32 013 Toekomst financiële sector

Nr. 75 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juni 2014

Naar aanleiding van Kamervragen van het lid Nijboer (PvdA) (ingezonden op 12 oktober 2012) over rood staan op een betaalrekening (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 569) heeft de Autoriteit Consument & Markt (ACM) op verzoek van het Ministerie van Financiën een onderzoek laten uitvoeren. Onderzocht is hoe de markt voor roodstanden werkt, of er marktwerkingproblemen zijn en of aanvullende regulering rondom rood staan nodig is. Het onderzoek is uitgevoerd door onderzoeksbureau CEG, waarbij de ACM in nauw overleg met het Ministerie van Financiën als opdrachtgever fungeerde. De onderzoeksbegeleidingscommissie bestond naast het Ministerie van Financiën, uit de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD). Het onderzoek bleek omvangrijker dan vooraf ingeschat waardoor het onderzoek later gepubliceerd is dan aanvankelijk werd voorzien. Het onderzoek is gebaseerd op verzamelde informatie over producteigenschappen van rood staan en andere vormen van consumptief krediet, bestaande onderzoeken, een gericht onderzoek over rood staan waar de vier grootste consumentenbanken in Nederland (ABN AMRO, ING, de Rabobank en SNS Bank) aan hebben meegewerkt en interviews met werknemers van deze banken.

Hieronder wordt het rapport op hoofdlijnen samengevat. Het volledige rapport is als bijlage opgenomen bij deze brief1.

Tussen medio 2012 en medio 2013 stond 35% van alle particuliere betaalrekeninghouders ten minste één keer rood. In juni 2013 was er bij circa 12% van de particuliere rekeninghouders sprake van roodstand, waarbij de gemiddelde roodstand € 1.414 per jaar bedroeg. Van 2009 tot 2013 is het gebruik van roodstand afgenomen. Het komt op minder rekeningen voor en wanneer het voorkomt is het geleende bedrag gemiddeld 10% lager. De markt voor betaalrekeningen wordt voor meer dan 90% bediend door vier grote Nederlandse banken: ABN AMRO, ING, Rabobank en SNS Bank. De te betalen rente voor roodstand ligt tussen de circa 9% en 15% (wettelijk maximum).

Onderzocht is of banken marktmacht bezitten. Daarbij wordt rood staan zowel tot de markt van betaalrekeningen als tot de markt van consumptieve leningen gerekend. Daarnaast is gekeken of er andere redenen zijn om rood staan scherper te reguleren, bijvoorbeeld rond kwetsbare groepen of transparantie.

In de markt voor particuliere betaalrekeningen zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van significante marktmacht. De prijzen van betaalrekeningen, inclusief rood staan, behoorden enige jaren geleden tot de laagste in Europa. Hoewel de markconcentratie met vier grote spelers relatief hoog is, beschikt geen van de banken over een marktaandeel dat op marktdominantie wijst. Bovendien zijn er de afgelopen jaren twee toetredingen geweest (Triodos en Knab). Ook zijn consumenten in het algemeen tevreden met hun aanbieder. In de markt voor consumptieve leningen zijn ook geen aanwijzingen voor significante marktmacht gevonden. Er zijn veel aanbieders en de marktconcentratie is laag. Niet-bancaire financiële instellingen geven ongeveer de helft van alle consumptieve leningen uit. Daarnaast zijn de rentes op consumptieve leningen gereguleerd, wat eventuele marktmacht aan banden legt. Zowel de analyse voor de markt voor betaalrekeningen als de markt voor consumptieve leningen levert geen aanwijzingen op voor significante marktmacht.

In het onderzoek is ook gekeken naar het effect van het verlagen van de huidige maximale kredietvergoeding. Onduidelijk is echter wat het effect van deze tariefverlaging zou zijn. Een lager tariefplafond kan consumenten schaden die niet of weinig rood staan. Vanwege de concurrentie in de markt van betaalrekeningen is het waarschijnlijk dat een verlaging van de kredietvergoeding voor rood staan gepaard gaat met een hoger vast tarief of tot hogere prijzen voor andere diensten die samenhangen met een betaalrekening, om zo de kostendekkendheid en winstgevendheid voor de financiële instelling op eenzelfde niveau te behouden. Een verlaging van het tarief voor rood staan kan ook leiden tot een stijging van de vraag naar roodstand. Het is mogelijk dat consumenten dan minder goed opletten of er voldoende saldo op hun betaalrekening staat of eerder een aankop doen voordat het salaris binnenkomt. Waarschijnlijk zal een tariefverlaging daarnaast resulteren in striktere acceptatievoorwaarden omdat banken de consumenten met de hoogste risico’s proberen uit te sluiten. De beschikbare alternatieven voor rood staan voor consumenten zijn daarnaast minder gunstig. Consumenten zouden bijvoorbeeld een flitskrediet kunnen afsluiten wat een veel duurder alternatief is dan rood staan op een betaalrekening. Ook is het mogelijk dat deze groep consumenten een betalingsachterstand opbouwt bij retailers (zoals internetwinkels) of dienstenaanbieders (zoals woningcorporaties of aanbieders van telecomdiensten) die uiteindelijk duurder blijken dan rood staan.

Uit de onderzoeksresultaten kan geconcludeerd worden dat er vanuit mededingingsperspectief geen aanleiding is om de regelgeving rondom roodstand aan te passen. Daarnaast concludeert men dat ingrijpen in roodstandtarieven waarschijnlijk gepaard zal gaan met tegengestelde effecten die de positief bedoelde effecten teniet doen. Zo kan een lager kredietplafond leiden tot een strenger acceptatiebeleid van banken, waarbij consumenten met een hoger risicoprofiel vaker zullen worden afgewezen dan uit oogpunt van bescherming nodig of wenselijk is. De onderzoekers wijzen erop dat al relatief veel aanvragen (50%) worden afgewezen. Een verlaging van de tarieven van roodstand kan bovendien leiden tot hogere tarieven voor bijvoorbeeld de betaalrekening.

Met betrekking tot het vergroten van de transparantie van roodstandtarieven wordt geconcludeerd dat de transparantie op dit moment al hoog is. Banken verstrekken relatief veel informatie met betrekking tot de kosten van rood staan. De informatieverstrekking zou wel verder kunnen worden verbeterd. Banken zouden de consument eerder op de hoogte kunnen stellen over het moment waarop een roodstand ontstaat en over de hoogte van die roodstand. Tevens zou het goed zijn dat de bank op dat moment informatie verstrekt over de kosten van het rood staan. Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten ga ik met de banken in gesprek over mogelijkheden tot verbetering van de informatieverstrekking over rood staan.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven