32 013 Toekomst financiële sector

Nr. 230 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 december 2019

Op 16 december heeft het Finse voorzitterschap van de Raad een principeakkoord bereikt met het Europees parlement (EP) ten aanzien van de verordening «raamwerk om duurzame beleggingen te bevorderen» (COM 2018/353, hierna de «taxonomie»). De Raad heeft op 18 december jongstleden tot mijn genoegen ingestemd met dit akkoord.

De taxonomie zorgt voor een gemeenschappelijke taal tussen investeerders, bedrijven en beleidsmakers op het gebied van groene investeringen en beleggingen. Ik verwacht dat de taxonomie zal bijdragen aan het verduurzamen van de financiële sector en het bereiken van de doelen uit het Klimaatakkoord van Parijs. Nederland heeft tijdens de onderhandelingen ingezet op de totstandkoming van een objectief, proportioneel en holistisch raamwerk. Ik ben zeer te spreken over de uitkomst van deze onderhandeling.

In het slot van deze brief ga ik tevens in op de laatste ontwikkelingen ten aanzien van het klimaatcommitment van de financiële sector.

Taxonomie

Opzet raamwerk

Conform de Nederlandse inzet ligt in het overeengekomen raamwerk de lat hoog om in aanmerking te komen als duurzame investering. Een activiteit kan alleen «duurzaam» zijn als het een positieve bijdrage levert aan een milieudoelstelling, zonder dat het een andere doelstelling of sociale randvoorwaarde schaadt.1 Hierbij geldt het principe van technologie-neutraliteit. Het raamwerk legt niet op voorhand vast welke technologieën «duurzaam» zijn2, om alle technologieën (nu of in de toekomst) in aanmerking te kunnen laten komen, mits voldaan wordt aan de in de wetgeving vastgelegde criteria. Dit geldt ook voor «transitionele activiteiten». Om de doelen van het klimaatakkoord van Parijs te halen zijn ook economische activiteiten nodig die nu nog niet CO2-neutraal zijn, maar wel substantieel beter zijn dan de marktstandaard en de potentie hebben om door te groeien naar CO2-neutraal. Tot slot komt er een impactanalyse om te bepalen of de taxonomie in de toekomst kan worden verbreed naar activiteiten die een negatieve milieu-impact hebben. Hier heeft Nederland tijdens de trilogen voor gepleit.3

Reikwijdte

Eveneens conform Nederlandse inzet, is het tegengaan van groenwassen de basis voor de verplichting aan financiële instellingen om de taxonomie te hanteren. Het gebruik van de taxonomie is verplicht voor beleggingsproducten die een duurzame doelstelling hebben of ecologische eigenschappen promoten. Voor andere financiële producten is de taxonomie niet verplicht, maar aanbieders van dergelijke producten dienen wel een verklaring op te nemen. Voor onder meer grote, beursgenoteerde ondernemingen komt er een verplichting om in de niet-financiële verklaring in het bestuursverslag te rapporteren over de taxonomie.4 Deze verplichting was geen onderdeel van de Nederlandse onderhandelingsinzet. Zoals ik in de Verkenning naar de markt voor groene financiering5 heb aangegeven, zie ik echter het belang van informatieverstrekking door beursgenoteerde ondernemingen voor het functioneren van dit raamwerk, omdat financiële instellingen afhankelijk zijn van de informatie over de bedrijven waarin zij investeren.

Governance

De taxonomie wordt de komende jaren per gedelegeerde handeling uitgewerkt aan de hand van de criteria die in het akkoord zijn vastgelegd. Daarbij wordt eerst de taxonomie voor klimaatdoelstellingen uitgewerkt (ultimo 2020), en daarna voor de andere milieudoelstellingen (ultimo 2021). De uitwerking vindt plaats door een Platform voor Duurzame Financiering, waarbij lidstaten via een expertgroep van lidstaten nauw betrokken worden. Ik heb de verwachting dat dit bijdraagt aan het ambitieniveau van de taxonomie, aansluit bij de vereiste specifieke wetenschappelijke kennis om de taxonomie vorm te geven, en zorgt voor een snellere doorlooptijd van de besluitvorming. Lidstaten kunnen daarbij indien nodig aan de noodrem trekken.

Groenregeling

Nederland heeft er met succes voor gepleit dat de verordening niet zal leiden tot een beperking van de Nederlandse beleidsvrijheid ten aanzien van het aanwijzen van projecten voor de bestaande fiscale groenregeling. Wel dienen groenfondsen – net als bij andere financiële producten die een duurzame doelstelling hebben – transparant te zijn over hoe hun investeringen zich tot de taxonomie verhouden.

Met de totstandkoming van dit raamwerk is een belangrijke stap gezet in de verduurzaming van de financiële sector. De Europese Commissie heeft in haar Green Deal aangekondigd te komen met een nieuw actieplan Duurzame Financiering, waarbij zal worden voortgeborduurd op de taxonomie. Het kabinet zal hieraan, op basis van de in de Verkenning genoemde uitgangspunten, wederom een constructieve bijdrage leveren.

Klimaatcommitment

De Nederlandse financiële sector heeft tot mijn genoegen op 10 juli jl. een «klimaatcommitment» ondertekend. Dit commitment is onderdeel van het Klimaatakkoord. De financiële sector onderschrijft daarmee de klimaatdoelen van het kabinet. Ik heb uw Kamer hier eerder over geïnformeerd.6 Jaarlijks zal een overkoepelende rapportage worden opgesteld die verslag doet van de inspanningen en resultaten van de afspraken in het commitment.7 Hiertoe wordt een commissie opgericht, de Commissie Financiële Sector Klimaatcommitment (CFSK). De rapportage wordt jaarlijks aan de Tweede Kamer aangeboden.

Zoals ik in mijn Verkenning naar de markt voor groene financiering heb aangegeven is het Ministerie van Financiën betrokken bij de borging van het commitment. Op voordracht van de financiële sector heb ik Femke de Vries benoemd tot voorzitter van de CFSK. In deze commissie werken de vier vertegenwoordigers van de financiële sector – NVB, Verbond van Verzekeraars, Pensioenfederatie en DUFAS – samen met de betrokken ministeries. Ik heb er alle vertrouwen in dat deze commissie onder de deskundige leiding van Femke de Vries de voortgang van het commitment op goede wijze in kaart zal brengen.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Waaronder OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s), conform de Nederlandse inzet.

X Noot
2

Alleen zijn op verzoek van het EP de zeer vervuilende «solid fossil fuels» uitgesloten, zoals bijvoorbeeld steen- en bruinkool.»

X Noot
3

Kamerstuk 32 013, nr. 221.

X Noot
4

Deze indicatoren zijn sinds 2019 al onderdeel van de vrijwillige EU-richtsnoeren over klimaatrapportage bij de richtlijn Niet-financiële informatie (PbEU 2019, C209).

X Noot
5

Kamerstuk 32 013, nr. 220.

X Noot
6

Zie bijvoorbeeld Kamerstuk 32 013, nr. 220

Naar boven