31 994
Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 14 oktober 2009

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

INHOUDSOPGAVE blz.

I. ALGEMEEN 1

1. Inleiding 2

2. De maatregelen tot aanpassing van de asielprocedure 4

3. Kosten/bestuurlijke lasten 15

4. Adviesorganen 15

II. ARTIKELSGEWIJS 16

I. ALGEMEEN

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij hebben eerder, bij de bespreking van de brief van 20 juni 2008 over de voorstellen voor een effectievere asielprocedure en een effectiever terugkeerbeleid, aangegeven dat zij zich kunnen vinden in de in die brief voorgestelde maatregelen. Niettemin geeft het wetsvoorstel de leden van de CDA-fractie aanleiding tot een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie hebben grotendeels met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden zijn in beginsel positief over de verbetering en versnelling van de procedure van toelating van asielzoekers. Het heeft hun steun om de indiening van herhaalde aanvragen zoveel mogelijk te beperken en de lengte van de asielprocedure sterk terug te dringen. De leden van de PvdA-fractie vragen wel aandacht voor voldoende zorgvuldigheid en hameren erop dat de menselijke maat en het belang van kinderen voorop moet blijven staan in het hele traject van de asielprocedure.

De leden van de SP-fractie onderschrijven het uitgangspunt dat een zo groot mogelijke zorgvuldigheid moet worden betracht aan het begin van de procedure. Zorgvuldigheid is naar mening van deze leden de sleutel tot een effectieve en menselijke asielprocedure. Snelheid is belangrijk, ook in het belang van de asielzoeker, maar moet volgens voorgenoemde leden ondergeschikt zijn aan zorgvuldigheid.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden bepleiten een rechtvaardig, humaan en transparant vreemdelingenbeleid. In de recente evaluatie van de Vreemdelingenwet 2000 zien voorgenoemde leden een groot aantal verbetervoorstellen die aan dit streven tegemoet komt. Desalniettemin hebben deze leden nog enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Met de voorgenomen wijziging wordt uitvoering gegeven aan het coalitieakkoord. Deze leden zijn van mening dat de Vreemdelingenwet 2000 te veel risico’s met zich meebracht ten aanzien van de duur en de zorgvuldigheid van de procedures. Voorgenoemde leden onderschrijven het beoogde doel van het wetsvoorstel, te weten het, in samenhang met aanpassingen in de lagere regelgeving, verbeteren van de asielprocedure en het zoveel mogelijk beperken van de indiening van herhaalde aanvragen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden steunen het streven naar een snellere en zorgvuldigere asielprocedure. Ook het voornemen om het aantal herhaalde aanvragen zoveel mogelijk te beperken onderschrijven zij. Over de voorgestelde wijzigingen hebben voorgenoemde leden echter nog wel enige vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij onderschrijven de doelstellingen van een snellere, zorgvuldigere procedure, waarbij de kans op herhaalde aanvragen wordt verkleind. Wel hebben deze leden enkele vragen over de eventuele mogelijkheden tot misbruik die door de nieuwe voorstellen worden geschapen.

De vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van het CDA, de PvdA, de SP, de VVD, GroenLinks, ChristenUnie, D66 en de SGP komen hieronder aan de orde. Daarbij is zoveel mogelijk de indeling van de memorie van toelichting gevolgd.

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben bij de bespreking van de eerder genoemde brief van 20 juni 2008 aangegeven dat zij een aantal positieve elementen in de voorstellen voor de nieuwe asielprocedure zien, te weten de rust- en voorbereidingsperiode van ten minste zes dagen die de asielzoeker krijgt en de mogelijkheden voor VluchtelingenWerk Nederland en de Rechtsbijstand om de asielzoeker beter te kunnen begeleiden, de intensivering van het onderzoek naar identiteit, nationaliteit en documenten aan het begin van de procedure, de verruiming van de huidige 48-uurs AC-procedure naar een algemene asielprocedure van (maximaal) acht dagen, de opvang van maximaal vier weken die men krijgt bij het in beroep gaan tegen een afwijzing van het asielverzoek in de algemene asielprocedure, de verkorting van de vervolgprocedure (de verlengde asielprocedure), de grotere aandacht voor medische aspecten aan het begin van de procedure, de verruimde ex nunc toetsing door de rechter en het beoordelen van nieuwe feiten en omstandigheden door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) voordat de zaak bij de rechter komt. Ook is volgens deze leden positief de voorgenomen intensivering van het terugkeerbeleid, waaronder het proces van het verkrijgen van een laissez-passer, de inzet van het buitenlands en het ontwikkelingssamenwerkingbeleid en «politieke instrumenten» en diplomatieke druk ten aanzien van landen die onvoldoende meewerken aan het terugnemen van eigen onderdanen.

Voor de leden van de CDA-fractie zijn de belangrijkste criteria om de effectiviteit van de gewijzigde asielprocedure te toetsen de volgende. Wordt de procedure inderdaad zorgvuldiger en sneller, onder andere bezien naar doorlooptijd en (hoger) afdoeningspercentage in de algemene asielprocedure? Worden er minder herhaalde asielaanvragen ingediend? Worden er minder medische aanvragen na de asielprocedure ingediend? Is er sprake van meer daadwerkelijk / vrijwillig vertrek van uitgeprocedeerde asielzoekers? Komen er minder uitgeprocedeerde asielzoekers op straat terecht? Houden gemeenten zich aan de afspraak in het Bestuursakkoord van 26 juni 2007 tussen de staatssecretaris van Justitie en de Verniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) dat gemeenten direct noch indirect meewerken aan de opvang van onrechtmatig in ons land verblijvende vreemdelingen en dat de gemeentelijke noodopvang zal worden beëindigd? Daarnaast zijn deze leden benieuwd wat de intensivering van het identiteitsonderzoek en de medische check aan het begin van de procedure oplevert. De leden van de CDA-fractie willen graag periodiek worden geïnformeerd over de resultaten die op de hier genoemde onderwerpen worden geboekt.

De leden van de CDA-fractie vragen of en wanneer zij kennis kunnen nemen van het gewijzigde Vreemdelingenbesluit en de wijzigingen in de Vreemdelingencirculaire en het Voorschrift Vreemdelingen, omdat veel van de in de brief van 24 juni 2008 genoemde zaken nader worden uitgewerkt in de lagere regelgeving.

Het stelt de aan het woord zijnde leden teleur dat de Kamer nog steeds geen kennis heeft kunnen nemen van de nadere uitwerking van een drietal onderwerpen. In de debatten over de eerdergenoemde brief van 24 juni 2008 heeft de staatssecretaris van Justitie toegezegd dat in het eerste trimester van 2009 de Kamer zou worden bericht over de nadere inrichting van de rust- en voorbereidingsperiode, over de uitwerking van de medische check aan het begin van de procedure en over de afspraken met de rechtsbijstand. Daarnaast zou de Kamer worden geïnformeerd over de mogelijkheden van een filter met betrekking tot medische aanvragen na de asielprocedure. Waarom is die informatie er nog steeds niet en wanneer is die te verwachten?

De leden van de CDA-fractie vragen hoe het staat met het bezien of een buffer voor de vreemdelingenketen c.q. de IND opportuun is, in verband met het verleggen van het zwaartepunt voor de IND naar de algemene asielprocedure. En hoe wordt de beschikbaarheid van voldoende tolken geregeld?

De leden van de CDA-fractie vragen wat de stand van zaken is van de consequenties van het bieden van opvang van bepaalde categorieën (ex-) asielzoekers die een (reguliere) aanvraag hebben ingediend op grond van buitenschuld, schrijnendheid of verblijf bij kind. Deze zouden in beeld worden gebracht.

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat snelheid en zorgvuldigheid twee cruciale aspecten van de asielprocedure zijn. Voorliggend wetsvoorstel beoogt een verbetering op beide vlakken tot stand te brengen. Dat is bij voorbaat een opgave omdat het één nadelige gevolgen kan hebben voor het ander. Wat deze leden betreft moeten beide in het wetsvoorstel hand in hand gaan. Hoe pakt het wetsvoorstel wat betreft snelheid en zorgvuldigheid van de asielprocedure uit?

De leden van de SGP-fractie vragen of de regering verwacht dat nieuwe voorstellen van de Europese Commissie in het kader van harmonisering van asielbeleid nog in de loop van deze wetsbehandeling tegemoet kunnen worden gezien.

2. De maatregelen tot aanpassing van de asielprocedure

De leden van de D66-fractie constateren dat – blijkens het advies van de Raad van State en het nader rapport – de regering in eerste instantie de behoefte voelde om in de memorie van toelichting een uitgebreidere uiteenzetting en argumentatie te geven over de wijzigingen die zij voornemens is door te voeren in het Vreemdelingenbesluit 2000 en andere lagere regelgeving. Een toelichting hierop zou nodig zijn om een volledig en samenhangend beeld te schetsen. Daarom zouden deze leden graag vernemen hoe de regering de wijze beoordeelt waarop de delegatiebepalingen in de Vreemdelingenwet 2000 zijn vormgegeven.

Voorts betreuren deze leden het feit dat een aantal voorstellen die gedaan zijn in het initiatiefvoorstel Pechtold/Van der Ham (Kamerstukken II 2007/08, 30 830) door de regering niet positief worden ontvangen.

2.1 Asielprocedure en opvang

Rust- en voorbereidingstermijn

De leden van de CDA-fractie begrijpen dat de asielzoeker een rust- en voorbereidingsperiode van ten minste zes dagen krijgt waarin hij zich kan voorbereiden op de asielprocedure. Deze leden vragen of die zesdagentermijn altijd wordt vol gemaakt, of dat de asielprocedure ook eerder kan starten als de asielzoeker eerder klaar is met de voorbereiding.

De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat bij de bespreking van de brief van 24 juni 2008 de vraag aan de orde is geweest of de rust- en voorbereidingtermijn (die in de praktijk vele weken langer kan duren als gevolg van de lange verblijfsduur in de tijdelijke noodvoorziening) niet kan worden gebruikt om het vluchtverhaal «op te waarderen», of zich te ontdoen van informatie, bijvoorbeeld omdat men contact heeft met en getipt wordt door andere asielzoekers. De reactie van de regering was toen dat zij voldoende vertrouwen heeft in de professionaliteit van de begeleiding door VluchtelingenWerk Nederland en de rechtsbijstandverleners, alsook in de deskundigheid en ervaring van de medewerkers van de IND om misbruik tijdig te doorzien. Kan de regering garanderen dat hierop scherp wordt toegezien en dat het in dit verband te verrichten identiteitsonderzoek zo snel en zo grondig mogelijk zal gebeuren?

De leden van de CDA-fractie vragen wat moet worden verstaan onder het medisch onderzoek dat de asielzoeker tijdens de rust- en voorbereidingstermijn krijgt aangeboden. Kan de asielzoeker dit weigeren? Ook wordt onderzoek gedaan ter identificatie van de asielzoeker. Kan iets uitvoeriger worden aangegeven wat dit omvat en of er belemmeringen, bijvoorbeeld wat betreft privacyregels, bestaan om dit onderzoek te verrichten?

De leden van de PvdA-fractie zijn positief over de invoering van een rust- en voorbereidingstermijn die voorafgaat aan de algemene asielprocedure in het aanmeldcentrum (AC). De kwaliteit van de verhoren kan erdoor verbeteren en er kan medisch onderzoek worden verricht. Deze leden willen wel dat helder wordt afgebakend welke handelingen in deze rust- en voorbereidingstermijn precies worden verricht. Wat worden de standaardactiviteiten tijdens deze periode? Wat doet de asielzoeker in deze periode en welke stappen zet de IND? De asielzoeker verblijft ten minste zes dagen in de tijdelijke noodvoorziening. Hoe wordt in het kader van snelle procedures voorkomen dat de rust- en voorbereidingstermijn in de praktijk veel langer gaat duren als gevolg van bijvoorbeeld geringe capaciteit of een tijdelijke hogere instroom? Ook willen de leden van de PvdA-fractie weten welke gevolgen het kan hebben als een asielzoeker niet mee wil werken aan een medisch onderzoek. Verder willen deze leden weten of de rust- en voorbereidingstermijn ook wordt gebruikt om kwetsbare groepen asielzoekers, zoals zwangeren, zieken, getraumatiseerden en ouderen beter in beeld te brengen. Wordt de procedure zo ingericht dat beter kan worden voldaan aan hun speciale behoeften?

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat een rustperiode ook daadwerkelijk een periode moet zijn waarin de asielzoeker de gelegenheid krijgt om tot rust te komen. Voorkomen moet worden dat deze rust wordt verstoord door belastende onderzoeken. De asielzoeker moet op de hoogte gebracht worden van het belang van de onderzoeken die plaatsvinden tijdens de rustperiode. Over de aard en betekenis van de onderzoeken en verklaringen mag geen onduidelijkheid bestaan. In deze periode zal ook een medische check plaatsvinden. Daarover hebben deze leden nog een aantal vragen. Voorgenoemde leden willen nogmaals benadrukken dat naar hun idee iedere asielzoeker een medische check zal ondergaan waarbij ook nadrukkelijk aandacht wordt gegeven aan mogelijke psychische problemen. Het onderzoek zal door gekwalificeerd personeel moeten gebeuren die ook specifieke deskundigheid hebben op het gebied van psychologische problemen. Tijdige herkenning van medische problemen voorkomt vertraging in het vervolg van de procedure. Worden deze uitgangspunten onderschreven?

De leden van de VVD-fractie merken op dat de rust- en voorbereidingstermijn wordt uitgebreid waarmee onder andere de asielzoeker en zijn rechtsbijstandverlener meer tijd krijgen. Deze leden vragen of de regering ook rekening heeft gehouden met het feit dat de asielzoeker nu ook meer tijd krijgt zijn verhaal zodanig af te stemmen met zijn rechtsbijstandverlener dat wellicht fictie en waarheid door elkaar gaan lopen. De rechtsbijstandverlener komt immers – en terecht – op voor de belangen van de asielzoeker en zal dit zo goed mogelijk willen doen. De aan het woord zijnde leden vragen de regering hierop nader in te gaan.

De regering geeft aan dat de rust- en voorbereidingstermijn ook kan worden benut voor (het opstarten van) onderzoek dat van belang is voor de identificatie van de asielzoeker. Deze termijn kan dus ofwel worden gebruikt ten behoeve van de asielzoeker ofwel ten behoeve van de IND die alvast met onderzoek begint. De leden van de VVD-fractie vragen wie bepaalt hoe deze rust- en voorbereidingstermijn wordt ingevuld en waar dit van afhangt.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de asielprocedure wordt verbeterd door, behoudens een aantal uitzonderingen, een rust- en voorbereidingstermijn van ten minste zes dagen in te voeren die vooraf gaat aan de algemene asielprocedure in het AC. Deze leden onderschrijven de keuze van de regering om de asielzoeker meer rust te gunnen, gelegenheid te geven beter te worden voorgelicht en voorbereid en medisch onderzoek te ondergaan. Wel vragen zij de regering toe te lichten hoe ver het onderzoek naar identificatie en documententen ter ondersteuning van het asielrelaas gaat. Betekent dit dat er verhoren plaats zullen vinden? In dat verband vragen de leden van de ChristenUnie-fractie de regering tevens toe te lichten of er inmiddels meer uitgewerkt is met betrekking tot de uitzonderingen die op de rust- en voorbereidingstermijn kunnen worden gemaakt, om onder bepaalde omstandigheden de asielzoeker direct tot de asielprocedure te kunnen toelaten.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de asielzoeker in de rust- en voorbereidingstermijn een medisch onderzoek wordt aangeboden. Deze leden constateren dat medisch onderzoek in het geval van traumatische ervaringen juist aan het begin van de procedure moeilijk ligt. Zij verzoeken de regering toe te lichten op welke wijze hiermee in de vernieuwde asielprocedure wordt omgegaan. Voorgenoemde leden zijn van mening dat de constatering dat een asielzoeker niet coherent kan verklaren vanwege psychische problemen meer ruimte moet bieden voor het doen van vervolgonderzoek later in de procedure en dat slechts in een uiterste geval tot afwijzing van de aanvraag zou moeten worden overgegaan. Deelt de regering deze mening?

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering ervoor kiest om een rust- en voorbereidingstermijn van ten minste zes dagen die voorafgaat aan de algemene asielprocedure in te voeren. Maar deze leden lezen dat deze periode ook gebruikt wordt voor onderzoek naar de identificatie van de asielzoeker. Graag vernemen zij hoe deze periode van rust zich verhoudt tot het opstarten van onderzoek. Tevens vernemen voorgenoemde leden graag in meer detail wat het «aanbieden van medisch onderzoek» inhoudt.

De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering het risico minimaliseert dat de langere termijn die de asielzoeker wordt gegund ter voorbereiding van het proces door asielzoekers die niet in aanmerking behoren te komen voor een verblijfsvergunning juist ten negatieve wordt gebruikt.

Asielprocedure

De leden van de CDA-fractie vragen of meer concreet kan worden aangegeven hoe de aanpassing van het logistieke proces om sneller op asielaanvragen te kunnen beslissen wordt aangepast en hoe de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen uitwerkt voor de IND.

De leden van de PvdA-fractie zijn in beginsel positief over verlenging van de algemene asielprocedure in het aanmeldcentrum naar acht dagen. Hierdoor lijkt er meer tijd voor de asielzoeker en zijn rechtsbijstandverlener en meer ruimte voor de IND om een zorgvuldige beslissing te nemen. Deze leden vragen of dit in de praktijk ook het geval zal zijn. Worden nu niet teveel handelingen in een korte procedure van acht dagen gepropt? Zijn die acht dagen wel toereikend en neemt de gemiddelde zorgvuldigheid van een beslissing in de algemene asielprocedure niet eerder af dan toe?

De leden van de PvdA-fractie zijn het met de regering eens dat een snelle asielprocedure van groot belang is. Deze leden willen wel precies weten wat de huidige gemiddelde lengte van asielprocedures is en wat die gemiddelde lengte met het voorliggende maatregelen wordt. Bestaat volgens de regering niet het gevaar dat te veel handelingen in de AC-procedure moeten worden verricht waardoor de acht dagen te kort blijken te zijn en er alsnog een grote groep in de verlengde procedure instroomt, omdat er niet tijdig een zorgvuldige beslissing kon worden genomen? Is het in het kader van snelheid niet zo dat per saldo het aantal te verrichten handelingen in de asielprocedure hetzelfde blijven? En dat grotendeels toch slechts sprake zal zijn van een verschuiving van taken? Maar dat, als ook niet de capaciteit van de IND wordt vergroot, de effecten op de snelheid van de procedures marginaal zullen zijn? Verwacht de regering in dit verband dat de doorlooptijden van de procedures enorm zullen verbeteren? Welke maatregelen neemt de IND om haar werkwijze aan te passen aan het feit dat het zwaartepunt van veel asielprocedures meer op de AC-procedure komt te liggen? Is de IND voldoende toegerust om dat daadwerkelijk waar te maken en eraan bij te dragen dat asielprocedures worden versneld en verkort? De regering geeft aan dat er in dit verband maatregelen zijn getroffen. Welke maatregelen zijn dat? Wat zijn de factoren die invloed hebben op de beslissnelheid van de IND?

Verder willen de leden van de PvdA-fractie weten waarom er geen criterium bestaat of is opgenomen wanneer een asielaanvraag wordt afgedaan in de algemene asielprocedure en wanneer in de verlengde asielprocedure. Zet dit de deur niet open voor willekeur en maakt dit die beslissing (algemene asielprocedure of verlengde asielprocedure) niet ook vooral onderhevig aan termijn- en instroomdruk?

In de praktijk blijkt nu dat de aanpak van psychische problemen nog steeds faalt. De leden van de SP-fractie vragen aandacht voor dit probleem en vragen om nadere uitleg over de geschiktheid van de versnelde asielprocedure voor asielzoekers met psychische problemen.

De leden van de SP-fractie menen dat er bijzondere aandacht dient te zijn voor kwetsbare groepen in de asielprocedure en dat het begrip kwetsbaar niet te beperkt mag worden uitgelegd. Bij groepen waarvan op voorhand vaststaat dat zij bijzondere aandacht vragen, zoals bijvoorbeeld ouderen of gehandicapten, dient naar mening van deze leden reeds in een vroeg stadium beoordeeld te worden of zij direct in de versnelde procedure dienen te worden geplaatst.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat er voor de eerste aanvraag die tijd moet worden uitgetrokken die nodig is om tot een zorgvuldige afweging te komen. Het voorstel lijkt nu uit te monden in een compromis dat niet het gewenste effect zal hebben, te weten het terugdringen van vervolgaanvragen. Waarom wordt er niet meer tijd genomen voor de eerste procedure?

Naar de mening van de leden van de SP-fractie is een zorgvuldig geregelde terugkeerprocedure niet het sluitstuk maar eerder het startpunt van een effectieve asielprocedure. Alleen wanneer er duidelijkheid is over terugkeer en die terugkeer ook daadwerkelijk geëffectueerd kan worden, zal een asielprocedure effectief kunnen zijn. Alle onderdelen van de procedure moeten op orde zijn. Naar mening van deze leden moet er voldoende tijd beschikbaar zijn om in het begin van de procedure een zorgvuldige afweging te kunnen maken die recht doet aan alle omstandigheden van het individuele geval. Op die manier zal er meer draagvlak voor terugkeer tot stand worden gebracht. De asielprocedure zal van begin tot eind zorgvuldig en uitvoerbaar moeten zijn. Op onderdelen heeft de nu voorgestelde asielprocedure te veel kenmerken van een papieren werkelijkheid waar uiteindelijk niemand bij gebaat zal zijn. De leden van de SP-fractie pleiten daarom voor realisme bij het beoordelen van dit wetsvoorstel.

De leden van de VVD-fractie willen graag vernemen of en zo ja binnen welke termijn wordt geëvalueerd wat het effect is van de extra tijd die de IND krijgt om een zorgvuldige beslissing te nemen op de aanvraag voor het verlenen van een vergunning asiel voor bepaalde tijd.

De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat er precies aan het logistieke proces wordt aangepast om sneller op asielaanvragen te kunnen beslissen. Verder willen deze leden vernemen wat het actuele percentage is van de asielaanvragen die de IND binnen de wettelijke beslistermijn behandelt. De regering geeft aan dat de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen voor de IND een extra prikkel zal gaan vormen om tijdig te beslissen. De leden van de VVD-fractie willen graag van de regering vernemen waarom zij ervan uitgaat dat dit een extra prikkel zou zijn voor de IND. Geeft de regering hiermee aan dat de IND deze extra prikkel nodig had? Zo nee, kan de regering dan nader toelichten waarom de IND door deze nieuwe wet extra wordt geprikkeld om tijdig te beslissen?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de algemene asielprocedure in het aanmeldcentrum ook wordt verbeterd door de duur van de procedure niet meer uit te drukken in 48 (proces)uren, maar in dagen en door een verlenging van de duur van de procedure tot in beginsel maximaal acht dagen. Deze leden verzoeken de regering nader toe te lichten op welke wijze deze verlenging van de duur van de procedure tot in beginsel maximaal acht dagen de zorgvuldigheid van de procedure waarborgt nu naar verwachting meer en zwaardere zaken in deze procedure afgehandeld zullen worden.

Voorts verzoeken de leden van de ChristenUnie-fractie de regering nader toe te lichten op welke wijze wordt beoordeeld of een asielaanvraag zal worden behandeld in de verlengde asielprocedure en daarbij in te gaan op de vraag of een inhoudelijk criterium daartoe een geëigend middel zou zijn, zoals bijvoorbeeld door Amnesty International wordt gesteld.

De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat de asielprocedure ook verbetert door in beginsel in alle gevallen het nader gehoor over de asielmotieven in het aanmeldcentrum af te nemen. Ook de correcties en aanvullingen op het verslag van het nader gehoor zullen in beginsel binnen de algemene asielprocedure in het aanmeldcentrum worden ingediend, zo stelt de memorie van toelichting. Deze leden verzoeken de regering nader toe te lichten op welke wijze de zorgvuldigheid geborgd is, nu correcties en aanvullingen op het eerste en nader gehoor binnen een kort tijdsbestek moeten plaatsvinden.

De leden van de D66-fractie merken op dat de algemene asielprocedure in het aanmeldcentrum verlengd zal worden verlengd tot in beginsel maximaal acht dagen. Zij vragen de regering te verduidelijken of het hier inderdaad om kalenderdagen gaat, zoals zij op pagina 14 van de memorie van toelichting lezen. Tevens willen zij graag horen waarom voor kalenderdagen in plaats van werkdagen is gekozen. De – op pagina 4 van de memorie van toelichting – genoemde 48 (proces)uren worden daar immers vertaald in vijf á zes dagen hetgeen suggereert dat het een dag gelijk staat aan tussen de acht en tien gewerkte uren. Ook vragen deze leden de regering om te verduidelijken wanneer of met welke handeling de asielprocedure precies aanvangt.

De leden van de D66-fractie lezen dat in bepaalde gevallen de algemene asielprocedure in het aanmeldcentrum kan worden verlengd tot maximaal veertien dagen. Deze leden vragen de regering welke voorwaarden voor deze bepaalde gevallen gelden en hoe deze zich verhouden tot die in de context van artikelen 42, vierde lid, en 43 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).

Voorlichting en voorbereiding door rechtsbijstand

Als de IND de termijnen in het aanmeldcentrum overschrijdt zal, behoudens de mogelijkheid tot verlenging van die procedure, niet meer in het aanmeldcentrum op de asielaanvraag worden beslist, maar gaat de asielzoeker door naar de verlengde procedure. De leden van de CDA-fractie vragen wat er gebeurt als de rechtsbijstand termijnen overschrijdt. Wordt er dan «gewoon» beslist? En in welke «bepaalde gevallen» zal de zal de algemene asielprocedure in het AC kunnen worden verlengd tot maximaal veertien dagen?

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre de verlenging van de AC-procedure daadwerkelijk meer ruimte biedt aan de rechtsbijstand. Uit de brief van de staatssecretaris van Justitie van 7 oktober 2009 over de rechtsbijstand in de verbeterde asielprocedure blijkt onder meer dat maatregelen worden genomen om rechtsbijstandverleners meer flexibiliteit te verlenen. Deze leden juichen dit toe, maar vragen of het verstandig is om asielzoekers tijdens de rust- en voorbereidingstermijn naar hun advocaat te laten reizen. Wat zijn de overwegingen van de staatssecretaris van Justitie in dit verband? Erkent zij met de maatregelen uit de brief van 7 oktober 2009dat de inrichting van de nieuwe AC-procedure voor voldoende rechtsbijstand eigenlijk ontoereikend is?

De leden van de SP-fractie uiten hun zorg over de voorlichting en bijstand aan de asielzoeker. Niet duidelijk is hoeveel uren rechtsbijstand wordt gegeven aan de asielzoeker en of er voldoende middelen beschikbaar worden gesteld voor voorlichting en bijstand. Deze leden vragen om een duidelijke toezegging. Op welke wijze denkt de regering de optimalisering van de dienstverlening door rechtsbijstand te realiseren? Weliswaar komt er meer tijd beschikbaar, maar in hoeverre komt er ook meer bijstand beschikbaar? Hoe wordt de continuïteit van de rechtsbijstand in de procedure gewaarborgd? Voortdurende wisseling van advocaat is ongewenst en zal een negatieve uitwerking hebben op de procedure. Dat kan niet de bedoeling zijn. Advocaten hebben op dit punt zelfs aangegeven dat de voortdurende wisseling in strijd zou zijn met de minimumnormen van de gedragscode voor de advocatuur en dat er een grote kans ontstaat op klachtwaardig handelen. Hoe zal de continuïteit van de rechtsbijstand worden gewaarborgd? In hoeverre is er instemming van de bij het overleg over de vergoedingen rechtsbijstand betrokken advocaten over de invulling die nu door de staatssecretaris van Justitie in haar brief van 7 oktober 2009 wordt voorgesteld?

Aanmeldcentrum Schiphol

De leden van de PvdA-fractie betreuren het dat de rust- en voorbereidingstermijn de komende jaren nog niet mogelijk is op AC Schiphol. Deze leden vragen op welke wijze kan worden voorkomen dat de asielzoekers die zich op Schiphol aanmelden in een nadeligere procedure terechtkomen.

De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre asielzoekers die via Schiphol asiel aanvragen verschillen van andere asielzoekers en wat de basis is voor de afwijkende asielprocedure die op het AC Schiphol zal gelden. Deelt de regering de mening van deze leden dat asielzoekers die via Schiphol binnenkomen in een nadeliger positie komen te verkeren? Zouden voor asielzoekers op AC Schiphol niet dezelfde waarborgen voor een zorgvuldige procedure moeten gelden? Op welke termijn zal dit zijn gerealiseerd en op welke wijze zal in de tussentijd in de beslisprocedure rekening worden gehouden met de nadeliger positie bij de behandeling van de aanvraag?

Bij de leden van de GroenLinks-fractie bestaan twijfels over de gevolgen om de nieuwe asielprocedure niet op AC Schiphol toe te passen. Vindt de regering ook niet dat de rust- en voorbereidingsperiode van essentieel belang is voor asielzoekers en dus ook moet worden toegepast op AC Schiphol? Hoe worden eventuele nadelen van niet-toepassing van de nieuwe asielprocedure gecompenseerd? En welke regels gelden ten aanzien van de gesloten opvangcentrum procedure (GOC-procedure)? Hoe lang verblijven asielzoekers gemiddeld in een GOC totdat een beslissing op het asielverzoek genomen wordt?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting dat zolang de voorzieningen van de locatie waar de asielzoekers voorafgaand aan de algemene asielprocedure in het AC Schiphol dienen te verblijven nog niet op het benodigde niveau zijn, daar geen rust- en voorbereidingstermijn voor de procedure zal worden geplaatst. Deze leden verzoeken de regering toe te lichten hoe wordt gerechtvaardigd dat asielzoekers van wie het asielverzoek in AC Schiphol wordt behandeld een andere procedure wacht dan de asielzoeker van wie het asielverzoek in één van de overige aanmeldcentra wordt afgehandeld. Leidt dit niet tot rechtsongelijkheid?

Voorts verzoeken de leden van de ChristenUnie-fractie de regering toe te lichten op welke termijn de voorzieningen in het AC Schiphol wel op orde zullen zijn en hoe zich dit verhoudt tot de beoogde inwerkingtreding van het voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering ervoor kiest voor het AC Schiphol voorlopig – ook na inwerkingtreding van onderhavige wijzigingsvoorstellen – de oude procedures te handhaven. Deze leden maken uit de memorie van toelichting op dat voor asielzoekers in die oude procedure dus een ongunstiger regeling zal gelden. Deze leden vragen de regering hoe zij deze ongelijke behandeling beoordeelt, wat de gevolgen hiervan kunnen zijn en of zij voornemens is om – totdat de nieuwbouw gereed zal zijn – maatregelen te treffen om iets aan dit nadeel te doen. Voorts vragen voorgenoemde leden wanneer het nieuwe justitiecomplex op Schiphol gereed zal zijn voor gebruik.

Vertrek(termijn)

De leden van de SP-fractie beoordelen een verlenging van de vertrektermijn naar vier weken en het verschaffen van opvang gedurende die periode positief. Bestaat er een mogelijkheid om deze periode te verlengen in afwachting van een beslissing van de rechtbank op beroep of aanvraag voorlopige voorziening? Eerder zei de staatssecretaris van Justitie dat beslissen op beroep binnen vier weken haalbaar is, maar uit de praktijk van de vreemdelingenrechters bereiken deze leden andere berichten. De hele beroepsprocedure afhandelen binnen vier weken wordt niet realistisch geacht. Wat is de reactie van de regering hierop en wil zij deze kritiek ter harte nemen? Waar zal deze opvang worden geboden? Deelt de regering de mening van voorgenoemde leden dat het ongewenst is dat er een voortdurende verhuizing van asielzoekers plaatsvindt afhankelijk van de fase van de procedure?

De opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers met rechtmatig verblijf en (ex-) asielzoekers die rechtmatig verblijf hebben op basis van een procedure voor een reguliere verblijfsvergunning (bijvoorbeeld op medische gronden) is een grote bron van zorg voor de leden van de SP-fractie. Deze groepen vormen in hoofdzaak de bevolking van de gemeentelijke noodopvangvoorzieningen. In het bestuursakkoord tussen de staatssecretaris van Justitie en de VNG is afgesproken dat de noodopvangvoorzieningen zullen worden gesloten en dat het op straat terechtkomen van vreemdelingen tot een minimum zal worden beperkt. In hoeverre denkt de regering dat het bestuursakkoord overeind blijft nu aan bovengenoemde groepen geen opvang van rijkswege zal worden verstrekt?

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat bij rechtmatig verblijf, ook bij hoger beroep, opvang zou moeten worden geboden. Het ontbreken van opvang in dergelijke situaties leidt nu vaak tot schrijnende situaties. De groep met rechtmatig verblijf is geen homogene groep en deze leden kunnen zich voorstellen dat verschillende categorieën een verschillende mate van opvang wordt geboden. Is de regering bereid te onderzoeken hoe hier aan kan worden voldaan?

De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering stelt dat het stapelen van vreemdelingenrechtelijke procedures waar mogelijk moet worden voorkomen en dan zeker waar deze mogelijkheid wordt benut om de terugkeer op onterechte gronden uit te stellen. Hiermee geeft de regering terecht aan dat procedures op onterechte gronden (kunnen) worden uitgesteld. Artikel 4:6 Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan dit kennelijk niet voorkomen. Vervolgens geeft de regering aan dat de door haar genoemde maatregelen een snellere en zorgvuldigere asielprocedure de noodzaak voor het indienen van tweede of volgende asielaanvragen en voor reguliere aanvragen voor een deel kunnen wegnemen. Deze leden kunnen zich voorstellen dat deze maatregelen wellicht voor asielzoekers te goeder trouw een verbetering is wanneer er daadwerkelijk sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden, zodat deze in beroep bij de rechtbank meteen kunnen worden meegenomen. De desbetreffende asielzoeker hoeft dan niet meer een tweede (of volgende) asielaanvraag in te dienen. Dit zal de asielzoeker die de terugkeer op onterechte gronden probeert uit te stellen er niet van weerhouden een hernieuwde asielaanvraag in te dienen. De leden van de VVD-fractie zouden graag een toelichting van de regering willen krijgen hoe het uitstellen van terugkeer op onterechte gronden met deze nieuwe maatregelen precies wordt voorkomen. De procedure aan de voorkant wordt verlengd terwijl er geen garanties zijn dat het opstapelen van procedures wordt voorkomen. Als deze leden bovengenoemde passage goed begrijpen dan blijft de mogelijkheid om de terugkeer op onterechte gronden uit te stellen bestaan aangezien het in dat geval voor de asielzoeker immers niet uitmaakt of er sprake is van een snellere en zorgvuldigere procedure. Zo lang de mogelijkheid van het stapelen van procedures blijft bestaan, zal degene die belang heeft bij het uitstellen van terugkeer (op onterechte gronden), hier gebruik van blijven maken. Deelt de regering deze constatering? Zo ja, welke maatregelen gaat de regering hiertegen nemen? Zo nee, waarom is de regering het hier niet mee eens? De leden van de VVD-fractie zouden verder graag vernemen of met de wetswijziging artikel 4:6 Awb beter toepasbaar is in gevallen wanneer sprake is van uitstel van terugkeer op onterechte gronden. Zo ja, waar blijkt dit dan uit?

De leden van de D66-fractie zijn tevreden over de wens van de regering om het recht op opvang beter te laten samenvallen met de relevante vertrektermijn. Ten aanzien van de gekozen regeling vragen zij de regering, desnoods bij benadering, aan te geven in hoeveel procent van de gevallen de voorgestelde vier weken volstaan. Hoe beoordeelt de regering de tegenwerping dat de door de regering «onwenselijk geachte situatie» – te weten het recht van asielzoekers om in Nederland te verblijven zonder dat zij een recht op opvang hebben – slechts wordt uitgesteld en niet wordt voorkomen?

De leden van de SGP-fractie vragen of de termijn van vier weken waarbinnen de vreemdeling het land dient te verlaten niet erg ruim is. Zij vragen of deze termijn wenselijk is voor vreemdelingen die niet besluiten in beroep te gaan tegen de afwijzende beschikking op de asielaanvraag. Gaat hiermee niet een belangrijk drukmiddel verloren? Deze leden vragen welke voorzieningen worden getroffen om te voorkomen dat vreemdelingen «bad practices» uitwisselen die uitzetting kunnen frustreren.

De leden van de SGP-fractie vragen welke inspanningen de regering verricht om het aantal herhaalde asielaanvragen dat op het laatste moment wordt ingediend te beperken. Is er een vastgestelde termijn in aanloop naar de daadwerkelijke uitzetting waarop de vreemdeling wordt gevraagd naar nieuwe en relevante omstandigheden, zodat latere aanvragen eenvoudig kunnen worden afgehandeld?

Rechterlijke toetsing

De leden van de SP-fractie verwelkomen de verruiming van de mogelijkheid om later opgetreden uitzettingsbeletselen in een lopende procedure mee te nemen. Zij vragen de regering waarom er in de brief van de staatssecretaris van Justitie geen aandacht is voor de marginale toets van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kan de regering alsnog ingaan op de bezwaren die hiertegen, ook bij vreemdelingenrechters, bestaan en de oplossing hiervoor die wordt geboden in het wetsvoorstel Pechtold/Van der Ham (Kamerstukken II 2007/08, 30 830)? Wat zijn de gronden waarop de regering meent aan te kunnen nemen dat de voorgestelde wijziging van artikel 83 Vw 2000 voldoet aan de criteria voor een «full and ex-nunc assessment»? Delen de verschillende mensenrechtenorganisaties haar mening? Een volle rechterlijke ex nunc toetsing is naar de mening van de leden van de SP-fractie van groot belang, mede gelet op de tijdsduur die er tussen behandeling van opvolgende procedures kan verstrijken. De situatie en omstandigheden kunnen in korte tijd wijzigen, waarmee ook de uitkomst van een procedure kan veranderen. Het toetsen in vreemdelingenzaken aan de situatie en omstandigheden van dat moment is volgens deze leden een voorwaarde om een oordeel te kunnen geven over de voor de vreemdeling te verwachten omstandigheden bij uitzetting. Voorgenoemde leden zien daarom graag dat het eerder genoemde initiatiefvoorstel Pechtold/van der Ham wordt betrokken bij de nieuwe opzet van de asielprocedure.

De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering aangeeft dat de verruiming van de ex nunc-toetsing meer werk per zaak betekent voor de rechtbanken. Deze leden vragen of de regering het aannemen van extra rechters in overweging neemt. Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie constateren dat, onder andere, de Raad van State heeft geadviseerd in de toelichting in te gaan op de maatregelen die nodig zijn om de voorziene vertraging in de beroepsprocedure tegen te gaan. Deze leden zijn van mening dat de regering in haar antwoord op dit advies niet voldoende ingaat op die maatregelen maar meer aandacht geeft aan de verwachting dat de gegevens zo veel mogelijk in de bestuurlijke fase naar voren zullen komen. De regering gaat in het nader rapport dan wel in op het argument dat de afdoening van de zaak door het rekening houden met de nieuwe gegevens niet ontoelaatbaar mag worden vertraagd, maar dit geeft geen garantie dat dit dan ook niet gaat gebeuren. De regering geeft echter zelf ook aan dat ondanks de verwachting dat alle gegevens al in de bestuurlijke fase naar voren zullen worden gebracht, de ex nunc-beoordeling nu eenmaal langer kan duren. De leden van de VVD-fractie willen graag van de regering vernemen wat voor maatregelen zij daar concreet tegen neemt. Wanneer de regering geen maatregelen neemt, kan zij dan aangeven waarom niet? De regering geeft verder aan dat zij de duur van de procedure nauwlettend in de gaten houdt. De leden van de VVD-fractie willen tot slot graag weten of en binnen welke termijn de regering dit evalueert.

Vreemdelingenbewaring

De leden van de PvdA-fractie willen graag weten waarom de aanpassingen van de Vreemdelingenwet 2000 niet zijn aangegrepen om de GOC-procedure te verbeteren, waar ook Vluchtelingenwerk Nederland nadrukkelijk aandacht voor vraagt. Kan de huidige GOC-procedure de toets der zorgvuldigheid wat de regering betreft doorstaan? Zo ja, waarom?

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat niet duidelijk wordt hoe de regering uitvoering geeft aan de voorstellen van de Europese Commissie om vreemdelingenbewaring tot het uiterste minimum te beperken. Deze leden vragen waarom de regering in weerwil van deze voorstellen juist kiest voor een uitgebreidere toepassing van vreemdelingenbewaring en dit internationaalrechtelijk valt te handhaven? Waarom wordt de GOC-procedure niet fundamenteel aangepakt en verbeterd?

2.2. Herhaalde aanvragen / 2.3 Initiatiefvoorstel van wet Pechtold/Van der Ham

De leden van de CDA-fractie constateren dat in verband met het terugdringen van herhaalde aanvragen artikel 83 Vw 2000 zodanig wordt aangepast dat de rechter rekening kan houden met alle feiten en omstandigheden die relevant zijn voor de beoordeling van de afwijzing van de asielaanvraag. Deze leden achten het daartoe aangepaste artikel 83 Vw 2000 een aanzienlijke verbetering. In dit verband onderschrijven zij de stelling in de memorie van toelichting dat een volle toetsing (zoals voorgesteld in het initiatiefwetsvoorstel Pechtold/Van der Ham) niet het goede antwoord is in de discussie over de vraag of de rechterlijke toets in asielzaken te mager is uitgevallen. Niettemin zijn deze leden er niet geheel gerust op dat met de wijziging van artikel 83 Vw 2000 voldoende zal worden voldaan aan de eis van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van «full and ex nunc assessment» van de vraag of er een beletsel is tegen uitzetting van de vreemdeling op grond van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM), dit ondanks de «margin of discretion» die het Hof staten toekent. Hoe taxeert de regering de kans op doorprocederen, waarbij het EHRM gezien zou kunnen worden als een hoger beroepsinstantie, en het indienen van herhaalde asielaanvragen in dit verband?

De leden van de CDA-fractie constateren dat een van de hoofddoelstellingen van het voorliggende wetsvoorstel is dat met de nieuwe procedure het indienen van herhaalde aanvragen zoveel mogelijk wordt beperkt. Deze leden zien het liefst dat het indienen van herhaalde aanvragen geheel tot de onmogelijkheden gaat behoren. Zij wijzen in dit verband op het ergerlijke verschijnsel dat herhaalde asielaanvragen vaak op het laatste moment worden gedaan (veelal ook met medeweten enwerking van de advocaat), ook nog op de vliegtuigtrap, terwijl een dergelijke aanvraag vervolgens vaak op het allerlaatste moment ook nog wordt ingetrokken. Dit verschijnsel lijkt momenteel toe te nemen, zo hebben deze leden vernomen. Ondanks de ongeloofwaardigheid ervan moet zo’n verzoek toch worden behandeld. Dat kan weliswaar snel, maar het op deze manier bewust frustreren van uitzetting moet eenvoudigweg niet worden beloond met het serieus nemen en behandelen van zo’n verzoek. Naar de mening van de leden van de CDA-fractie moet het toch mogelijk zijn om in de fase voorafgaand aan de uitzetting, of zelfs vóór de plaatsing van de vreemdeling in het uitzetcentrum, de hele zaak van de betrokken vreemdeling nog eens snel, ook met de vreemdeling, door te lopen en daarna als afgehandeld te bestempelen. Deze leden vragen de regering de garantie dat er alles aan gedaan zal worden om herhaalde asielaanvragen onmogelijk te maken. En als er nationaal- of internationaalrechtelijke belemmeringen zijn waardoor indiening van zulke verzoeken niet kan worden tegengegaan, moeten die worden opgeheven, zo menen deze leden. Graag vernemen zij welke stappen de regering gaat zetten om herhaalde aanvragen onmogelijk te maken.

De leden van de PvdA-fractie zijn het eens met de regering dat het stapelen van aanvragen en vreemdelingrechtelijke procedures moet worden voorkomen. In dat verband beoordelen zij de aanpassing van artikel 83 Vw 2000 als positief. Wel vragen deze leden waarom de «full and ex-nunc» toetsing beperkt blijft tot het beroep bij de rechtbank en niet ook gaat gelden bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Wat zijn in dat verband de afwegingen van de regering? Ook vragen deze leden in hoeverre rechtbanken worden voorbereid en ingericht op de toenemende werklast die als gevolg van de uitgebreidere toetsing zal ontstaan? Ook willen de leden een compleet overzicht van het aantal herhaalde asielaanvragen de afgelopen jaren en welke vermindering de regering verwacht als gevolg van de aanpassing van artikel 83 Vw 2000? Verder willen zij zoveel mogelijk inzicht krijgen in de totale duur van de asielprocedure (tot en met hoger beroep) in de huidige situatie en de totale duur in de nieuwe situatie. Kan de regering ook inzicht geven in de situatie waarbij na de eerste asielprocedure een herhaalde asielaanvraag of reguliere aanvraag wordt ingediend? Wat is dan de gemiddelde lengte (tijdsduur) van de totale procedure(s) met de huidige regels en in de toekomstige situatie na invoering van voorliggend wetsvoorstel? De maatregelen voor de medische problematiek in het vreemdelingenbeleid uit de brief van 7 oktober 2009 kunnen hierbij worden betrokken. Daarbij zijn de aan het woord zijnde leden benieuwd wat de inschatting van de regering is welke rol de asieladvocatuur speelt in het voortdurend indienen van herhaalde aanvragen. Is zij van mening dat te vaak standaard alle juridische middelen en mogelijkheden worden uitgeput om verblijf te verlengen en terugkeer te frustreren, terwijl die aanvragen bij voorbaat kansloos zijn?

De leden van de PvdA-fractie vernemen graag uitgebreider dan nu in de memorie van toelichting staat de argumenten/nadelen van de regering waarom zij niet kiest voor een ruimere beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas door de rechter?

De leden van de VVD-fractie vernemen graag of de regering de verwachting dat het wetsvoorstel tot minder herhaalde aanvragen zal leiden na een bepaalde periode gaat evalueren. Zo ja, binnen welke termijn? Welke garanties kan de regering hiervoor geven en welke maatregelen heeft de regering in gedachten als dat onverhoopt niet het geval zou zijn?

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat de regering heeft gekozen om een ex-nunc toetsing door de rechter in haar voorstel op te nemen. Zij vragen wel om een nadere toelichting waarom deze toetsing in hoger beroep niet mogelijk wordt gemaakt. Maar zoals de regering terecht aanhaalt in de memorie van toelichting stelt het EHRM niet alleen om een ex-nunc toetsing, maar om een «full and ex nunc assessment». Deze leden menen dat in het onderhavige voorstel onvoldoende aan het eerste element van dit vereiste tegemoet wordt gekomen. Zij betreuren dit. Terzijde merken deze leden graag op dat aanpassing van de Nederlandse wetgeving om te voldoen aan een uitspraak van het EHRM een second best optie is en helaas vaker voor zal komen als Nederland het EVRM-proof zijn van haar wetten slechts als streven formuleert in plaats van de lat bij het voldoen aan de normen die voortvloeien uit mensenrechtelijke verdragen hoger te leggen. Zij ontvangen hier graag een reactie op.

De regering meent een stevig en evenwichtig pakket te hebben gepresenteerd dat de asielprocedure in belangrijke mate verbetert. Deze leden constateren dat ook de regering in deze context ruimte voor verdere verbetering openlaat. Zij menen dat deze verdere verbetering bijvoorbeeld gevonden kan worden in de voorstellen gedaan in het initiatiefvoorstel Pechtold/Van der Ham (Kamerstukken II 2007/08, 30 830) om over te gaan tot een zogenaamde volle toetsing, zoals die naar de mening van de leden van de D66-fractie ook bedoeld was in de Vw 2000. Zij vragen de regering te bevestigen dat het element van de volle toetsing uit dit initiatiefvoorstel volledig tegemoet komt aan de kritiek van diverse internationale organisaties over het niveau van rechtsbescherming in asielzaken. Mocht de regering hierop ontkennend antwoorden, dan ontvangen deze leden graag een nadere onderbouwing waarom dat voorstel niet het goede antwoord zou zijn om tegemoet te komen aan de kritiek dat de huidige rechterlijke toetsing in sommige gevallen te mager is. Zij vragen voorts wat in de ogen van de regering dan wel het goede antwoord zou zijn. Of moeten zij de toelichting zo begrijpen dat de regering er van overtuigd is dat met de onderhavige voorstellen volledig tegemoet wordt gekomen aan de vereisten van het EVRM? In deze context vragen deze leden ook welke status de regering precies toekent aan het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat in de memorie van toelichting wordt aangehaald over eventuele strijdigheid van de wijze van toetsen door Nederlandse asielrechters met het EVRM. Zij vragen de regering bij de beantwoording van deze vraag ook de gang van zaken bij de uitspraak in de zaak Salah Sheekh te betrekken in welke het EHRM de toetsing onvoldoende achtte.

Deze leden constateren dat in de ogen van een verscheidenheid aan non-gouvernementele en internationale organisaties, Nederlandse rechters en onderzoekers en anderen een vollere toetsing, zoals voorgesteld in genoemd initiatiefvoorstel, wél wenselijk is. Zo wijst Amnesty International bijvoorbeeld op het feit dat de geloofwaardigheid van de feiten niet getoetst kan worden. Deze organisatie wijst er ook op dat sommige feiten en omstandigheden die pas na het genomen besluit bekend worden niet worden meegewogen door de rechter. Ook omdat de kritiek van onder andere non-gouvernementele organisaties over de asielprocedure blijkens de memorie van toelichting mede ten grondslag ligt aan onderhavig wetsvoorstel, brengen deze leden die specifieke kritiek graag expliciet onder de aandacht van de regering. Zij ontvangen daar tevens graag een nadere reactie op.

3. Kosten/bestuurlijke lasten

De leden van de CDA-fractie lezen dat in de memorie van toelichting is aangegeven dat de invoering van de maatregelen uit de brief in de eerste jaren een investering vergt in de organisatie van diverse organisaties in de vreemdelingenketen. Het betreft onder meer het inrichten van rust- en voorbereidingslocaties, vrijheidsbeperkende locaties en het opschalen van de aanmeldcapaciteit bij de IND. Tevens wordt in de nieuwe procedure meer gelegenheid geboden voor de rechtsbijstandverlening in een vroeg stadium. Deze leden vragen of kan worden aangegeven wat de kosten van al die investeringen zijn? Wat is de invloed van de huidige financieel-economische crisis en het in verband daarmee in gang gezette heroverwegingstraject waardoor die investeringen wellicht niet kunnen worden gedaan? Wat zijn naar verwachting de besparingen die de nieuwe asielprocedure op termijn zal opleveren?

De leden van de PvdA-fractie krijgen graag inzicht in de financiële onderbouwing/consequenties van het wetsvoorstel. Wat zijn financiële aannames die op grond van het voorstel worden gedaan?

4. Adviesorganen

De leden van de SP-fractie betreuren de late toezending van de voorgestelde invulling van de medische problematiek in de nieuwe asielprocedure. De staatssecretaris van Justitie geeft in haar brief niet aan in hoeverre er met betrokken partijen consensus is bereikt over de invulling. Kan de regering aangeven op welke punten er niet aan de wensen van deelnemers in de stuurgroep is tegemoetgekomen en waarom daar een andere invulling aan is gegeven? Deze leden vragen ook welke gewenste punten om financiële redenen niet zijn overgenomen.

De leden van de D66-fractie lezen dat de regering in overleg is met de advocatuur en de Raad voor rechtsbijstand over de consequenties in de praktijk en de uitvoering van onderhavige voorstellen. Deze leden vernemen graag hoe dit overleg verloopt en of hier nog discussiepunten zijn. Ook vragen deze leden of er reeds mogelijkheden zijn gevonden om het aantal advocaten per asielzoeker te beperken. Ook ontvangen zij graag een reactie op de vraag bij welke uitkomst ten aanzien van dat punt de regering tevreden is.

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

Onderdeel D (artikel 62 Vw 2000)

De leden van de ChristenUnie-fractie concluderen dat in die gevallen waarin de tweede of volgende asielaanvraag van de asielzoeker in de algemene asielprocedure in het AC is afgewezen, deze asielzoeker Nederland onmiddellijk moet verlaten. In deze gevallen wordt derhalve geen vertrektermijn van vier weken gegund. Kan in deze gevallen nog altijd een voorlopige voorziening worden gevraagd tegen de voorgenomen uitzetting om het bij de rechtbank ingestelde beroep in Nederland af te wachten? Betekent dit dat er nog altijd asielzoekers in Nederland zullen verblijven die geen recht op opvang hebben? De aan het woord zijnde leden verzoeken om een nadere toelichting op dit punt.

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering ervoor kiest om bij afwijzing van een tweede of volgende asielaanvraag in het AC de vertrektermijn op de huidige nul dagen te houden. De reden die de regering hiervoor aandraagt is dat dit redelijk is gezien de verruimde (ex-nunc) toetsing in beroep. Deze leden vragen de regering aan te geven of de reden dat is besloten die termijn te verlengen gelegen is in de onredelijkheid van de huidige vertrektermijn bij afwijzing van een eerste aanvraag of dat een andere reden daaraan ten grondslag lag.

Onderdeel G (artikel 83 Vw 2000)

De leden van de CDA-fractie achten de toelichting op de wijziging van artikel 83 Vw 2000 verwarrend. Enerzijds wordt gesproken van feiten en omstandigheden, anderzijds van gegevens. Het is deze leden niet duidelijk waarom wijzigingen van beleid, zoals genoemd in het eerste lid, onderdeel b, niet vallen onder feiten en omstandigheden, zoals genoemd in het eerste lid, onderdeel a, terwijl beide begrippen vallen onder het begrip gegevens. Waarom is het begrip wijzigingen van beleid expliciet opgenomen in het eerste lid, onderdeel b? Is dit om duidelijk te maken dat nieuwe gegevens kunnen zijn gelegen zowel aan de kant van de asielzoeker als aan de kant van de overheid?

De leden van de CDA-fractie constateren dat in het vierde lid wordt aangegeven dat de rechter een termijn kan bepalen waarin feiten en omstandigheden alsnog aannemelijk kunnen worden gemaakt. Aan welke termijnlengte moet worden gedacht? Deze leden vragen ook aan welke lengte moet worden gedacht wat betreft de in het vijfde lid genoemde termijn.

De leden van de CDA-fractie hechten eraan dat er scherp op wordt toegezien dat de verruimde ex nunc toetsing niet leidt tot misbruik en ontoelaatbare vertraging van de procedure (bijvoorbeeld doordat de vreemdeling met opzet bepaalde informatie pas in de rechterlijke procedure aanvoert) en dat goed wordt gekeken naar de (on)geloofwaardigheid van de ingebrachte informatie. Hoe liggen in dit verband de verhoudingen tussen IND en rechter wat betreft het beoordelen van die informatie?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom niet wordt tegemoetgekomen aan de eis om te voorzien in «full and ex nunc assessment». Deze leden zien de volle toetsing niet terug in het voorgestelde artikel 83 Vw 2000. Volle toetsing komt niet alleen tegemoet aan het rechtsgevoel, maar kan er ook aan bijdragen dat het aantal klachten bij het EHRM tot een minimum beperkt kan worden. Welke argumenten bestaan er om volle toetsing uit te sluiten?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming kennis genomen van de wijziging van artikel 83 Vw 2000. Daarbij is het niet langer de vraag of de vreemdeling het alsnog aangevoerde niet eerder had kunnen en derhalve moeten aan voeren, maar slechts of de feiten en omstandigheden na het bestreden besluit zijn aangevoerd dan wel het gewijzigde beleid na het bestreden besluit is bekendgemaakt en daarmee bij de beoordeling door de rechtbank betrokken moet worden. Deze leden begrijpen uit de memorie van toelichting dat de voorgestelde verruiming van het huidige toetsingskader van artikel 83 Vw 2000 de bestaande toetsing door de rechtbank versterkt in het licht van de door het EHRM gestelde eis van een «full and ex nunc assessment» op de vraag of er een beletsel is tegen de uitzetting van de vreemdeling op grond van artikel 3 EVRM. Deze leden verzoeken de regering nader toe te lichten in hoeverre met de voorgestelde verruiming van het huidige toetsingskader van artikel 83 Vw 2000 wordt voldaan aan de genoemde eis van een «full and ex nunc assessment».

De leden van de D66-fractie willen graag ten aanzien van het vijfde en zesde lid van het voorgestelde artikel 83 Vw 2000 vernemen waarin de schriftelijke reactie in beide leden van elkaar verschillen of op welke punten ze juist met elkaar overeenkomen. Tevens vernemen zij graag wie beoordeelt of aan een schriftelijke reactie behoefte is, in de context van artikel 83, zevende lid, onderdeel a Vw 2000. Bovendien ontvangen deze leden graag een nadere toelichting op de vraag waarom de regering er niet voor kiest om artikel 83 Vw 2000 ook van toepassing te verklaren op het hoger beroep en waarom aan hoger beroep geen schorsende werking wordt toegekend.

De leden van de SGP-fractie vragen of er voldoende bevoegdheden zijn om het met opzet verzwijgen van informatie in de bestuurlijke fase tegen te gaan. Zij vragen welke meerwaarde de regering ziet in de processuele bevoegdheden tijdens het beroep, aangezien deze bevoegdheden ook al in de huidige situatie aanwezig zijn.

De leden van de SGP-fractie vragen of de regering in ieder geval het criterium dat de vreemdeling het aangevoerde niet eerder had kunnen aanvoeren wil behouden, ten einde in ieder geval het misbruik van het opzettelijk verzwijgen te kunnen bestrijden. Zij vragen of het in geval dat een vreemdeling het later aangevoerde met gegronde redenen heeft verzwegen juridisch niet zuiverder is de nieuwe feiten in het kader van een herhaalde asielaanvraag te beoordelen. Vragen dergelijke nieuwe feiten, die op legitieme gronden kunnen zijn verzwegen, niet een beoordeling in de bestuurlijke fase?

De voorzitter van de commissie,

De Pater-van der Meer

Adjunct-griffier van de commissie,

Puts


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Krom (VVD), Azough (GL), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Roemer (SP), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA), Anker (CU) en Vacature (CDA).

Plv. leden: Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Besselink (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Leijten (SP), Ulenbelt (SP), De Vries (CDA), Weekers (VVD), Van Gent (GL), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Karabulut (SP), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Slob (CU) en Sterk (CDA).

Naar boven