32 013 Toekomst financiële sector

Nr. 42 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 december 2013

Op 21 november jl. is de consultatie afgelopen van de conceptministeriële regeling theoretisch solvabiliteitscriterium levensverzekeraars Wft. In het Algemeen Overleg Kredietverlening van 20 november heb ik toegezegd u inzicht te geven in de verwerking van de consultatiereacties die ontvangen zijn met betrekking tot de conceptministeriële regeling theoretisch solvabiliteitscriterium levensverzekeraars Wft (TSC). Ook heb ik toegezegd te bezien of het bereikte politiek akkoord over de conceptrichtlijn Omnibus II1 aanleiding geeft tot aanpassing van de ministeriële regeling.

In een aantal reacties naar aanleiding van de consultatie werd bezwaar gemaakt tegen de invoering van het TSC omdat inmiddels een politiek akkoord is bereikt over genoemde Omnibus II. Verzekeraars wensen zich voor te bereiden op de invoering van de Solvency II richtlijn en verschillende verzekeraars vinden daarom de invoering van het TSC een te hoge last.

Het TSC is gericht op de 40 middelgrote en grote levensverzekeraars. De kleine levensverzekeraars worden er niet door geraakt. Ook voor schadeverzekeraars geldt deze verplichting niet. Dit omdat juist de Nederlandse levensverzekeraars voor een grote financiële uitdaging in de komende jaren staan. De omzet van de Nederlandse levensverzekeringsmarkt is de afgelopen 5 jaar met ruim 25% gekrompen tot 19 miljard euro en zowel de beleggingsrendementen als de risicovrije kapitaalmarktrentes zijn al langere tijd laag waardoor de winstgevendheid van deze sector onder druk staat2.

Vooralsnog ziet het er niet naar uit dat in 2014 deze trends zullen veranderen. Daarom is het in deze voor levensverzekeraars lastige tijd van groot belang dat het prudentiële toezicht, dat dient ter bescherming van polishouders, op die verzekeraars wordt aangepast. Om deze reden acht ik het niet verantwoord te wachten op de invoering van Solvency II per 1 januari 2016 of later.

Naar aanleiding van de consultatiereacties heb ik besloten de rapportageverplichtingen voor de 40 levensverzekeraars die geraakt worden door het TSC te beperken. Als gevolg hiervan zijn de administratieve lasten die uit de ministeriële regeling voortvloeien verder beperkt, zonder afbreuk te doen aan het doel van regeling.

Daarnaast heb ik naar aanleiding van de consultatiereacties besloten de schalingsfactor, die de uiteindelijke hoogte bepaalt van het TSC, te verlagen van 95% naar 90%. Op deze wijze wordt tegemoet gekomen aan de wens om rekening te houden met het politieke compromis dat bereikt is over de conceptrichtlijn Omnibus II met betrekking tot aanpassing van de Solvency II richtlijn. In dit politieke compromis is een aantal verlichtingen opgenomen voor levensverzekeraars ten opzichte van de oorspronkelijke Solvency II richtlijn. De mate van verlichting is overigens onbekend, dat zal nog nadere uitwerking op Europees niveau vergen in 2014. In de Omnibus II richtlijn is wel opgenomen dat levensverzekeraars hun solvabiliteitspositie zowel met als zonder verlichting transparant dienen te maken. Dit betekent dat kredietbeoordelaars en beleggers levensverzekeraars kunnen rangschikken op financiële sterkte. De richtlijn zal in 2014, met uitloop in 2015, uitgewerkt worden in nadere regelgeving door de Europese Commissie. Op dat moment krijgen de verzekeraars ook meer duidelijkheid over de hoogte van Solvency II eisen die in beginsel vanaf 1 januari 2016 zullen gelden.

In de consultatieversie van de ministeriële regeling is aangegeven dat de schalingsfactor zo wordt gekozen dat ceteris paribus geen substantiële verandering in de aantallen toezichtinterventies zal optreden. Bij een te lage schalingsfactor zou het TSC het verkeerde signaal geven met betrekking tot interventies en met betrekking tot de vraag of dividenduitkeringen een verklaring van geen bezwaar behoeven. De Nederlandsche Bank (DNB) heeft in haar reactie duidelijk aangegeven dat zij hiertoe een lagere schalingsfactor dan 90% niet verantwoord acht. Ook ik hecht er aan dat het TSC niet te laag wordt vastgesteld: het zou dan immers het risicogebaseerde toezicht op levensverzekeraars aan scherpte doen inboeten, hetgeen naar mijn mening absoluut moet worden voorkomen.

Uiteraard ben ik met de verzekeringssector van mening dat wanneer de nadere regels in de uitvoeringsverordening zijn vastgesteld en de finale kapitaaleisen daadwerkelijk bekend zijn, het van belang is om zo snel mogelijk over te stappen op dit nieuwe regime. Ik ben voornemens om samen met DNB en het Verbond van Verzekeraars in overleg te treden hoe we in het wijzigingsbesluit Wft 2015 kunnen voorsorteren op de situatie dat de Europese uitvoeringsverordening daadwerkelijk in 2014 afgerond is. In die situatie worden de kapitaaleisen onder Solvency II in 2015 belangrijker dan de TSC berekening voor het vaststellen of een verklaring van geen bezwaar gewenst is voor het doen van dividenduitkeringen.

Ik verwijs voor de doorgevoerde administratieve lastenbeperking en de technische wijzigingen en verbeteringen naar aanleiding van de consultatiereacties naar de bijgevoegde conceptministeriële regeling theoretisch solvabiliteitscriterium levensverzekeraars Wft3.

Tot slot merk ik nog op dat mijn voornemen is de regeling uiterlijk op 9 december vast te stellen, opdat deze per 1 januari 2014 in werking kan treden.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 2003/71/EG en 2009/138/EG wat de bevoegdheden van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en van de Europese Autoriteit voor effecten en markten betreft (COM/2011/0008 final – COD 2011/0006).

X Noot
2

Zie onder andere DNB publicatie, Overzicht Financiële Stabiliteit, voorjaar 2013.

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven