32 013 Toekomst financiële sector

Nr. 103 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 november 2014

In deze brief bied ik u mijn reactie aan op het advies «Naar betere mondiale financiële verbondenheid» van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV)1.

De AIV is gevraagd te adviseren over de coherentie op het terrein van internationale economische en financiële instellingen. De aanleiding voor dit verzoek was de verschuivende economische en politieke machtsverhoudingen in de wereld en de druk die dit levert op de internationaal economische en financiële architectuur. De vraag die daaruit voortvloeit is wie de belangen behartigt van de ontwikkelingslanden in dit «nieuwe» stelsel. In deze context zijn de volgende vragen gesteld: (1) Zijn kleinere opkomende en armere landen voldoende vertegenwoordigd? (2) Wat zijn de specifieke belangen van deze groep? (3) Waar liggen aangrijpingspunten voor het Nederlandse coherentiebeleid?

Ik dank de AIV voor haar advies en onderschrijf de hoofdconclusie dat het internationale economische en financiële stelsel niet opnieuw ontwikkeld hoeft te worden en dat het zinvol is om te kijken hoe kleinere opkomende en armere landen een betere aansluiting kunnen krijgen op het financiële stelsel.

De AIV heeft haar advies onderverdeeld in aanbevelingen ten behoeve van:

  • global governance en representativiteit;

  • financiële stabiliteit;

  • hulp bij de opbouw van binnenlandse financiële sectoren;

  • coherentie in eigen huis.

Global governance en representativiteit

  • De AIV adviseert de Financial Stability Board (FSB) te laten evolueren tot een mondiaal coördinatieorgaan ter verbetering van global governance en de representativiteit. Ik ben van mening dat het de FSB niet past om door te groeien naar een coördinatieorgaan, aangezien het voornamelijk bestaat uit toezichthouders en centrale bankiers en als doel heeft aanbevelingen te doen over financiële regelgeving. Dit gebeurt op verzoek van de G20, wat het FSB een duidelijk mandaat geeft. Niettemin signaleer ik dat de FSB reeds serieus werk maakt van de vertegenwoordiging van opkomende economieën. Zo heeft de FSB-voorzitter, Mark Carney, aangekondigd de vertegenwoordigingsstructuur van de FSB te herzien. Ik sta voor dat hierbij expliciet rekening wordt gehouden met de rol van opkomende economieën.

  • Ik onderschrijf de aanbeveling dat Nederland waar mogelijk moet blijven aandringen op de aanpassing van de zeggenschapsverhoudingen in het IMF. Nederland heeft hieraan reeds haar bijdrage geleverd door het delen van een stoel met België en het ratificeren van de 14e quotaherziening en spoort de VS aan ook op korte termijn te ratificeren. Binnen het IMF zijn we eerder dit jaar overeengekomen dat indien de VS dit jaar niet ratificeert, het IMF begin volgend jaar alternatieve opties in kaart gaat brengen om de quota en governance van het IMF te versterken. Nederland steunt deze aanpak. Het is belangrijk dat de vertegenwoordiging in het IMF een goede weerspiegeling is van de financiële verhoudingen in de wereldeconomie.

  • De AIV gaat in op een grotere inzet van Speciale Trekkingsrechten (SDRs) ter aflossing van de rol van de dollar om ontwikkelingslanden beter toegang te bieden tot stabielere reservemunteenheden. Ik onderschrijf dat het voor lage inkomenslanden belangrijk is dat zij toegang hebben tot stabiele financiële middelen wanneer dit nodig is. Momenteel is een uitbreiding van de rol van SDRs, echter niet aan de orde.

  • Bij de aanbeveling voor een universeel debt-workout mechanisme plaats ik graag de nuancering dat het mankement in het stelsel vooral het ontbreken van een schuldherstructureringsmechanisme voor (staats)obligaties is. Voor de herstructurering van publieke schuld en private leningen bestaan met de Club van Parijs en de Club van Londen immers reeds ordentelijke en efficiënte mechanismen. Het IMF werkt momenteel aan de versterking van een schuldherstructureringsmechanisme voor obligaties. Dit werk spitst zich onder meer toe op het versterken van het beleidsraamwerk van het IMF en het aanscherpen en verduidelijken van contractuele clausules in obligaties. Good financial governance, waaronder schuldenbeheer, vind ik zeer belangrijk. Ik geef dan ook via Debt Management Facilities bij de Wereldbank, het IMF en UNCTAD technische assistentie voor een verantwoord schuldbeheer om te voorkomen dat landen in de problemen raken.

  • Ik onderschrijf het belang van de nieuwe VN conferentie Financing for Development. Deze conferentie zal in juli 2015 in Addis Ababa plaatsvinden. Ik zal hier, ook vanuit mijn rol als covoorzitter van het Global Partnership for Effective Cooperation, een actieve bijdrage aan leveren. Hierbij zal ik ook diverse van de aanbevelingen uit dit advies meenemen.

Vergroting van financiële stabiliteit

  • Ik deel de analyse van de AIV dat grote inkomende en uitgaande kapitaalstromen van invloed kunnen zijn op de macro-economische stabiliteit van opkomende en armere economieën. Ik benadruk hierbij nogmaals het belang van goed financieel bestuur. Opkomende en armere landen zijn hiervoor zelf verantwoordelijk, maar door het toepassen van het Debt Sustainability Framework kunnen rijkere landen hieraan eenvoudig bijdragen. Bestendigheid van (opkomende) economieën jegens de volatiliteit van kapitaalstromen is daarnaast vooral afhankelijk van de stabiliteit en kapitalisatie van hun financiële sector en het toezicht daarop. Het IMF, de Financial Stability Board (FSB) en de Wereldbank helpen hen hierbij. Het surveillance raamwerk van het IMF monitort de wereldwijde opbouw van spillovers en onevenwichtigheden.

  • In haar aanbevelingen geeft de AIV het signaal af dat Nederland zich binnen internationale instellingen moet inzetten om tot maatregelen te komen die leiden tot verminderde systeemrisico’s van zeer grote particuliere financiële instellingen. Nederland heeft zich hier op het internationale toneel al met resultaat voor ingezet. In de jaren na de financiële crisis hebben de FSB en het Basel Committee on Banking Supervision (BCBS) een uitgebreid pakket aan beleidsmaatregelen geïntroduceerd ter regulering van systeemrelevante instellingen en het wegnemen van het too-big-to-fail probleem. Nederland blijft bijdragen aan de verdere ontwikkeling hiervan.

Opbouw van binnenlandse financiële sectoren

  • Ik ben het van harte met de AIV eens dat het noodzakelijk is om ontwikkelingslanden te helpen bij de opbouw van binnenlandse financiële sectoren. Nederland doet op dit terrein al veel, vaak in samenwerking met multilaterale ontwikkelingsbanken. Samen met andere donoren financier Nederland sinds 2002 het Financial Sector Reform and Strengthening Initiative (FIRST), dat op vraag gestuurde basis TA van de Wereldbank en het IMF biedt aan ontwikkelingslanden om de benodigde wetgeving, regelgeving en instituties op financieel gebied te helpen opzetten. Daarnaast is Nederland donor van het door de Wereldbank geleide Financial Inclusion Support Framework, dat samenhangende landenstrategieën ondersteunt om toegang tot financiële diensten in brede zin te bevorderen. Via het MASSIF Fonds van FMO stimuleert Nederland kredietverlening voor banken die zich richten op het MKB en microfinanciering. Hieronder vallen ook innovatieve financiële diensten. Ook draagt Nederland bij aan ontwikkeling van nieuwe producten op financieel gebied, zoals via The Currency Exchange Fund (TCX), dat zich richt op het helpen opvangen van risico’s op het gebied van wisselkoersen en rentevoetverschillen bij internationale transacties, en het Health Insurance Fund, dat in een aantal Afrikaanse landen door het introduceren van betaalbare verzekering toegang tot medische diensten voor onverzekerden bevordert.»

Coherentie in eigen huis

  • Ik neem nota van de constatering van AIV dat binnen Nederland uiteenlopende visies bestaan over het verbeteren van de mondiale financiële verbondenheid. Dit is inherent aan de complexiteit van het onderwerp. De suggestie van een nieuw op te richten overlegstructuur neem ik dan ook niet over. Een groot deel van de hierboven behandelde onderwerpen ligt op het terrein van het Ministerie van Financiën, waarmee een uitstekende en intensieve samenwerking bestaat. Wel wil ik binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken de interne kennis over financieel-economische onderwerpen verder versterken. Daarnaast hebben Minister Dijsselbloem en ik contacten met experts werkzaam in de internationale financiële architectuur en zullen deze continueren.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven