32 013 Toekomst financiële sector

30 111 Topinkomens

Nr. 170 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2018

Tijdens het ordedebat van 8 maart 2018 heeft uw Kamer gevraagd om een brief over de op die dag voorgestelde salarisverhoging voor de bestuursvoorzitter van ING Groep N.V. (hierna: ING) (Handelingen II 2017/18, nr. 59, item 7). Uw Kamer heeft verzocht tevens in te gaan op het beloningsbeleid van andere financiële ondernemingen. In deze brief zal ik ook ingaan op de maatregelen die ik in dit kader overweeg.

Ik acht een zorgvuldige vormgeving van eventuele maatregelen van het grootste belang. Daarom zal ik de relevante stakeholders betrekken door middel van een brede maatschappelijke consultatie. Afhankelijk van de uitkomsten van deze consultatie zal ik de Raad van State om voorlichting vragen over de precieze juridische vormgeving. Ook ga ik in op het tijdpad van de evaluatie van de Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (Wbfo).

ING

Op 8 maart 2018 heeft de raad van commissarissen van ING een verhoging van circa 50% van de vaste beloning van de bestuursvoorzitter voorgesteld. Deze verhoging bestond grotendeels uit een aandelenpakket dat ten minste 5 jaar aangehouden moest worden. Dit voorstel heeft geleid tot veel maatschappelijke verontwaardiging. Hierop heeft de raad van commissarissen van ING op 13 maart 2018 het voorstel ingetrokken.

Het besluit van de raad van commissarissen om de voorgestelde verhoging in te trekken, is naar mijn oordeel de enige juiste uitkomst. Het voorstel was buitensporig en deed afbreuk aan het maatschappelijk draagvlak voor banken in een tijd waarin juist vertrouwen moet worden herwonnen. Ik vind het verstandig dat de raad van commissarissen van ING gehoor heeft gegeven aan het moreel appel en de verontwaardiging van maatschappij, klanten, medewerkers en politiek. Ik hoop dat de gehele financiële sector zich hiervan rekenschap geeft.

Cultuur en vertrouwen Nederlandse financiële sector

De Nederlandse financiële sector is van groot belang voor de economie en speelt nationaal en internationaal een belangrijke rol. Zo zijn banken een essentiële spil tussen spaarders en leners en zorgen zij daarmee voor kredietverlening aan huishoudens, bedrijven en overheden. Daarnaast spelen banken een belangrijke rol bij het in stand houden van het betalingsverkeer. Waar het om draait is dat Nederland robuustere, sterkere banken krijgt en dat het vertrouwen van consumenten in de sector herstelt.

Vertrouwen in de sector is essentieel. Ik heb de afgelopen maanden met veel grote banken gesproken over de noodzaak van herstel van vertrouwen. Ook heeft de overheid verschillende maatregelen getroffen, zoals de introductie van het provisieverbod en de algemene zorgplicht. Tegelijkertijd is er nog een lange weg te gaan. De sector heeft weliswaar serieuze stappen gezet, onder meer met de introductie van de bankierseed of -belofte en het tuchtrecht, maar het is evident dat er nog veel moet gebeuren.

Het is primair de verantwoordelijkheid van de sector zelf om hiermee aan de slag te gaan. Cultuur en vertrouwen kunnen niet met regelgeving alleen ondervangen worden. Integendeel, een goede corporate governance en gezonde cultuur moeten juist ook komen vanuit de sector zelf. De sector dient zich rekenschap te geven van haar maatschappelijke functie. De primaire verantwoordelijkheid voor het beloningsbeleid en beloningen van bestuurders van financiële ondernemingen ligt bij de raad van commissarissen en in het verlengde daarvan de aandeelhouders. Aan raden van commissarissen zijn de laatste jaren passende instrumenten toegekend om invulling te geven aan deze belangrijke verantwoordelijkheid, zoals de bevoegdheid tot het aanpassen en terugvorderen van variabele beloningen van bestuurders. Het is aan commissarissen om het aangereikte instrumentarium te gebruiken en – overeenkomstig de Code Banken – daadwerkelijk zorg te dragen voor een maatschappelijk gedragen beloningsbeleid.

Ook de overheid kan verder bijdragen aan herstel van vertrouwen door grenzen of voorwaarden aan beloningen te stellen. Uitgangspunt van het kabinet is dat waar mogelijk voorkomen moet worden dat de belastingbetaler opdraait voor verliezen van falende banken en dat Nederland robuustere, sterkere banken krijgt. Hiertoe zijn veel maatregelen getroffen, zoals de verhoging van kapitaalbuffers, de introductie van regelgeving die «bail-in» van aandeelhouders en investeerders mogelijk maakt, de oprichting van een door banken gevuld noodfonds en nationale depositogarantiestelsels die ex ante door banken gefinancierd worden. Ik zet daarbij naar de toekomst toe nog verder in op maatregelen die bijdragen aan een robuustere financiële sector. Het kabinet zet er bijvoorbeeld op in dat banken adequate buffers aanhouden om bail-in mogelijk te maken en op verankering van een harde leverage ratio eis in de wet.

Te onderzoeken wettelijke maatregelen

Het kabinet kijkt naar mogelijke aanscherping van beloningsregels. Met het oog hierop onderzoekt het kabinet welke aanvullende maatregelen gewenst zijn. Daarbij overweeg ik drie wettelijke maatregelen met betrekking tot vaste beloningen:

  • 1. Introductie van de wettelijke verplichting tot terugvordering van een deel van de vaste beloning boven een bepaald minimum van bestuurders als er staatssteun aan een bank (of verzekeraar) wordt gegeven. Hierdoor worden bestuurders persoonlijk verantwoordelijk gehouden als de belastingbetaler (mede) opdraait voor verliezen van falende banken (of verzekeraars) (uitbreiding claw back);

  • 2. Introductie van de wettelijke verplichting dat aandelen en andere bestanddelen van een vaste beloning waarvan de waarde afhankelijk is van de marktwaarde van de eigen onderneming bij bestuurders en medewerkers van financiële ondernemingen gedurende ten minste een aantal jaren moeten worden aangehouden. De belangen van de bestuurder en medewerkers worden daardoor meer in lijn gebracht met het lange termijn belang van de onderneming; en

  • 3. Introductie van de wettelijke verplichting dat het beloningsbeleid van financiële ondernemingen voorschrijft op welke wijze de beloningen van bestuurders en medewerkers zich verhouden tot de maatschappelijke functie van de onderneming. Ondernemingen moeten zich hiervan in de openbaarheid rekenschap geven. In aanvulling daarop kan worden onderzocht of een rol van de toezichthouders hierbij wenselijk is, en zo ja, hoe deze in de praktijk het beste kan worden vormgegeven.

Mijn ambtsvoorganger heeft gekeken naar ingrijpen bij vaste beloningen bij alle financiële ondernemingen en voorgesteld om de mogelijkheid te creëren om de compensatie van het verlies van variabele beloningen via vaste beloningen aan te pakken. De Raad van State heeft zich kritisch uitgelaten over eventuele maatregelen gericht op vaste beloning onder meer gelet op het ontbreken van voldoende rechtvaardiging voor het ingrijpen op het recht op eigendom uit het Eerste protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het vorige kabinet heeft er daarom vanaf gezien. Om diezelfde reden zie ik ook af van verdergaande maatregelen voor alle financiële ondernemingen.

Voor al deze mogelijke maatregelen geldt het volgende. Nederland kent de strengste wet- en regelgeving op het terrein van beloningen in de financiële sector in Europa. Deze wetgeving en het toezicht door De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten is gericht op het waar mogelijk voorkomen van perverse prikkels die ertoe kunnen leiden dat de stabiliteit van de onderneming in gevaar komt of het klantbelang wordt veronachtzaamd. De wetgeving richt zich om die reden tot dusverre primair op variabele beloningen. De maatregelen met betrekking tot vaste beloningen die ik overweeg komen niet in Europa voor en kunnen raken aan het recht op eigendom zoals neergelegd in het 1e protocol voor het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Een zorgvuldige vormgeving van eventuele maatregelen gericht op vaste beloning is dan ook van het grootste belang. Hierbij moet onder meer oog zijn voor proportionaliteit en de mogelijke effecten op het investerings- en vestigingsklimaat. Hiertoe zal ik secuur afwegen wat de voor- en nadelen van de mogelijke maatregelen zijn en in hoeverre deze wenselijk zijn. Hierbij zal ik de relevante stakeholders, waaronder consumentenorganisaties, vakbonden, deskundigen, aandeelhouders, commissarissen en marktpartijen, betrekken in een brede maatschappelijke consultatie. Afhankelijk van de uitkomsten van deze consultatie zal ik de Raad van State om voorlichting vragen over de precieze juridische vormgeving.

Evaluatie Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen

Zorgvuldigheid staat ook voorop bij de evaluatie van de Wbfo, waarbij de effecten, neveneffecten en uitvoerbaarheid worden onderzocht. Gegeven de recente ontwikkelingen rond beloningen in de financiële sector, behoeft de evaluatie van de Wbfo meer tijd. Gelet hierop zal ik de bevindingen van de evaluatie voor de zomer aan beide Kamers der Staten-Generaal doen toekomen.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Naar boven