32 013 Toekomst financiële sector

Nr. 292 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 juli 2024

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 27 mei 2024 over Onderzoek naar ervaren discriminatie bij burgers door banken en betaalinstellingen (Kamerstuk 32 013, nr. 289)

De vragen en opmerkingen zijn op 18 juni 2024 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 1 juli 2024 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen

Adjunct-griffier van de commissie, Van der Steur

Inleiding

De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, D66, BBB en DENK hebben kennisgenomen van de brief over het onderzoek naar ervaren discriminatie bij burgers door banken en betaalinstellingen en hebben naar aanleiding daarvan een aantal vragen en opmerkingen.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- PvdA-fractie

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA zijn ontsteld door de resultaten van het onderzoek. Zij vinden het zeer onwenselijk dat discriminatie en gevoelens van gediscrimineerd worden nog steeds voorkomen.

Deze leden vragen op welke manier de Minister ervoor gaat zorgen dat de ervaren discriminatie onder islamitische klanten van banken en betaalinstellingen wordt voorkomen.

Tevens vragen zij hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat de banken, die aangeven hun beleid tegen discriminatie te gaan intensiveren, dit ook daadwerkelijk doen. Op welke manier gaat de Minister dit monitoren en hoe gaat de Minister ingrijpen?

Ik ben het met de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA eens dat discriminatie niet mag plaatsvinden. Het is onacceptabel dat klanten van banken en betaalinstellingen discriminatie ervaren. Dit schreef ik in mijn brief van 27 mei, en ik blijf dit benadrukken. We kunnen het ons als samenleving niet permitteren dat een deel van de bevolking zich buitengesloten voelt of anders wordt behandeld. Daarom moeten banken en betaalinstellingen actie ondernemen.

Het wettelijk kader is duidelijk: artikel 1 van de Grondwet geeft aan dat we alle gelijke gevallen gelijk behandelen en dat discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook, niet is toegestaan. Artikel 1 van de Nederlandse Grondwet richt zich in de eerste plaats tot de overheid. Discriminatie van burgers door bedrijven (zoals banken en betaalinstellingen) is ook verboden; bedrijven dienen zich te houden aan de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb).

Los van het wettelijke kader is er meer actie nodig. In mijn brief heb ik vier vervolgacties aangekondigd om discriminatie door banken en betaalinstellingen te voorkomen. Het gaat om de volgende acties:

  • 1. Verbeteren van communicatie door banken en betaalinstellingen richting klanten.

  • 2. Aandacht voor het klantenonderzoek en te strikte naleving van wet- en regelgeving.

  • 3. Verbeteren van het bewustzijnsvermogen bij banken en betaalinstellingen.

  • 4. Terecht kunnen met de ervaring door bijvoorbeeld een klachtenprocedure.

De afgelopen weken heb ik met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en De Nederlandsche Bank (DNB) gesproken over deze oplossingsrichtingen. De banken hebben mij toegezegd ermee aan de slag te gaan. DNB gaat nader met de instellingen in gesprek en zal in 2025 vervolgonderzoek uitvoeren. Mijn ministerie blijft de vorderingen van de banken en betaalinstellingen maken nauwgezet volgen. In mijn brief van 27 mei heb ik uw Kamer toegezegd om eind dit jaar een brief te sturen over de voortgang.

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben in het commissiedebat Financiële Markten op 30 mei 2024 ook vragen gesteld over dit onderwerp. Deze leden zijn blij dat de Minister van Financiën in dit debat heeft toegezegd verder onderzoek te doen naar de aanpak tegen discriminatie bij banken, en daarbij te kijken naar het expliciet beleggen van het toezicht op discriminatie. Deze leden vragen om een tijdpad van de verschillende acties die de komende tijd volgen op dit onderwerp. Zij vragen om dit tijdspad in te passen in totaaloverzicht van alle acties die vanuit het ministerie, individuele banken, De Nederlandsche Bank (DNB) en de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) volgen.

Het College van de Rechten van de Mens houdt toezicht op mensenrechten en heeft mandaat, op basis van de Awgb en de Wet op het college van de rechten van de mens, om op schriftelijk verzoek te onderzoeken of een onderscheid is, of wordt, gemaakt als bedoeld in de Awgb. De uitspraken hiervan worden gepubliceerd. Het college heeft reeds enkele oordelen geveld over de financiële sector.1 Een oordeel van het college is niet juridisch bindend, maar een rechter moet een oordeel van het college wel meewegen. In 80 procent van de gevallen heeft een oordeel van het college het effect dat er maatregelen worden getroffen door degene die heeft gediscrimineerd.2

In het commissiedebat Financiële Markten van 30 mei 2024 heb ik toegezegd in gesprek te gaan met DNB over het toezicht op het voorkomen van discriminatie in de bankensector en om hier vóór Prinsjesdag op terug te komen in een brief aan uw Kamer.3 Inmiddels heb ik hierover gesproken met de president van DNB. Het voorkomen van discriminatie door banken behoort niet tot het expliciete mandaat van DNB. De heer Knot heeft mij verzekerd dat DNB het voorkomen van discriminatie niettemin een erg belangrijk onderwerp vindt. Daar waar discriminatie uit een verkeerde toepassing van de Wwft door banken voortkomt, zal DNB een binnen haar mandaat passend vervolg geven aan de bevindingen uit haar onderzoek. DNB organiseert sowieso later dit jaar een rondetafel om in gesprek te gaan met banken en maatschappelijke organisaties over de uitkomsten van haar eigen onderzoek en de gedane aanbevelingen. Vervolgens zal DNB in 2025 vervolgonderzoek doen om te bekijken in hoeverre aan het onderzoek deelnemende banken nadere maatregelen hebben getroffen en of die afdoende zijn.4 Afhankelijk van de uitkomsten bepaalt DNB hoe zij hieraan vervolg geeft. Ik heb uw Kamer toegezegd om eind dit jaar een brief te sturen over de voortgang van de in mijn brief genoemde maatregelen. Daarbij zal ik dan ook ingaan op voortgang van de acties die DNB en de NVB hebben aangekondigd. Voor de volledigheid noem ik hieronder de vervolgacties die DNB en de NVB hebben aangekondigd.

DNB heeft op basis van eigen onderzoek een aantal aanbevelingen gedaan richting banken en betaalinstellingen. Dit zijn:

  • 1. Hanteer een alomvattende definitie van discriminatie, die naast het risico op uitsluiting ook het risico op anders behandeld of achtergesteld worden omvat;

  • 2. Zet maatregelen in om (ervaren) discriminatie effectief te detecteren, en gebruik die inzichten om de communicatie met klanten te verbeteren teneinde (ervaren) discriminatie tegen te gaan;

  • 3. Zet meer trainingen in op het gebied van bias en discriminatie, voor alle lagen in de organisatie, en verbreed de scope naar de interactie met de klant;

  • 4. Ontwikkel gericht beleid op het tegengaan van discriminatie in de relatie tot de klant, en evalueer de werking van dit beleid;

  • 5. Verduidelijk hoe de three lines of defense concreet bijdragen aan het tegengaan van discriminatie onder andere middels hun reviews en onderzoeken;

  • 6. Stel een integraal beeld op van alle (expliciete) antidiscriminatiemaatregelen.

De NVB gaat ook aan de slag met de punten uit mijn Kamerbrief van 27 mei. Daarbij heeft de NVB in reactie op het onderzoek dat ik heb laten uitvoeren bekend gemaakt aanvullende acties te ondernemen. Deze worden samen met de individuele banken uitgevoerd. De acties zien op verbeteringen in de toepassing en invulling van de Wwft, onder andere door mogelijkheden te onderzoeken om culturele verschillen in betaalgedrag en betalingsverkeer op te nemen in het klantenonderzoek, het verder doorvoeren van inclusief en laagdrempelig taalgebruik, intern onderzoek naar onbedoelde en indirecte discriminatie in processen, onderzoek naar oorzaken en handelwijze bij rekeningblokkades en het verder ontwikkelen van bestaande activiteiten en instrumenten om medewerkers bewust te blijven maken van mogelijke vooroordelen en van ervaringen van klanten. Ik waardeer de acties die de NVB inzet om de banken hierbij te ondersteunen. Ik heb de NVB verzocht om de voortgang van de acties te monitoren om er zo voor te zorgen dat banken de verbeteringen tijdig doorvoeren.

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben daarnaast een vraag over de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat in het licht van de Wwft banken hun klanten niet overmatig ondervragen en dat uitvoering van de Wwft geen discriminatie in de hand werkt?

Banken en betaalinstellingen moeten wetgeving, waaronder de Wwft en Sanctiewet, correct toepassen. Het is daarbij echter net zo belangrijk dat zij zich houden aan de Awgb. Financiële wetgeving kan een aanleiding zijn om vragen aan een klant te stellen. Maar een aantal vragen die door banken en betaalinstellingen aan klanten worden gesteld, waaraan in het onderzoek van KPMG en I&O Research wordt gerefereerd, hoeven en mogen niet op basis van de Wwft en Sanctiewet gesteld worden. Individuele banken passen de wetten dus niet altijd goed toe. In mijn brief van 27 mei noem ik als één van de vervolgacties dat er extra aandacht moet komen voor beter cliëntonderzoek en de verkeerde invulling van de wet- en regelgeving door banken en betaalinstellingen. De Wwft vraagt van banken en andere poortwachters om cliëntenonderzoek te doen door middel van een risicogebaseerde benadering. De beoordeling van de klant dient op individuele basis te zijn. Indien de bank een witwasrisico constateert, dient de bank dit witwasrisico te mitigeren. Het kan zijn dat een bank in het kader daarvan vragen stelt aan de klant. De vragen dienen afgestemd te zijn op het individuele risico van de cliënt. Er dienen dus niet meer vragen gesteld te worden dan nodig of dan mag. Over de vragen die banken stellen en de genoemde overmatige ondervragingen ga ik met DNB in gesprek. Ik betrek dit verder bij de gesprekken die ik reeds met DNB voer over de invulling van de risicogebaseerde benadering door banken.

Deze leden hebben ook vragen over het belang van het in bezit zijn van een betaalproduct. In het bezit zijn van een betaalproduct is essentieel om jezelf en je gezin van eerste levensbehoeften te voorzien. Hoeveel mensen krijgen jaarlijks te maken met een geblokkeerde rekening? En hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat burgers wiens rekening zonder waarschuwing van de bank is geblokkeerd, toch in de eerste levensbehoefte kunnen voorzien?

Een betaalrekening is nodig om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Een blokkade van een rekening kan daarmee een serieuze impact hebben op de klant. Een blokkade zonder een duidelijke opgaaf van redenen mag niet. De bank moet duidelijk en helder communiceren over een blokkade en moet een gedegen inspanning leveren om de klant te bereiken om uitleg te geven over de blokkade en wat er nodig is om dit ongedaan te maken. Daarbij wil ik opmerken dat een bank ook een rekening kan blokkeren ter bescherming van de klant, in bijvoorbeeld het geval van fraude. De bank doet dit dan om ervoor te zorgen dat de rekeninghouder geen slachtoffer is van fraude. De rekening wordt vrijgegeven op het moment dat de bank bij de klant gecontroleerd heeft of er sprake is van fraude.

Ik heb eerder in beantwoording op schriftelijke vragen van het lid Grinwis aangegeven niet te beschikken over aantallen van geblokkeerde rekeningen.5 Ik ben in gesprek met de NVB om meer duidelijkheid te krijgen over de achtergrond, duur en het aantal blokkades van betaalrekeningen en om te bezien of actie nodig is. De NVB kijkt hier samen met de banken naar. Ik zal uw Kamer hier in mijn brief van eind dit jaar over informeren.

Daarnaast hebben de leden nog een specifieke vraag over het gebruik van algoritmes. Wat doet de Minister om discriminatie door algoritmes te voorkomen?

Het gebruik van algoritmes is een breder vraagstuk dat niet alleen van toepassing is op banken en betaalinstellingen. Het is belangrijk dat algoritmes van banken niet discriminerend werken. Aandacht voor de risico’s van machine learning is dan ook belangrijk. DNB heeft het afgelopen jaar ronde tafels georganiseerd met de NVB en experts van banken om de machine learning-toepassingen die worden gebruikt in Wwft-beleid te bespreken. De NVB heeft uiteindelijk een «Industry Baseline Technical Model Documentation» opgesteld. Dit document geeft een overzicht van minimale vereisten voor experts in het veld die de toepassingen ontwikkelen. Hierin zijn zaken zoals ethische overwegingen en de uitlegbaarheid van beslissingen ook genoemd. DNB doet momenteel ook onderzoek naar het inzetten van kunstmatige intelligentie op een eerlijke en ethische manier door de sector.

Verder is ook de EU-verordening betreffende kunstmatige intelligentie (AI-verordening) relevant. Deze heeft als doel om ervoor te zorgen dat AI-systemen die op de Europese markt worden gebracht en gebruikt, veilig en in overeenstemming zijn met de geldende fundamentele rechten en waarden binnen de EU zoals onder andere neergelegd in de Europese verdragen en internationale mensenrechtenverdragen, en in wet- en regelgeving zoals de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Dit geldt ook voor het gebruik van AI bij algoritmes. Het Europees Parlement en de Raad zijn inmiddels akkoord met de verordening. De verordening dient nog gepubliceerd te worden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie onderschrijven het standpunt van de Minister dat discriminatie niet acceptabel is. Deze leden vinden het dan ook positief dat de Minister actief stappen zet om discriminatie binnen financiële markten zoveel mogelijk te voorkomen. Zij hebben verder geen vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie vragen zich af welke waarborgen de Minister zou willen hanteren om alle vormen van discriminatie aan te pakken bij financiële instellingen.

In het commissiedebat Financiële Markten van 30 mei 2024 heb ik aangegeven in gesprek te gaan met de toezichterhouder over wie het toezicht houdt op discriminatie in de bankensector en hierop vóór Prinsjesdag terug te komen in een brief aan de Kamer. Inmiddels heb ik hierover gesproken met DNB. In de beantwoording van de vragen van de leden van GroenLinks-PvdA schrijf wat hierover is afgesproken.

Ik vind het belangrijk dat discriminatie wordt voorkomen. Dat betekent dat banken en financiële instellingen actief beleid hierop moeten voeren. DNB heeft in het onderzoek dat zij heeft gedaan, en heeft gepubliceerd op 27 mei, aanbevelingen aan banken gedaan. Ik verwijs hierbij ook naar de beantwoording van de leden van GroenLinks-PvdA waarin ik aangeef wat DNB zal doen wat betreft opvolging van dit onderzoek.

Klanten van banken kunnen melding doen van discriminatie. Dit kan bij de bank, maar ook bij het College van de Rechten van de Mens. Het College houdt toezicht op mensenrechten en is op grond van de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) en de Wet op het college van de rechten van de mens een oordeel geven indien er onderscheid wordt gemaakt op een van de gronden genoemd in de Awgb. Ook kan de klant een klacht indienen bij het landelijk meldpunt discriminatie. Dat meldpunt heeft inmiddels een samenwerking met de NVB. Klanten die discriminatie ervaren door hun bank kunnen eventueel op anonieme basis meldingen doen bij Discriminatie.nl. Consulenten van Discriminatie.nl kunnen over specifieke meldingen contact opnemen met de betreffende bank en op zoek gaan naar een oplossing. Banken hebben hiervoor speciale contactpersonen aangewezen binnen hun organisatie, zodat zij zaken snel kunnen oppakken. Deze mogelijkheid voor het indienen van een melding zie ik als derde waarborg.

Is de Minister van mening dat er een uitputtende definitie is van ervaren discriminatie? Zo ja, wat is de definitie van ervaren discriminatie?

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) heeft een definitie vastgesteld van ervaren discriminatie. Deze definitie is ook in het onderzoek van KPMG en I&O Research gehanteerd. Ervaren discriminatie betreft de interpretatie van een meegemaakt incident als discriminatie: de situatie dat een als onrechtvaardig ervaren uitkomst of verloop van een meegemaakt voorval te maken heeft met negatieve houdingen over de groep waar het individu aan toegerekend wordt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Denk-fractie

De leden van de DENK-fractie merken op dat de definitie van ervaren discriminatie in het rapport is gebaseerd op percepties van de respondenten. Deze leden vragen aan de Minister hoe deze perceptiegebaseerde definitie ervoor zorgt dat objectieve vormen van discriminatie niet over het hoofd worden gezien.

Ik heb ervoor gekozen om het onderzoek te richten op ervaren discriminatie. Dit om de focus te leggen op de beleving van burgers en om te voorkomen dat bij de uitkomsten een discussie zou ontstaan over of er bij de voorbeelden die burgers noemen sprake is van feitelijke discriminatie. Ik vind het bij de vervolgacties belangrijk dat deze zich richten op het voorkomen van objectieve vormen van discriminatie. Tegelijk vind ik het ook belangrijk dat burgers vertrouwen hebben in hun bank en niet het gevoel ervaren dat ze gediscrimineerd worden. Daarom dient ook ervaren discriminatie te worden voorkomen.

De leden van de DENK-fractie constateren dat de aanbevelingen in het rapport voornamelijk zijn gericht op het verbeteren van communicatie en transparantie van banken. Zijn tevens concrete beleidsmaatregelen voorgesteld die structureel discriminatie moeten aanpakken? En zo ja, welke maatregelen zijn dit?

Ik verwijs naar de beantwoording van de vragen van de leden van GroenLinks-PvdA, waarin ik de acties benoem die ik, DNB en de NVB ondernemen. De komende periode ga ik ook samen met DNB en de NVB in gesprek over het specificeren van de vervolgacties uit mijn brief van 27 mei. Ik informeer uw Kamer rond de jaarwisseling over de voortgang hiervan en ik houd vinger aan de pols van de acties die de NVB zelf onderneemt.

Deze leden willen weten op welke manier de aanbevelingen uit het rapport worden gemonitord en geëvalueerd om te garanderen dat deze daadwerkelijk worden geïmplementeerd en het beoogde effect hebben. Zijn specifieke evaluatiecriteria opgesteld en hoe vaak wordt de voortgang gemeten?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van de leden van GroenLinks-PvdA. Daarin geef ik aan dat ik rond de jaarwisseling uw Kamer informeer over de voortgang van deze acties. Mijn ministerie zal daarnaast in gesprekken met DNB, de NVB en banken de voortgang van de vervolgacties blijven bewaken.

De leden van de DENK-fractie vragen de Minister welke concrete stappen banken en betaalinstellingen sinds de publicatie van het rapport hebben ondernomen om de bevindingen en aanbevelingen aan te pakken. Deze leden verzoeken hierbij om een overzicht van de genomen maatregelen en de voortgang hiervan. De leden van de DENK-fractie hebben eerder gevraagd om de invoering van de code of conduct; zij zijn benieuwd naar de voortgang.

Voor een overzicht van de aangekondigde maatregelen verwijs ik naar de beantwoording van de vraag van de fractie van GroenLinks-PvdA. Ik zal uw Kamer eind dit jaar een update geven over de voortgang. Ik vind uw suggestie van een code of conduct interessant. Ik heb deze neergelegd bij de NVB en gevraagd hier met een positieve grondhouding naar te kijken. Ik zal hier ook een update van geven eind dit jaar.

Verder willen deze leden inzicht in de rol die toezichthouders zoals DNB en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) spelen bij het aanpakken van discriminatie door banken en betaalinstellingen. Welke specifieke acties ondernemen deze toezichthouders om discriminatie te voorkomen en op te sporen?

Voor de acties die DNB onderneemt in het kader van hun onderzoek verwijs ik graag naar de antwoorden op de vragen van de leden van GroenLinks-PvdA. De AFM geeft aan het belangrijk te vinden dat het publiek, het bedrijfsleven en de overheid vertrouwen hebben in de financiële markten, en dat de markten op een duidelijke en eerlijke manier werken. De AFM werkt risicogestuurd en probeert zo veel mogelijk te anticiperen op nieuwe en toekomstige risico’s. De signalen die de AFM ontvangt van consumenten vormen een belangrijke bron van informatie voor haar toezicht. Afhankelijk van het aantal of ernst van de signalen, doet de AFM verder onderzoek. De AFM vindt het bestrijden en voorkomen van discriminatie belangrijk en kijkt in haar onderzoeken hoe ze hieraan kan bijdragen.6

Deze leden vragen de Minister om te reageren op de kritiek dat de discriminatie niet alleen door de banken komt, maar dat de discriminatie een gevolg is van de Wwft.

Uit het onderzoek van KPMG en de gesprekken die ik heb gevoerd blijkt dat discriminatie het gevolg is van de toepassing van de Wwft en de invulling die banken en betaalinstellingen hieraan geven, en niet van de Wwft zelf. Zo stellen banken en betaalinstellingen in bepaalde gevallen vragen die ze op grond van de Wwft niet hoeven of mogen stellen. Een voorbeeld hiervan is de vraag hoelang iemand al in Nederland woont. Ook is het nadrukkelijk geen verplichting op grond van de Wwft om burgers met een niet-westerse achtergrond vaker te controleren. Ik zie dan ook vooral dat het nodig is dat banken en betaalinstellingen verbeteringen doorvoeren in hun toepassing en invulling van de Wwft, met name door het hanteren van een meer risicogebaseerde aanpak en het voorkomen van een te strikte naleving.

Voorts willen deze leden weten hoe er wordt omgegaan met gedupeerden van discriminatie door banken en/of betaalinstellingen. Kan de Minister verduidelijken of er proactief inzet wordt gepleegd om deze gedupeerden te benaderen, excuses aan te bieden en waar nodig ook compensatievergoeding aan te bieden?

Ik verwacht van banken dat zij goed communiceren met hun klanten, en zeker als er sprake is van klachten over discriminatie. Het is aan banken en betaalinstellingen om te bepalen hoe ze vervolgens concreet omgaan met klanten die zich gediscrimineerd voelen en welke vervolgstappen ze nemen als sprake is van discriminatie. Daarbij kunnen klanten ook gebruik maken van de mogelijkheden om een melding te doen van discriminatie zoals geschetst bij de beantwoording van vraag van de leden van de BBB-fractie.

Tot slot willen de leden van de DENK-fractie vragen aan de Minister wat de totale reikwijdte is van de door de banken gehanteerde algoritmen. Verzamelen deze algoritmen alle data die over onderhavige personen of instellingen kunnen worden gevonden op het internet of worden internetartikelen, die als tendentieus kunnen worden gezien, wel uitgesloten door deze algoritmen?

Ik heb geen zicht op welke exacte gegevens er in de algoritmen van banken zijn verwerkt. Het gebruik en de vormgeving van de algoritmes verschilt ook per bank. Algoritmes dienen in lijn te zijn met de AVG. Ik snap de zorg dat algoritmes ook gegevens kunnen bevatten die tendentieus zijn. Ik vind dat mediaberichten niet zomaar overgenomen moeten worden door banken en betaalinstellingen in hun cliëntonderzoek. Wanneer er gebruik wordt gemaakt van mediaberichten, dienen deze uiteraard juist en verifieerbaar te zijn en mogen zij op zichzelf geen aanleiding zijn voor een negatieve uitkomst.78 Ik zal het gebruik van dergelijke berichten meenemen in mijn gesprekken met DNB, de NVB en banken. Daarbij zal ik ook meer inzicht vragen in het gebruik van artikelen bij het screenen van klanten. In mijn voortgangsbrief aan het eind van dit jaar zal ik uw Kamer hier verder over informeren.


X Noot
3

TZ202406–003

X Noot
5

Aanhangsel Handelingen II 2023/24, nr. 1279

X Noot
6

Voorbeelden van onderzoek van de AFM zijn: Discriminatie bij AI, Risico’s op discriminatie/uitsluiting door de toename in gebruik van AI in het aanbieden van financiële diensten (Trendzicht, 2024).

X Noot
7

FATF, Risk based approach for the banking sector, 2024; Risk-Based Approach for the Banking Sector (fatf-gafi.org)

Naar boven