32 011 Tabaksbeleid

Nr. 7 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 april 2010

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van uw Kamer heeft mij op 9 december 2009 gevraagd om mijn reactie op het onlangs verschenen RIVM-rapport «Wat rookt de Nederlandse jeugd en waarom?». De minister voor Jeugd en Gezin heeft dit rapport op 3 december 2009 in ontvangst genomen. Met deze brief bied ik u, mede namens mijn collega voor Jeugd en Gezin, onze gezamenlijke reactie op dit rapport aan. Het rapport treft u als bijlage bij deze brief aan.1

Eerst gaan we kort in op de achtergrond en inhoud van dit rapport. Daarna geven we kort de aanbevelingen van het RIVM en onze reactie daarop weer. Tot slot staan we stil bij de internationale ontwikkelingen op dit terrein.

Achtergrond en uitkomsten van het onderzoek

Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van VWS in het kader van de kennisvragen Vermindering gezondheids- en verslavingsrisico’s rokers. Het onderzoek sluit aan bij een van de doelen van het tabaksontmoedigingsbeleid, namelijk het voorkómen dat jongeren gaan roken. Bekend is dat voor de meeste rokers hun tabaksverslaving begint in de periode dat ze op de middelbare school zitten. In deze periode vertonen jongeren experimenteergedrag, zijn ze beïnvloedbaar en zijn hun hersenen zeer gevoelig voor de verslavende eigenschappen van nicotine. Hoe eerder een kind begint met roken hoe waarschijnlijker het is dat hij of zij verslaafd raakt. Ook kunnen rokers die vroeg zijn gestart met veel roken op latere leeftijd vaker moeilijker stoppen met roken. Het is daarom belangrijk dat jongeren niet beginnen met roken.

Het doel van het onderzoek was meer zicht te krijgen op de factoren die het rookgedrag en de merkkeuze van jongeren beïnvloeden. Zicht hierop kan bijdragen aan (de onderbouwing van) beleidsmaatregelen ter voorkoming van roken door jongeren. Bijna vijfduizend jongeren van 10–18 jaar hebben anoniem meegedaan aan het onderzoek, waaronder ruim veertienhonderd rokers.

De belangrijkste uitkomsten van het rapport:

  • Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe minder er gerookt wordt en vice versa. VMBO-respondenten (ten opzichte van HAVO- en VWO-respondenten) roken vaker, roken meer sigaretten per dag, roken meer dagen per week, roken vaker bepaalde merken die relatief goedkoop zijn en geven vaker «de prijs» aan als reden voor hun merkkeuze.

  • Ook valt op dat 94% van de respondenten de eerste sigaret voor de zestiende verjaardag rookt en dat respondenten met een lager opleidingsniveau vaker de eerste sigaret voor hun dertiende verjaardag roken. 71% van de respondenten heeft de eerste sigaret gekregen.

  • De belangrijkste redenen om te beginnen met roken zijn nieuwsgierigheid, rokers in de sociale omgeving en een positieve verwachting van de smaak.

  • Rokende jongeren kiezen hun sigarettenmerk in tweederde van de gevallen vanwege de smaak. Die smaak wordt deels bepaald door toevoegingen als vanille, drop, suiker en cacao.

  • De meeste rokende jongeren willen graag weten welke ingrediënten door de tabaksindustrie aan tabak worden toegevoegd om de smaak te verbeteren. Ook willen veel jongeren weten wat het effect is van deze toevoegingen op de gezondheid, de mate van verslaving en hoe tabaksfabrikanten producten manipuleren met deze ingrediënten.

  • Tegelijk associëren veel jongeren ten onrechte een milde smaak of een lichte kleur van het sigarettenpakje met «minder ongezond».

Aanbevelingen RIVM en reactie daarop

Het RIVM doet vier aanbevelingen:

  • 1) Verbied of beperk de toevoeging van additieven die de smaak van rook verbeteren of negatieve aspecten als irritatie verminderen.

  • 2) Informeer jongeren over de samenstelling en de effecten van tabaksproducten, waaronder de manipulatie door milde/lichte smaak.

  • 3) Naast primaire preventie inzetten op stoppen met roken, vooral gericht op de jongste (experimenterende) rokers.

  • 4) Houdt bij voorlichtingsprogramma’s rekening met de sociale omgeving en specifieke situatie van de doelgroep (bijvoorbeeld jongeren met een lager opleidingsniveau).

Reactie

Ad 1)

Op basis van een Europese richtlijn (2001/37/EG) zijn tabaksfabrikanten verplicht te rapporteren welke ingrediënten zij toevoegen aan hun tabaksproducten. Deze Europese verplichting is door Nederland overgenomen in artikel 3b van de Tabakswet en de Regeling aanmelding en publicatie tabaksingrediënten 2007. Behalve dat deze verplichting overheden inzicht geeft in de ingrediënten in tabaksproducten is deze informatie nodig om de consument hierover te kunnen informeren en te komen tot regulering van tabaksingrediënten in internationaal verband (zie internationale ontwikkelingen aan het eind van deze brief).

Ad 2 en 4)

STIVORO maakt, in onze opdracht, al voorlichtingsmateriaal over roken voor jongeren, bijvoorbeeld lesmateriaal voor de bovenbouw van de basisschool en de onderbouw van de middelbare school. Recent is ook een e-learning module ontwikkeld voor het voortgezet onderwijs.

Daarnaast is er het Project Actie Tegengif: een jaarlijkse klassikale wedstrijd «niet-roken» voor leerlingen van de eerste en tweede klas van het voortgezet onderwijs. De sociale norm om niet te roken wordt hierdoor versterkt. Actie Tegengif is een erkende effectieve interventie: het percentage leerlingen dat begint met roken is in de klassen die deelnemen aan Actie Tegengif bijna drie maal zo laag als in de klassen die niet deelnemen.

Ten slotte zal in dit en volgend jaar een jongerencampagne gevoerd worden, gericht op het vergroten van de weerbaarheid van jongeren. Hiertoe ontwikkelt Stivoro op dit moment samen met het Trimbos-instituut een gezonde leefstijlcampagne voor jongeren met als thema’s (niet) roken, drinken en drugsgebruik. Al het voorlichtingsmateriaal van Stivoro is (ook) geschikt voor jongeren met een lagere opleiding.

In de bovengenoemde preventie-activiteiten ligt de nadruk vooral op de gezondheidsrisico’s van roken en veel minder op de «productkant», de kenmerken van de sigaretten zelf. Het rapport van het RIVM heeft aangetoond dat informatie over de samenstelling en effecten van tabaksproducten tegemoet zou komen aan de behoefte van jongeren en dat hen dit beter bewust zou maken van de risico’s van roken. Wij zullen daarom in overleg met Stivoro de voorlichting aan jongeren op dit punt aanpassen, door bijvoorbeeld in het voorlichtingsmateriaal voor scholen ook aandacht te besteden aan de samenstelling van sigaretten, waaronder additieven. Op korte termijn kan Stivoro al informatie hierover verstrekken aan jongeren via haar website. Ook op de nieuwe RIVM-website Tabakinfo.nl zal in de loop van dit jaar informatie te vinden zijn over additieven: per sigarettenmerk komt precies te staan welke ingrediënten erin zitten. Het RIVM maakt hierbij gebruik van de suggesties die jongeren zelf hebben kunnen doen voor de nieuwe website.

Ad 3)

Het tabaksbeleid richt zich bij jongeren vooral op primaire preventie. Toch zullen er altijd jongeren zijn die beginnen met roken en verslaafd raken. Er bestaan nog weinig bewezen effectieve interventies om jongeren te helpen stoppen met roken. Smoke Alert is op dit moment het enige voorbeeld: een internet advies-op-maat specifiek voor jongeren, onderzocht door de Universiteit van Maastricht. Zeker voor jongeren is internet een geschikt medium. Smoke Alert wordt in februari opgeleverd voor grootschalige implementatie en zal onder andere onder de aandacht worden gebracht in de jongerencampagne weerbaarheid alcohol, roken en drugs. Deze interventie is dus binnenkort beschikbaar voor jongeren die willen stoppen met roken.

Ten slotte is de Universiteit van Utrecht samen met STIVORO juist gestart met een onderzoek naar nicotinevervangers voor jongeren die willen stoppen met roken.

Er wordt dus al invulling gegeven aan de aanbeveling om naast primaire preventie ook jonge rokers te helpen stoppen met roken.

Internationale ontwikkelingen

Zowel mondiaal als binnen Europa is op dit moment een discussie gaande over additieven in sigaretten. Deze discussie speelt zich met name af in het kader van de WHO-richtlijn die wordt ontwikkeld in uitvoering van het mondiale WHO-Framework Convention on Tobacco Control-verdrag (FCTC-Verdrag). In deze richtlijn worden bepalingen opgenomen die het gebruik van additieven in tabaksproducten verder moeten beperken. De kern van de discussie hierbij is de vraag of dit plaats dient te vinden op basis van aantrekkelijkheid of op basis van verslavendheid of schadelijkheid van het betreffende additief.

Daarnaast wordt ook gesproken over hoe informatie over tabaksproducten beter toegankelijk gemaakt kan worden voor het publiek en wat de rol van de overheid daarin is.

Het gaat hierbij om een WHO-richtlijn en er zullen dus geen verplichtingen worden opgelegd aan de lidstaten van het verdrag. Zoals ook eerder benadrukt in mijn brief van 8 juli 20082 betreffende tabaksingrediënten, vereist dit met name een internationale aanpak. De richtlijn is wel richtinggevend. Nederland neemt deel aan de werkgroep die over dit onderwerp praat en tekstvoorstellen zal presenteren in de aanloop naar de tweejaarlijkse conferentie over dit verdrag in november 2010.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

TK 2007–2008, 22 894, nr. 153.

Naar boven