vermogen wordt nu op deze manier gefinancierd? Hoe groot is het aandeel hybride tier 1 kapitaal ten opzichte van de gehele balans voor de vier grootste Nederlandse banken? In hoeverre is dit vergelijkbaar met banken in Engeland, Duitsland, België en Frankrijk?

Ten tweede willen de leden van de PvdA-fractie informeren hoe deze wijziging zich verhoudt tot Europese buurlanden. In welke landen bestaat een dergelijke fiscale aftrek voor hybride kapitaal? Is deze aftrek beperkt tot het eigen vermogen voor banken of geldt deze voor het bedrijfsleven in den brede? Hoeveel landen in de EU kennen een zogeheten Allowance for Corporate Equity (ACE) die het financieren met eigen vermogen stimuleert? Een gelijker behandeling tussen vreemd en eigen vermogen kan ook worden bewerkstelligd door de aftrekbaarheid van de rente te beperken, zo constateren de leden van de PvdA. Welke landen beperken de aftrekbaarheid van de rente op vreemd vermogen voor banken en het bedrijfsleven in den brede? Hoe verhoudt de Nederlandse aftrekbaarheid van de rente op vreemd vermogen zich hiertoe?

Ten derde willen de leden van de PvdA vragen naar het gelijke speelveld voor het Nederlandse bedrijfsleven. In hoeverre kunnen andere bedrijven dan banken hybride vormen van vermogen aftrekken van hun winst? Ontstaat er met deze wijziging een verschil in de behandeling van hybride kapitaal voor banken en andere bedrijven? Is de Staatssecretaris het met de leden van de PvdA-fractie eens dat het Nederlandse bedrijfsleven, en met name het MKB, tenminste een gelijkwaardige fiscale behandeling moet kennen ten opzichte van de financiële sector? Hoe is met de voorstellen geborgd dat dat het geval is?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief en hebben naar aanleiding daarvan enkele vragen.

Zoals al eerder aangekondigd, is het kabinet voornemens om de vergoeding over aanvullend tier 1-kapitaal aftrekbaar te laten zijn. Kan de Staatssecretaris een overzicht verstrekken van de wijze waarop andere EU-landen in fiscale zin omgaan met aanvullend tier 1-kapitaal?

Kan de Staatssecretaris een overzicht verstrekken van alle renteaftrek beperkende maatregelen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de fractie van de PVV hebben kennisgenomen van voormelde brief. Daarbij hebben deze leden echter wel de volgende vragen, aan- en/of opmerkingen.

De leden van de fractie van de PVV dachten dat deze brief als verduidelijking was bedoeld. De brief bevat louter algemeenheden en roept meer vragen op dan dat ze beantwoord.

De leden van de PVV-fractie willen voorbeelden hebben van instrumenten die door Nederlandse banken worden gebruikt als vermogensinstrumenten voor banken, hun classificatie als: tier-1 kernkapitaal, aanvullend tier-1 kapitaal en tier-2 kapitaal en hun fiscale kwalificering.

Kan de mening van de Staatssecretaris waarom aanvullend tier 1-kapitaal niet aftrekbaar is worden onderbouwd?

De staatsecretaris stelt dat er een ongelijk speelveld is ontstaan tussen Nederlandse banken en banken in andere Europese landen. Dat betekent dan dat aanvullend tier 1-kapitaal fiscaal op andere wijze wordt behandeld. Kan de Staatssecretaris dat eens verduidelijken? Het betreft hier toch immers Europese regelgeving? Wordt Europese regelgeving dan niet uniform uitgevoerd? Of is er sprake van nationale verschillen?

Kan de staatsecretaris eens nader aanduiden hoe hij zeker gaat stellen dat de vergoeding over het aanvullende hybride kapitaal voor banken fiscaal aftrekbaar zal zijn en belastbaar bij de ontvanger? Gaat de Staatssecretaris een speciaal winstregime voor banken invoeren?

De leden van de fractie van de PVV zouden een overzicht willen hebben van de ratio’s (tier-1, aanvullend tier-1, tier-2 (upper & lower) bij de vier grootste banken, de banken die straks onder rechtstreeks ECB-toezicht vallen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de relatieve positie van het eigen vermogen ten opzichte van vreemd vermogen versterkt moet worden, bijvoorbeeld door de rente. Deze leden zien dat de fiscale behandeling van vermogensbestanddelen het gebruik van vreemd vermogen bevordert, doordat rente aftrekbaar is van de te belasten winst. Stevige kapitaaleisen zijn noodzakelijk, om te bevorderen dat banken voldoende eigen vermogen hebben om financiële tegenvallers op te kunnen vangen. Naar het oordeel van de leden van de D66-fractie zou ook in de fiscale behandeling van vreemd en eigen vermogen, de wenselijkheid van meer eigen vermogen tot uitdrukking moeten komen, waarbij het van belang is om dit ook internationaal te coördineren. De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet deze opvatting deelt en welke mogelijkheden het kabinet ziet om dit te realiseren.

II Reactie van de Staatssecretaris van Financiën

De leden van de fractie van de VVD vragen wanneer het kabinet komt met een concreet voorstel waarmee de vergoeding over het aanvullend hybride tier 1-kapitaal voor banken fiscaal aftrekbaar zal zijn. Het desbetreffende voorstel is door middel van een nota van wijziging op het wetsvoorstel Fiscale Verzamelwet 2014 op 11 juni jl. bij uw kamer ingediend. De leden van de fracties van de VVD, PvdA en SP vragen naar de fiscale behandeling van aanvullend tier 1 in andere EU-lidstaten. Voor zover bekend zal de coupon over aanvullend tier 1-vermogen in alle andere EU-lidstaten aftrekbaar zijn. Hoewel in enkele andere Europese landen formeel nog geen besluit hierover is genomen, heeft het kabinet geen indicaties dat in deze landen wordt aangestuurd op niet-aftrekbaarheid van de vergoeding over aanvullend tier 1-kapitaal voor banken. De leden van de fractie van de VVD vragen of er een derving is als gevolg van de aftrekbaarheid. Met het voorstel wil het kabinet ervoor zorgen dat banken de coupon kunnen aftrekken over aanvullend tier 1-kapitaal. Afhankelijk van de vormgeving konden banken in het verleden de rente over hybride kapitaal ook aftrekken. Hierdoor is het budgettaire effect van het voorstel nihil. Voorts vragen deze leden of de aftrekbaarheid alleen voor banken geldt of ook voor andere sectoren zoals verzekeraars. Daarbij vragen deze leden of rekening is gehouden met de in te voeren eisen ten aanzien van kapitaalinstrumenten uit Solvency II. Ten slotte vragen deze leden of het kabinet een schatting kan geven van de kosten als deze aftrekbaarheid ook voor verzekeraars zou gaan gelden. Het kabinet is voornemens een soortgelijk voorstel te doen ten aanzien van de kapitaalinstrumenten uit Solvency II omdat verzekeraars aan vrijwel dezelfde eisen als banken moeten voldoen ten aanzien van het aanhouden van hybride kapitaalinstrumenten. Op dit moment staat de desbetreffende Europese verordening nog niet vast, waardoor uitbreiding van het voorliggende voorstel niet mogelijk is. Voor de budgettaire effecten geldt hetzelfde als bij aanvullend tier 1-kapitaal bij banken, namelijk dat het budgettaire effect nihil is.

De leden van de fractie van de PvdA vragen hoe groot het financieringsvoordeel is dat banken met de fiscale aftrekbaarheid van aanvullend hybride tier 1-kapitaal waarschijnlijk realiseren. Met het voorstel wordt beoogd te voorkomen dat het uitgeven van aanvullend tier 1-vermogen voor Nederlandse banken duurder zou worden dan voor buitenlandse banken en duurder in vergelijking met de situatie onder het oude kapitaaleisenraamwerk. Voor de banken verandert er ten opzichte van de huidige hybride instrumenten in beginsel niets omdat de banken de vergoeding over hybride vermogen, afhankelijk van de vormgeving, in het verleden ook konden aftrekken. Structureel zou introductie van niet-aftrekbaarheid de fiscale lasten voor de vier grootste Nederlandse banken verhogen met naar schatting minimaal € 350 miljoen per jaar. Hierbij is uitgegaan van de minimale eisen zoals deze zijn vastgelegd in de Capital Requirements Directive (hierna: CRD-IV), het Europese kapitaaleisenraamwerk. Dit bedrag zou hoger kunnen uitvallen wanneer de systeemrelevante Nederlandse banken (een deel) van de hogere leverage-ratio-eis die het kabinet heeft gesteld, zouden invullen met de uitgifte van extra aanvullend tier 1-kapitaal1. Daarnaast zouden ook kleinere en middelgrote banken ervoor kunnen kiezen aanvullend tier 1-kapitaal uit te geven. Deze uitgifte is overigens niet verplicht; banken kunnen er ook voor kiezen om in plaats hiervan extra tier 1-kernkapitaal aan te houden.

Voorts vragen de leden van de fractie van de PvdA welk onderdeel van het totale eigen vermogen op deze manier wordt gefinancierd. Het minimale kapitaalniveau dat banken te allen tijde moeten aanhouden beslaat 8% van de risicogewogen activa. Hierbinnen dient minimaal 4,5% uit tier 1-kernkapitaal te bestaan, 1,5% uit aanvullend tier 1-kapitaal en 2% uit tier 2-kapitaal. Aanvullend tier 1-kapitaal beslaat dus ongeveer 1/5e van het totale kapitaal dat banken te allen tijde minimaal dienen aan te houden. In de praktijk zullen de kapitaaleisen voor veel banken echter substantieel hoger liggen, onder meer door de verschillende kapitaalbuffers die in Europa met het CRD-IV kapitaaleisenraamwerk zijn geïntroduceerd (systeembuffer, contracyclische buffer, kapitaalconserveringsbuffer). Deze kapitaalbuffers dienen altijd te bestaan uit tier 1-kernkapitaal. Hierdoor zal het relatieve aandeel van aanvullend tier 1-kapitaal binnen het totale kapitaal van een bank, in de praktijk substantieel lager liggen dan 1/5e deel. De leden van de fractie van de PvdA vragen hoe groot het aandeel hybride tier 1-kapitaal is ten opzichte van de gehele balans voor de vier grootste Nederlandse banken, en in hoeverre dit vergelijkbaar is met banken in Engeland, Duitsland, België en Frankrijk. Hybride tier 1-kapitaal beslaat ongeveer 0,7% van de totale activa van de vier grootbanken en ongeveer 2,1% van de totale risicogewogen activa.2 Aangezien de kapitaaleisen op het gebied van hybride tier 1-kapitaal dezelfde zijn voor de genoemde landen, is er geen reden aan te nemen dat deze verhouding daar substantieel zal afwijken.

De leden van de fractie van de PvdA vragen of de aftrek beperkt is tot het eigen vermogen voor banken of dat de aftrek geldt voor het bedrijfsleven in den brede. Met deze wijziging wordt niet beoogd om de bestaande kwalificatie van en het wettelijke onderscheid in de behandeling van eigen en vreemd vermogen voor andere belastingplichtigen te wijzigen. Bedoeld is uitsluitend om in afwijking van het huidige wettelijke onderscheid tussen eigen en vreemd vermogen aanvullend tier 1-kapitaalinstrumenten (dat alleen door banken uitgegeven wordt) in de zin van de kapitaaleisenverordening van 26 juni 20133 te behandelen als vreemd vermogen. Deze verordening geldt voor banken; het voorstel ziet dus niet op andere bedrijven. Voorts vragen deze leden hoeveel landen in de Europese Unie een zogeheten Allowance for Corporate Equity (ACE) kennen die het financieren met eigen vermogen stimuleert. Voor zover bekend kennen België en Italië een forfaitaire aftrek op het eigen vermogen en Luxemburg heeft aangekondigd een vermogensaftrek in te willen voeren. De leden van de fractie van de PvdA vragen welke landen de aftrekbaarheid van de rente op vreemd vermogen voor banken en het bedrijfsleven in den brede beperken en hoe de Nederlandse aftrekbaarheid van de rente op vreemd vermogen zich hiertoe verhoudt. Bijna alle EU-landen kennen wel een vorm van beperking van renteaftrek. Sommige landen zoals Duitsland en Italië kennen een generieke renteaftrekbeperking in de vorm van een zogeheten earningsstrippingbepaling op grond waarvan de rente slechts aftrekbaar is tot een bepaald percentage van de EBITDA (earnings before interest taxation depreciation and amortisation). Andere landen, zoals Nederland, kennen specifieke renteaftrekbeperkingen die bijvoorbeeld gericht zijn tegen bepaalde onwenselijke situaties van renteaftrek bij overnameholdings en de bovenmatige aftrek van deelnemingsrente.

De leden van de fractie van de PvdA vragen in hoeverre andere bedrijven dan banken de vergoeding over hybride vormen van vermogen kunnen aftrekken van hun winst en of er met deze wijziging een verschil in de behandeling van hybride kapitaal ontstaat voor banken en andere bedrijven. Het voorstel heeft betrekking op aanvullend tier 1-vermogen in de zin van de kapitaaleisenverordening die onderdeel is van CRD-IV welk vermogen alleen banken uitgeven. Voor andere bedrijven geldt dat de fiscale behandeling van hybride instrumenten wordt beoordeeld op grond van de geldende wet- en regelgeving en jurisprudentie. Het voorstel is dus niet op hen van toepassing. Ten slotte vragen deze leden of het Nederlandse bedrijfsleven, en met name het MKB, ten minste een gelijkwaardige fiscale behandeling moet kennen ten opzichte van de financiële sector en of dat geborgd is. Andere bedrijven zijn in dit opzicht niet vergelijkbaar met banken omdat zij niet aan de aan banken (of verzekeraars) opgelegde kapitaaleisen hoeven te voldoen. Op grond van het kapitaaleisenraamwerk banken en beleggingsondernemingen (CRD IV) is bepaald aan welke specifieke eisen tier 1-kernkapitaal, aanvullend tier 1-kapitaal en tier 2-kapitaal moet voldoen. Deze eisen gelden niet voor andere bedrijven. Die andere bedrijven hebben dus veel meer vrijheid om te bepalen welk soort vermogen zij willen aantrekken. Daarnaast is het niet de verwachting dat het MKB geïnteresseerd zal zijn in het uitgeven van hybride kapitaal dat vergelijkbaar is met aanvullend tier 1-kapitaal, onder meer vanwege de gangbare omvang van de uitgifte van deze vorm van hybride kapitaal (bij banken veelal honderden miljoenen euro’s per uitgifte).

De leden van de SP vragen om een overzicht van alle renteaftrek beperkende maatregelen. De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 kent de volgende renteaftrekbeperkende maatregelen: bij leningen die feitelijk fungeren als eigen vermogen (art. 10, eerste lid, onderdeel d), de antiwinstdrainagebepaling (art. 10a), bij laagrentende en langdurende leningen (art. 10b), bij bovenmatige deelnemingsrente (art. 13l) en bij overnameholdings (art. 15ad). Voorts kan de rente in gelieerde verhoudingen deels niet in aftrek komen voor zover de rente afwijkt van de voorwaarden die in het economische verkeer tussen onafhankelijke partijen zouden zijn overeengekomen (art. 8b).

De leden van de fractie van de PVV vragen om voorbeelden van tier 1-kernkapitaal, aanvullend tier 1-kapitaal en tier 2-kapitaal en hun fiscale kwalificering. De voorwaarden waaraan tier 1-kernkapitaal moet voldoen, staan in artikel 26 en 28 van de kapitaaleisenverordening. De voorwaarden waaraan aanvullend tier 1-kapitaal moet voldoen, staan in artikel 51 en 52 van de kapitaaleisenverordening. De voorwaarden waaraan tier 2-kapitaal moet voldoen, staan in artikel 62 en 63 van de kapitaaleisenverordening. Tier 1-kernkapitaal wordt fiscaal gekwalificeerd als eigen vermogen. Tier 1-kernkapitaal bestaat grofweg uit aandelenkapitaal en ingehouden winsten. Met dit voorstel wordt voorgesteld om aanvullend tier 1-kapitaal fiscaal te behandelen als vreemd vermogen. Aanvullend tier 1-kapitaal bestaat uit hybride kapitaalinstrumenten die banken kunnen uitgeven om aan de eisen van CRD-IV te voldoen. Deze instrumenten hebben dus zowel kenmerken van eigen als van vreemd vermogen. Enkele kenmerken van aanvullend tier 1-instrumenten zijn bijvoorbeeld dat het banken volledig vrijstaat om geen coupon op de instrumenten uit te betalen, en dat deze instrumenten een onbepaalde (eeuwigdurende) looptijd kennen (alleen na goedkeuring van de toezichthouder kan de hoofdsom aan investeerders worden terugbetaald), waarbij er echter geen enkele prikkel mag zijn voor de uitgever van het instrument om tot aflossing over te gaan. Ook worden deze instrumenten omgezet in tier 1-kernkapitaal wanneer het tier 1-kernkapitaal een vooraf bepaald minimumniveau onderschrijdt. Tier 2-kapitaal dat is uitgegeven onder de voorwaarden van de kapitaaleisenverordening wordt fiscaal gekwalificeerd als vreemd vermogen.

De leden van de fractie van de PVV vragen waarom aanvullend tier 1-kapitaal niet aftrekbaar zou zijn. Enkele van de eisen waaraan aanvullend tier 1-kapitaal onder CRD-IV dient te voldoen, maken dat aanvullend tier 1-kapitaal op grond van de bestaande wetgeving, beleid en jurisprudentie het kwalificeert als eigen vermogen. Dit betekent dat de coupon niet aftrekbaar zou zijn. Deze eisen betreffen met name het volledig eeuwigdurende (perpetuele) karakter van aanvullend tier 1-instrumenten, waarbij er geen enkele prikkel mag zijn voor de uitgever van het instrument om tot aflossing over te gaan, de verliesabsorptieregels en het feit dat de uitbetaling van de vergoeding volledig ter discretie staat van de uitgevende financiële instelling. Voorts vragen deze leden waarom een ongelijk speelveld in Europa zou ontstaan, nu de bepalingen over aanvullend tier 1-kapitaal Europese regelgeving betreffen. De bepalingen over aanvullend tier 1-kapitaal betreffen inderdaad Europese regelgeving. Hierin is echter niets over de fiscale behandeling van tier 1-vermogen geregeld. De fiscale behandeling van aanvullend tier 1-vermogen is aan de lidstaten zelf overgelaten. De leden van de fractie van de PVV vragen hoe wordt geregeld dat de vergoeding over het aanvullende hybride kapitaal voor banken fiscaal aftrekbaar zal zijn en belastbaar bij de ontvanger. Deze leden vragen of een speciaal winstregime voor banken wordt ingevoerd. Met de nota van wijziging op het wetsvoorstel Fiscale Verzamelwet 2014 van 11 juni jl. wordt alleen voorgesteld om aanvullend tier 1-vermogen fiscaal te behandelen als vreemd vermogen. Er wordt geen speciaal winstregime voor banken ingevoerd.

De leden van de fractie van de PVV zouden een overzicht willen hebben van de ratio’s (tier 1, aanvullend tier 1, tier 2, upper & lower) bij de vier grootste banken, de banken die straks onder rechtstreeks ECB-toezicht vallen. De gemiddelde ratio’s voor de vier grootste banken zijn:4

Tier 1-ratio

11%

Aanvullend tier 1-ratio

2,1%

Tier 2-ratio

2,2%

Totale kapitaalratio

13,2%

De leden van de fractie van D66 vragen of het kabinet de opvatting deelt dat in de fiscale behandeling van vreemd en eigen vermogen, de wenselijkheid van meer eigen vermogen tot uitdrukking zou moeten komen, waarbij het van belang is om dit ook internationaal te coördineren en welke mogelijkheden het kabinet ziet om dit te realiseren. De fiscale behandeling van eigen en vreemd vermogen is een van de onderwerpen die in het kader van het BEPS-project bij de OESO worden onderzocht. Nederland neemt hier actief aan deel. De desbetreffende OESO-rapporten worden najaar 2015 verwacht. Vervolgens moet worden bezien welke maatregelen betreffende de fiscale behandeling van eigen en vreemd vermogen mogelijk en wenselijk zijn.


X Noot
1

DNB heeft aangeven dat de systeemrelevante Nederlandse banken € 7,8 miljard extra aan aanvullend tier 1-kapitaal zouden moeten uitgeven om aan de Nederlandse leverage-ratio-eis van minimaal 4% te voldoen (ervan uitgaande dat volledig gekozen wordt voor de uitgifte van extra aanvullend tier 1-kapitaal, en niet voor het aanhouden van extra tier 1-kernkapitaal). € 5,7 miljard hiervan zou echter in de plaats komen van geplande uitgifte van tier 2-kapitaal, waarvan de vergoeding ook fiscaal aftrekbaar is. Netto resulteert dus een extra uitgifte van aanvullend tier 1-kapitaal van € 2,1 miljard.

X Noot
2

Hierbij is uitgegaan van Bazel-II criteria voor het berekenen van het totale hybride tier 1-kapitaal en de risicogewogen activa. Hiervoor is gekozen omdat Nederlandse banken nog geen aanvullend tier 1-kapitaal hebben uitgegeven onder de voorwaarden van Bazel III/CRD-IV.

X Noot
3

Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176).

X Noot
4

De tabel bevat de gewogen gemiddelde ratio’s en maakt geen onderscheid tussen upper en lower tier 2-kapitaal, omdat dit onderscheid niet langer onderdeel is van de kapitaaleisen in Bazel-III/CRD-IV. De tier 1-ratio en de tier 2-ratio in de tabel zijn gebaseerd op de Bazel-III-definities voor kapitaal en risicogewogen activa zoals deze uiteindelijk zullen gaan gelden wanneer deze eisen volledig ingefaseerd zijn. De aanvullend tier 1-ratio is gebaseerd op de Bazel-II-definities van kapitaal en risicogewogen activa, omdat Nederlandse banken nog geen aanvullend tier 1-kapitaal hebben uitgegeven dat voldoet aan de eisen van Bazel-III/CRD-IV. De totale kapitaalratio in de tabel is de som van de tier 1 en de tier 2-ratio, conform Bazel-III-definities.

Naar boven