Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 31994 nr. 25 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 31994 nr. 25 |
Vastgesteld 9 december 2009
De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 7 december 2009 overleg gevoerd met staatssecretaris Albayrak van Justitie over de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure.
Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.
Maandag 7 december 2009
16.00 uur
De voorzitter: Pater-van der Meer
Aanwezig zijn 8 leden der Kamer, te weten:
Anker, Azough, Van Haersma Buma, De Krom, Koşer Kaya, De Pater-van der Meer, Spekman en Van Velzen,
en mevrouw Albayrak, staatssecretaris van Justitie.
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure (31994);
de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 7 oktober 2009 inzake rechtsbijstand en medische problematiek in het vreemdelingenbeleid (19637, nr. 1305);
de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 3 december 2009 met het verslag van het schriftelijk overleg over rechtsbijstand en medische problematiek in het vreemdelingenbeleid (2009Z23460).
De voorzitter:
Wij voeren vanmiddag een wetgevingsoverleg over de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure, Kamerstuk nr. 31994. Aan de agenda is een brief toegevoegd van de staatssecretaris over de rechtsbijstand en medische problematiek in het vreemdelingenbeleid. Wij hebben vandaag tot uiterlijk 23.00 uur de tijd. Op dit moment zie ik van de kant van de Kamer zes sprekers. Het zou mij verbazen als het daarbij bleef. Wij hebben bij wetgevingsoverleggen officieel geen maximumspreektijd, maar de leden weten allemaal dat dit debat vanavond om 23.00 uur eigenlijk afgerond moet zijn, omdat er geen gelegenheid meer is om het voor de kerst plenair af te ronden. Ik geef als eerste het woord aan de heer De Krom.
De heerDe Krom(VVD)
Voorzitter. Allereerst dank ik de staatssecretaris voor de uitvoerige stukken. Ik heb ze allemaal met belangstelling gelezen. Ik begin met een opmerking over het voorgestelde artikel 29, eerste lid, onderdeel b, sub 3. Over deze bepaling hebben wij al vaker met de staatssecretaris van gedachten gewisseld. Het is de letterlijke tekst van de Definitierichtlijn, artikel 15c, dat als verduidelijking van artikel 29, eerste lid, onderdeel b, in het Vreemdelingenbesluit was opgenomen. Nu is er echter voor gekozen om dat in de wet zelf te regelen op grond van de overweging dat artikel 15c autonome rechtsbescherming biedt, aanvullend aan het non-refoulementbeginsel ex artikel 3 EVRM. De VVD-fractie vraagt zich af welke rechtsgevolgen dit heeft. Er ontstaat nu immers de situatie dat sub a en sub b volledig corresponderen en gelijk lopen met artikel 3 EVRM, terwijl sub c in de wet aanvullende bescherming biedt. De regering zegt dat dit slechts een technische wijziging betreft, omdat de bepaling 15c al in de Europese richtlijn staat. Ik betwijfel dat echter, want de rechtsgevolgen van letterlijke vermelding in een wet lijken mij iets anders dan opname in een lagere regelgeving, in casu het Vreemdelingenbesluit, ter verduidelijking van een bestaand wetsartikel. Zo is het nu immers geregeld. Kan de staatssecretaris hierop ingaan?
Ook inhoudelijk hebben wij moeite met de bepaling. Er wordt namelijk geregeld dat het beginsel van non-refoulement, ex artikel 3 EVRM, ook van toepassing is in het geval waarin een persoon het risico loopt om slachtoffer te worden van willekeurig geweld in het land van herkomst als gevolg van een internationaal of binnenlands conflict. In de wet wordt hiermee nu dus een vorm van subsidiaire of aanvullende bescherming geïntroduceerd. Een persoon hoeft immers niet meer aan te tonen dat hij zelf gevaar loopt als gevolg van gericht geweld tegen zijn persoon; het is voldoende als hij kan aantonen dat hij in zijn land van herkomst het risico loopt om slachtoffer te worden van willekeurig geweld. Onze grote zorg is dat de uitleg van deze bepaling de deur naar categoriaal beleid de facto open kan zetten. Ik vraag de staatssecretaris of het klopt dat een aantal landen om ons heen die officieel geen categoriaal beleid voeren zoals Nederland dat wel deed – dat zeg ik er uitdrukkelijk bij – te weten Denemarken, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk en Zweden, toch bescherming boden met bijbehorende status en opvang aan personen uit landen voor wie in Nederland dat beleid van categoriale bescherming juist wel gold. Kortom, het bepaalde in artikel 15c, zoals dat nu wordt opgenomen in de wet, kan volgens mijn fractie op gespannen voet staan met het uitgangspunt van de Vreemdelingenwet, namelijk dat een vluchteling in zijn individuele geval de noodzaak tot bescherming moet kunnen aantonen. De vraag is bovendien hoe dit artikel zich verhoudt tot het blijven bestaan van de vangnetfunctie van artikel 29, lid 1, van de Vreemdelingenwet. Wij hebben het al vaker gezegd: de VVD wil helemaal af van welke vorm van categoriaal beleid dan ook. Wij willen het niet meer via de voordeur en ook niet via de achterdeur. Hierop wil ik graag een reactie van de staatssecretaris.
Door middel van het onderhavige wetsvoorstel stelt de regering voor, een rust- en voorbereidingstermijn in te voeren van minimaal zes dagen voor asielzoekers en de 48-uurstermijn om te zetten in een termijn van acht dagen. De motivering is de verwachting dat het afdoeningspercentage in de aanmeldcentra zal stijgen, de verwachting dat dit leidt tot verbetering van de kwaliteit van het nader gehoor en de verwachting dat het leidt tot vermindering van het aantal vervolgaanvragen, alsook de verwachting dat het in de verlengde procedure aanzienlijke tijd scheelt. De vraag is natuurlijk of die verwachting gerechtvaardigd is. Dat is natuurlijk de crux van de discussie. Ik memoreer in de eerste plaats dat de regering zelf zegt en dus ook zelf van mening is dat de huidige 48-uursprocedure, inclusief het beroep op de rechter, de toets der kritiek kan doorstaan en nu al een zorgvuldige procedure is. Dat lees ik in de memorie van toelichting. Bovendien daalt het aantal vervolgaanvragen ook zonder deze nieuwe procedure, namelijk van 27% in 2007 tot 12% in 2008, zo schrijft de regering in de stukken. Ook daar hoeven wij het allemaal dus niet voor te doen, zou ik zo denken.
Voorts erkent de regering dat de precieze effecten van de nieuwe procedure ook niet zijn in te schatten. Met andere woorden: wij halen een hoop overhoop zonder dat wij weten wat het oplevert en zonder dat wij weten wat de garanties zijn in die zin dat het beoogde resultaat ook daadwerkelijk wordt bereikt. Op geen enkele manier wordt immers gegarandeerd dat het recht op herhaalde aanvragen wordt ingeperkt. Met andere woorden: aan de voorkant van de procedure ontstaat extra tijd en ontstaan extra rechten voor asielzoekers in de hoop, maar zonder de garantie, dat dit aan de achterkant ook echt wat oplevert.
In de aanloop, zowel mondeling als in de schriftelijke voorbereiding, van dit wetsvoorstel heeft de VVD al laten weten, hier niets voor te voelen. De mogelijkheden om door VluchtelingenWerk en asieladvocaten te worden voorgelicht, nemen toe. Er komt meer rechtsbijstand, in de algemene procedure zelfs substantieel meer rechtsbijstand, zo lees ik. Advocaten zullen meer in de aanmeldcentra aanwezig moeten zijn. De asielzoeker mag zelfs naar zijn advocaat toe reizen. De asielzoeker heeft meer tijd, zich voor te bereiden op de procedure, dus neemt ook de kans om een aannemelijk vluchtverhaal te verzinnen, toe. Dat lijkt ons de wereld op zijn kop.
De regering vertrouwt erop dat de asieladvocaten hun werk zo'n beetje vanuit het algemeen belang doen en een reële afweging maken tussen juridische mogelijkheden en kansrijkheid. Eerlijk gezegd, geloof ik daar niet zo veel van. Immers, jaren rekken en trekken, loont: hoe langer je je verblijf in Nederland weet te rekken, des te groter de kans is dat je hier ook kan blijven. Deze regering heeft daarvoor zelfs het ultieme bewijs geleverd door de wet opzij te schuiven en een generaal pardon af te kondigen, waarmee duizenden mensen die geen recht hadden op een verblijfstitel alsnog konden blijven. Dat alles gebeurde natuurlijk met hartelijke steun van "vluchtelingenhulp" en de asieladvocatuur.
Veruit de meeste mensen die naar Nederland komen, hebben maar één doel: linksom of rechtsom het verkrijgen van een verblijfsvergunning en de daarmee samenhangende rits aan voorzieningen waar heel veel mensen in de wereld hun vingers bij aflikken. Ik noem een huis, bijstand, scholing, medische zorg et cetera. De taak van de advocatuur is natuurlijk, hen daarbij zo veel mogelijk te helpen. Daar worden zij immers voor betaald; dus zij zijn per definitie partijdig.
Betreffende de rust- en voorbereidingsperiode doet het merkwaardige feit zich voor, dat de wachttijd in de TNV nu al veel langer is dan de voorgestelde minimale zes dagen. Ook vanuit dat oogpunt lijkt het mij prematuur om deze wetswijziging voor te stellen, zo lang die wachttijd niet aanzienlijk of zelfs tot nul is gereduceerd. Waarom lukt dat maar niet, terwijl dat op Schiphol wel kan? Het argument dat in de rust- en voorbereidingstermijn alvast een medische check wordt aangeboden, is weliswaar mooi, maar die check kan ook worden geweigerd. De vraag is dan ook wat dat gaat opleveren. Als wij dat aanbieden, waarom stellen wij dat niet alvast verplicht? Als tijdens de rustperiode van zes dagen alvast kan worden begonnen met de identiteits- en nationaliteitsvaststelling, kan dat ook nu al tijdens het verblijf in de TNV. Al die argumenten overtuigen mij dus niet en ik stel het op prijs als de staatssecretaris daarop zou ingaan.
Mocht er in de algemene procedure tijd te kort zijn, dan kan die in bepaalde gevallen worden verlengd. Als dat zo is, vraag ik mij af waaruit de noodzaak bestaat om die algemene procedure te verlengen, want die mogelijkheden zijn er immers al.
Een volgend argument is dat het nader gehoor in de algemene procedure wordt afgerond. In hoeveel gevallen is dat nu niet het geval? Bovendien spreekt de regering over het voordeel van het voorkomen van dubbel gehoor, zoals nu het geval is in de algemene en in de verlengde procedure. Dat zou een aantal weken tijdwinst in de verlengde procedure opleveren. Het komt mij echter voor dat het schrappen van onnodig dubbel horen ook kan zonder dat de termijn voor aanvang van de verlengde procedure wordt verruimd. Ik hoor hierop graag een reactie. De vier weken voor de correctietermijn van het verslag van het nader gehoor in het AZC vervalt dan ook vanzelf. Die tijdwinst kunnen we sowieso boeken. Begrijp ik goed dat als het nieuwe justitiecomplex op Schiphol er is, het nader gehoor en de correcties wel binnen de termijn kunnen worden afgerond? In hoeveel procent van de gevallen is dat nu niet het geval?
Na afwijzing van het asielverzoek in het aanmeldcentrum moeten asielzoekers het land onmiddellijk verlaten. Beroep bij de rechter tegen de beschikking kan niet in Nederland worden afgewacht, tenzij een voorlopige voorziening wordt aangevraagd. De uitkomst daarvan mag in de regel, zo lees ik, in Nederland worden afgewacht. Uit die zinsnede leid ik af dat een negatieve beslissing van de voorzieningenrechter inderdaad uitzondering is. Maar ik vraag toch in hoeveel eerste, tweede en volgende aanvragen een voorlopige voorziening wordt aangevraagd en hoe vaak daarop positief wordt beslist.
Gedurende de periode van aanvraag voorlopige voorziening bestaat nu geen recht van opvang. Ik lees in de stukken dat dit als onwenselijk wordt gezien. Ik citeer de regering letterlijk uit de stukken. Door wie wordt dat als niet wenselijk gezien? Het voorstel is in ieder geval om een termijn van vier weken opvang toe te kennen. Opnieuw zien wij hier een uitbreiding van de rechten voor de asielzoeker. Mijn fractie vraag zich af waarom dit wordt voorgesteld. Het komt mij voor dat het aanvragen van een voorlopige voorziening zo alleen maar aantrekkelijker wordt gemaakt.
Een belangrijke reden voor herhaalde verzoeken is nieuwe of gewijzigde feiten en omstandigheden, samengevat "nieuwe gegevens", of een wijziging van het beleid. Die kunnen beide nu niet door de rechter worden meegenomen. Daar zit wat mij betreft een logica achter, immers, de rechter moet niet op de stoel van de bestuurder gaan zitten. De bestuurders zijn degenen die onderzoek doen. Zij verzamelen de informatie, zij wikken en wegen en nemen vervolgens een besluit. De rechter moet toetsen of het bestreden besluit zorgvuldig en rechtmatig tot stand is gekomen, uiteraard met inachtneming van internationaal geldende regels. In het wetsvoorstel stelt de regering voor, bij wijziging van artikel 83 van de Vreemdelingenwet, de ex nunctoetsing te verruimen door nieuwe gegevens gedurende de beroepsprocedure wel mee te nemen, om herhaalde aanvragen te voorkomen. Dit lijkt voor de hand te liggen, maar dit roept wel een aantal belangrijke vragen is.
De eerste is of de rechter niet op de stoel van de bestuurder gaat zitten en of dit niet een uitnodiging is om eindeloos nieuwe feiten en omstandigheden op tafel te leggen met de bedoeling om de zaak zo lang mogelijk te vertragen of om onwelgevallige feiten achter te houden tot tijdens de rechterlijke procedure. Dat laatste risico wordt door de regering uitdrukkelijk onderkend, lees ik in de stukken, terwijl dat nu volgens de huidige vaste jurisprudentie van de Raad van State in hoger beroep nog kan worden tegengeworpen. Op het moment dat je een beroep instelt en je had nieuwe gegevens op tafel kunnen leggen tijdens het bestuurlijke proces, worden die niet meer meegenomen in de beroepsprocedure. De regering voert aan dat die risico's in de rechtspraktijk beperkt zullen zijn, omdat die informatie relevant moet zijn voor de zaak, vanwege de eisen van een goede procesorde en ontoelaatbare vertraging van afdoening, terwijl op ontoereikende gronden het laat aanleveren van relevante informatie tevens kan meewegen bij de beoordeling. Maar het blijft staan dat de voorgestelde regeling meer ruimte biedt aan de belanghebbende dan op grond van artikel 6:13 Algemene wet bestuursrecht is vereist. Kennelijk gaat het belang van non-refoulement ex artikel 3 EVRM zelfs zo ver dat het opzettelijk laat aanleveren van informatie, wellicht met als oogmerk toetsing in de bestuurlijke fase te ontlopen door eigen schuld van belanghebbende, hem niet langer kan worden tegengeworpen. Dat gaat mijn fractie wel een beetje ver. Waarom, zo vraag ik de staatssecretaris, is dat nu noodzakelijk? Waarom moet dat?
Waarom kan de rechtbank overigens wel termijnen opleggen aan de minister om op nieuwe gegevens te reageren, als ik het goed heb begrepen, maar niet aan de verzoeker als het gaat om het verzamelen van aanvullend bewijs? Dit lijkt onevenwichtig. Ik zou hierop graag een toelichting krijgen.
Het bezwaar dat de rechter op de stoel van de bestuurder gaat zitten, wordt volgens de regering ondervangen door de inbouw van een bestuurlijke lus. De minister heeft de gelegenheid, op nieuwe gegevens te reageren en aan te geven in hoeverre dit al dan niet leidt tot wijziging of intrekking van het bestreden besluit. Dat argument lijkt mij overtuigend, zo lang maar is gegarandeerd dat de minister die mogelijkheid ook altijd krijgt en zo lang de rechter niet inhoudelijk toetst. Dat moet toch uitgangspunt zijn en blijven?
Ik vraag de regering hoe precies wordt gegarandeerd dat een rechterlijke beroepsprocedure door verruiming van de ex nunctoetsing niet eindeloos lang gaat duren. Welke garanties zijn daarvoor en hoe wordt de uitwerking van het voorgestelde artikel 83 gemonitord?
Samenvattend, de VVD is geen voorstander van dit wetsvoorstel en dus ook niet van het daaronderliggende, gewijzigde Vreemdelingenbesluit, waarbij – het moge duidelijk zijn – onze bezwaren zich primair en vooral richten tegen de herinrichting van de asielprocedure. De VVD vindt het snel vaststellen van de identiteit, de nationaliteit, de reisroute, de noodzaak tot het geven van bescherming en het vluchtverhaal van groot belang om misbruik of oneigenlijk gebruik zo snel mogelijk aan het licht te brengen. Dat doe je niet door extra tijd en middelen in te bouwen voor VluchtelingenWerk en asieladvocaten. Volgens de regering gaat het aantal afgeronde algemene procedures als wij dit allemaal doen – althans, zo is de verwachting – omhoog van 27% naar 40%. Mijn vraag is dan natuurlijk om te beginnen waarom het nu maar 27% is. Waarom is dat zo laag in de algemene procedure?
Ten slotte ga ik de staatssecretaris nog een kleine déjà vu bezorgen. Ongetwijfeld zullen wij er ook een aantal van mevrouw Van Velzen krijgen. De asielprocedure moet heel anders in elkaar worden gezet wat ons betreft. Het verkrijgen van asiel op aanvraag is nu eerder regel dan uitzondering. Krijg je het niet via herhaalde aanvragen of eindeloze procedures, dan krijg je het wel via een generaal pardon. Ik realiseer mij natuurlijk dat internationale verdragsbepalingen of richtlijnen een aantal voorstellen die wij ook eerder hebben gedaan zouden kunnen doorkruisen, maar dat neemt niet weg dat het streven op die uitgangspunten wel gericht moet zijn om het zo te organiseren. In de eerste plaats moeten wij terug naar het uitgangspunt van de Vreemdelingenwet, namelijk dat de asielzoeker de noodzaak tot bescherming moet aantonen. Nu is vaak een geloofwaardig vluchtverhaal al voldoende, en soms dat niet eens, als ik kijk naar de documentaire De Poortwachters. Misschien kan de staatssecretaris ook nog even de gelegenheid nemen om daarop te reageren.
Ik heb het al gezegd, wij willen af van elke vorm van categoriaal beleid. Het instellen daarvan was een fout die wij nooit meer moeten maken. Mensen die zonder papieren op Schiphol aankomen, krijgen wat ons betreft niet langer toegang tot de asielprocedure. Iedereen weet immers dat je alleen met papieren een vliegtuig in komt en dus ook met papieren er uit moet komen, maar dat gebeurt lang niet altijd. Mensen die over land Nederland bereiken, krijgen wat ons betreft eveneens geen toegang. Immers, de afspraak in Europa is dat in het eerste veilige land waar je aankomt asiel moet worden aangevraagd. Dit sluit Nederland in die gevallen dus wat ons betreft uit. Dan is het ook afgelopen met de busjes vol Somaliërs die aan de Duitse kant van de grens worden afgezet en vervolgens naar Ter Apel gaan.
Uitgeprocedeerde asielzoekers moeten wat ons betreft worden vastgenomen tot ze worden uitgezet. Als mensen zelf meewerken aan hun terugkeer, dan kan dat ook heel kort duren. We hebben het al vaker gezegd, de procedure moet in beginsel worden beperkt tot een aanvraag. Ik realiseer mij dat er internationaal verdragsrechtelijke beperkingen aan dit uitgangspunt vastzitten. We moeten proberen om er in internationaal verband op in te zetten om dat te veranderen.
Mensen die een gevaar vormen voor de openbare orde of veiligheid, zo staat het nu ook al in de Vreemdelingenwet, maar ook mensen die frauderen, die bewust tegenwerken of die zich bewust misdragen, moeten wat ons betreft van de asielprocedure worden uitgesloten of afgesloten, in hechtenis worden genomen en zo spoedig mogelijk worden uitgezet.
Ik heb al eerder gevraagd waarom wij loketshoppen toestaan. Je komt Nederland binnen via een visum, via een reguliere aanvraag of via asiel, maar niet via alle drie tegelijk of via de ene aanvraag, volgend op de ander. Dat gebeurt nu wel.
Over beperking van de gezinsmigratie hebben wij het onlangs al gehad. Nareizende familieleden van asielzoekers moeten wat ons betreft aan dezelfde inburgeringseisen voldoen als in het geval van reguliere aanvragen.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Van Velzen van de SP.
MevrouwVan Velzen(SP)
Voorzitter. We bespreken vandaag het wetsvoorstel van het kabinet voor een nieuwe asielprocedure, drie weken na ontvangst van de nota naar aanleiding van het verslag en de antwoorden op de schriftelijke vragen over de rechtsbijstand en medische procedures. De inkt is eigenlijk nog nat. Dat geeft aan hoe snel de Kamer en het kabinet aan de slag willen met deze nieuwe asielprocedure. Ik heb de indruk dat de zorgvuldigheid op het tweede plan wordt gezet. Als dat de voorbode is van de nieuwe asielprocedure, dan houd ik mijn hart vast. Voordat ik inga op de details van het wetsvoorstel, wil ik een aantal algemene opmerkingen maken.
Eerst iets over de zorgvuldigheid. Dat is naar de mening van de SP-fractie de sleutel tot een effectieve asielprocedure. Voor zorgvuldigheid heb je tijd nodig. Natuurlijk moeten procedures efficiënt worden ingericht, maar als je snelheid boven zorgvuldigheid stelt, dan sluit je de ogen voor de gevolgen op langere termijn. Tijdrovende, herhaalde aanvragen kunnen worden voorkomen door aan het begin van de procedure tijd te investeren. Hoe zorgvuldiger en completer de aanvraag wordt gedaan en wordt onderzocht in het begin van de procedure, zoveel sneller en gemotiveerder kun je beslissingen nemen op eventuele vervolgaanvragen. Ook de SP-fractie is van mening dat het stapelen van aanvragen beperkt moet worden. Maar daar waar het kabinet dat nog in stand zal laten, is een zorgvuldige procedure een goede oplossing, zodat je snel besluiten kunt nemen en snel een besluit kunt nemen op een herhaalde aanvraag. Een goed gedocumenteerd dossier is de basis voor een goede beslissing op een asielaanvraag. Daarnaast kan beslissen op vervolgaanvragen een kwestie van dagen, misschien weken, worden in plaats van jaren. Herhaalde aanvragen voorkomen of mogelijk verminderen doe je niet door verdragsrechtelijke verplichtingen te verzaken, maar door herhaalde aanvragen overbodig te maken. Mijn collega, Jan de Wit, heeft er al eerder voor gepleit om de procedure naar voren te halen. Ik zou dat pleidooi hier, bij dit wetgevingsoverleg, nog eens met klem willen herhalen. Ik zal daar later in mijn betoog ook nog op terugkomen.
Laten we eens door de procedure heen gaan zoals deze staatssecretaris die voorstelt. Ik begin met de rust- en voorbereidingstijd. Ik vind het een goed idee om de asielzoeker een periode van rust te bieden waarin hij zich kan voorbereiden op de procedure. Ik benadruk dat die periode er ook echt moet zijn om rust te krijgen en tijd te hebben om zich voor te bereiden op de procedure. Dat er op Schiphol een uitzondering wordt gemaakt, vind ik ongewenst; er ontstaat daardoor een vorm van rechtsongelijkheid. Ik vraag mij af hoe de rechtspraak daarmee zal omgaan, maar dat zal de tijd uitwijzen, tenzij deze staatssecretaris bereid is om hier rechtsgelijkheid te creëren. Het is van groot belang dat de advocaten die in de rust- en voorbereidingstijd bijstand geven aan de asielzoeker, zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheden. Rechtsbijstand in een asielprocedure betekent eerlijke voorlichting en openheid over de haalbaarheid, maar ook over de onhaalbaarheid van procedures. Dat geldt onverminderd en misschien zelfs wel met meer nadruk in de eerste fase. Ik vertrouw erop dat asieladvocaten zich hiervan bewust zijn en dus ook geen onnodige procedures beginnen.
Wij verwelkomen de stellige uitspraak van de staatssecretaris in het schriftelijk overleg van 3 december dat er geen sprake van is dat de asielrechtsbijstand zal worden aanbesteed aan een rechtsbijstandsverzekeraar. Wij zijn erg blij met die stellige toezegging.
De asielprocedure start pas na de rust- en voorbereidingstijd, begrijp ik uit de procedure. Ik krijg graag de garantie dat het retour afzender sturen van asielzoekers op basis van de Dublinverordening niet zal gebeuren in de rust- en voorbereidingstijd, want dan is die procedure nog niet gestart. Graag een toezegging op dat punt. Wij voelen er niets voor dat de staatssecretaris straks weer wordt teruggefloten door een Europese rechter op dit punt, zodat wij de voorgestelde procedure alsnog moeten aanpassen. Ik vraag mij af of de manier van handelen zoals de staatssecretaris die voorstelt, boven elke vorm van twijfel verheven is.
Dan de medische kant van het verhaal. Het onderzoek naar de medische situatie en de achtergronden van de asielzoeker is een belangrijk onderdeel van de procedure. Het medisch advies wordt afgerond binnen de periode van de rust- en voorbereidingstijd. Hoe gaat de voorlichting aan de asielzoeker over het medisch onderzoek plaatsvinden? Het eerste onderzoek vindt plaats door een sociaal verpleegkundige. Zijn die mensen thuis in de specifieke problematiek van vluchtelingen? Bij twijfel of als de verpleegkundige daar aanleiding toe ziet, wordt er doorverwezen naar een sociaal geneeskundige voor een uitgebreider onderzoek, maar waarom wordt niet iedereen onderzocht door een sociaal geneeskundige? Dat komt de opbouw van het dossier alleen maar ten goede. Is dat een financiële afweging? Is dat een kwestie waarover je besluit op korte termijn besparingen te boeken, terwijl je daar op langere termijn dubbel en dwars voor moet betalen? Graag helderheid daarover, want ik overweeg een motie op dat punt.
Het is nog niet duidelijk hoe de onderzoeken er uit gaan zien, wat er gaat worden onderzocht en hoe een advies er uit gaat zien. Dat moet allemaal nog verder worden uitgewerkt, maar waar hebben wij het dan eigenlijk over? Moeten wij nu "ja" zeggen tegen iets dat de staatssecretaris voorstelt, maar wat nog niet is uitgewerkt en waarvan wij dus niet weten of dat voldoet aan de eisen die de SP-fractie neerlegt wat dit betreft? Ik constateer dat sprake is van haastwerk, om niet te zeggen broddelwerk. Waarom moeten wij hier op deze manier mee omgaan? Dat is toch niet zorgvuldig? De staatssecretaris schrijft dat zij verwacht dat wanneer een asielzoeker littekens heeft de sociaal geneeskundige dat zal noteren, maar niet iedere asielzoeker ziet een sociaal geneeskundige. Dat heb ik zojuist al aangegeven. De staatssecretaris laat dus aardig wat aan het toeval over. Ik vraag mij af waarom zij deze kwestie niet grondig regelt. Iedere asielzoeker moet een medisch onderzoek krijgen, zodat de procedure sneller en zorgvuldiger kan plaatsvinden. Dan hoeven wij, in de woorden van de heer De Krom, niet te stapelen, want dan is alles in de eerste fase al duidelijk. Iedereen is dan onderzocht. Daarbij kan dan ook een inventarisatie worden gemaakt van het medisch steunbewijs. Mijn fractie vindt namelijk dat dit wel degelijk een rol moet spelen bij het gehoor.
Wij vinden ook dat de adviezen van het BMA niet alleen moeten gaan over de beschikbaarheid van medische zorg in het land van herkomst, maar ook over de mate van beschikbaarheid. De staatssecretaris ziet dat totaal niet zitten. Ik houd daar nogmaals een pleidooi voor. Ik overweeg op dat punt een motie in te dienen.
Dan iets over de asielprocedure. Je kunt ex ante-uitvoeringstoetsen maken zoveel je wilt, maar de praktijk, die wij allen kennen, blijft weerbarstig. De staatssecretaris gaf al aan dat zij verwacht dat met de nieuwe procedure 40% van de zaken zal worden afgedaan in de eerste algemene asielprocedure. Dat is een toename van 50% ten opzichte van de huidige aanmeldprocedure, maar in de huidige procedure hebben wij het over vijf werkdagen. In de nieuwe procedure gaat over het acht kalenderdagen. Zit er zo'n groot verschil in de procedures? Als sprake is van kalenderdagen kan er een weekend tussen zitten. Is die verwachting van een toename van het aantal afdoeningen dan wel realistisch? Het baart mij grote zorgen dat het tijdschema nog steeds enorm strak is. De minste verstoring kan dus leiden tot een ontregeling van de procedure. Ik wijs bijvoorbeeld op de Somalische procedures waarin toch geregeld sprake is van een gebrek aan tolken. Dat strooit dan meteen zand in de procedure van acht werkdagen. Op papier wordt daarnaast een medewerker verantwoordelijk voor een aanvraag en komt er een rechtsbijstandsverlener. Capaciteitsproblemen bij de IND vormen echter geen grond voor verlenging van deze periode. De weken tijdwinst vliegen je om de oren, maar wordt niet te veel uitgegaan van een wenselijke situatie, van een best case scenario in plaats van echte kennis van de manier waarop de huidige procedures lopen? Wordt deze nieuwe procedure niet te veel ingericht op een papieren, een gewenste werkelijkheid? Waarom sluit de staatssecretaris de ogen voor de praktijk, waarin het toch lang niet zo soepel gaat? Ik overweeg een motie in te dienen om de periode van acht dagen toch wat realistischer en dus langer te maken. Ik koop niets voor een asielprocedure die alleen op papier werkt. Ik wil een goede asielprocedure die ook in de praktijk stevig staat. Deze algemene asielprocedure moet het fundament zijn van de totale procedure. De staatssecretaris zegt dat extra tijd in de algemene asielprocedureaanvraag niet nodig is, maar wanneer acht dagen in de praktijk toch te kort blijken te zijn, grijpt zij dan in en verlengt zij die termijn? Kunnen wij daarvan uitgaan of blijft zij doormodderen en zegt zij dat het kinderziektes en aanloopproblemen in de nieuwe procedure zijn? Ik kan alle argumenten nu al bedenken.
Ik ondersteun van harte het principe van een asielprocedure met gewicht aan de voorkant, maar dan wel op de voorwaarde dat die procedure aan de voorkant ook echt effectief is. De staatssecretaris heeft het schriftelijk al afgedaan, maar ik vraag haar toch of het niet wenselijk is om een evaluatie van deze nieuwe procedure in te lassen. De VVD-fractie heeft daar overigens ook om gevraagd. Hoe het ook uitpakt, mijns inziens is het wenselijk om te kijken of deze nieuwe procedure effectief is en men zich houdt aan de bestaande verdragen. Is de staatssecretaris bereid om tegemoet te komen aan de wens van de SP-fractie om na inwerkingtreding van deze wet na twaalf maanden een evaluatie te starten? Ook op dat punt overweeg ik een motie in te dienen.
Ik kom aan de achterkant van de procedure, het vertrek. Er is een vertrektermijn van vier weken vastgesteld na het afwijzen van het verzoek. Het goede is dat tijdens deze periode opvang wordt geboden. Anders dan de VVD-fractie zie ik dat als winst, maar naar mijn mening zal rechtmatig verblijf ook altijd recht op opvang moeten inhouden. Uitgeprocedeerde mensen horen niet op straat zolang zij actief bezig zijn met het voorbereiden van hun terugkeer. Ik overweeg een motie op dat punt in te dienen.
Wij hebben met vreemdelingenrechters gesproken en zij bestempelen de termijn van vier weken als onhaalbaar. De staatssecretaris zegt op formele gronden vast te houden aan de termijn van 28 dagen, vanwege het spoedeisende karakter voor de rechtspraak. Maar deze vier weken hangen als een zwaard van Damocles boven de asielzoeker, terwijl het boven de rechtspraak zou moeten hangen. De asielzoeker is de dupe van de stroperigheid van de uitspraken van de rechter. Ik vind dat het zwaard dus bij de verkeerde persoon hangt. Wel ben ik van mening dat vol moet worden getoetst door de rechter, zoals wordt voorgesteld in het initiatiefvoorstel van de leden Pechtold en Van der Ham. Zo'n volle toets heeft ook zijn nut bij vervolgaanvragen, want die kunnen dan effectiever worden afgehandeld. Ik overweeg op dat punt een amendement in te dienen.
Daarnaast gaat de vergelijking met de huidige procedure met betrekking tot de beslissingstermijn totaal mank, omdat er nu in AC-zaken ongeveer drie weken na indiening een uitspraak wordt gedaan. Dat worden 28 dagen, maar daarin moet dan ook alles worden gedaan, ook de uitgebreide toetsing. Waarom negeert de staatssecretaris de waarschuwingssignalen van de rechters? Die heeft zij toch ook gehoord? Die signalen staan op rood en ik vraag mij af waarom de staatssecretaris zich daar doof voor houdt. Wat gaat zij doen als er geen beslissing komt binnen 28 dagen? Dat is nu toch de praktijk? Wat gaat zij dan doen? Laat zij daar nu eens een duidelijk antwoord op geven. Gooit zij de mensen op straat, terwijl zij niet de oorzaak van het probleem zijn? Het probleem ligt namelijk bij de rechterlijke macht.
Met de nieuwe procedure wordt het probleem van de vreemdelingen met rechtmatig verblijf maar geen recht op opvang niet opgelost, zoals ik in het eerder overleg over de uitvoering van de motie-Spekman heb aangegeven. Hoe staat het overigens met de uitvoering van de motie? Wij hebben nog steeds geen besluit van het kabinet, geen brief aan de Kamer gezien. Hebt u die net, terwijl het debat al begonnen is, rondgestuurd?
StaatssecretarisAlbayrak
De brief is vanochtend naar de Kamer gegaan.
MevrouwVan Velzen(SP)
Fantastisch. Die heeft mij niet bereikt.
StaatssecretarisAlbayrak
Die is ook niet relevant voor dit debat.
MevrouwVan Velzen(SP)
Ik zie wel degelijk een relevantie, want ik constateer dat met de nieuwe procedure het probleem van vreemdelingen met rechtmatig verblijf maar geen recht op opvang opnieuw niet wordt opgelost. Ik ben benieuwd naar de reactie van de indiener op de uitvoering van zijn motie. Wij moeten erop terugkomen, want ik vind het wel degelijk relevant. Het geheel wordt aan elkaar gekoppeld: het generaal pardon, de uitvoering van de motie-Spekman, de nieuwe asielprocedure. Het is één pakket, het was een package deal.
StaatssecretarisAlbayrak
Voorzitter. Ik had de Kamer toegezegd de brief voor het kerstreces naar de Kamer te sturen. Volgens mij hadden wij niet de afspraak gemaakt dat de brief nog relevant was voor dit wetgevingsoverleg.
De voorzitter:
Los daarvan dacht ik niet dat er een verzoek is geweest om überhaupt de antwoorden op deze vragen voor dit debat binnen te hebben, dus het is niet aan de orde op dit moment.
MevrouwVan Velzen(SP)
Met alle respect, voorzitter, maar dat ziet u verkeerd. Wij hebben er al eerder een debat over gehad. Ik mag hier weliswaar puur het standpunt van de SP vertolken, maar ik vind het wel degelijk relevant en ik heb het wel degelijk aan de staatssecretaris gevraagd. Zij heeft mij dat niet toegezegd, maar dat wil nog niet zeggen dat mijn mening verandert. Zo werkt het hier gelukkig niet.
De voorzitter:
Daar gaat het ook niet om. Het gaat erom dat ik in de procedurevergadering of anderszins niet heb gehoord dat de antwoorden op deze vragen van de heer Spekman ruim voor dit debat binnen moesten zijn.
MevrouwVan Velzen(SP)
Dat zijn procedures en regels. Ik zie alles in samenhang. Ik had dat bijzonder wenselijk gevonden. Ik vind dan ook dat opvang geboden moet worden gedurende de hele asielprocedure. Alles hangt hier samen. De staatssecretaris zegt: het staat niet op de agenda. Dan hoeft zij ook geen commentaar vanaf de zijlijn te geven, als ik overga naar het volgende punt.
Als je aan de voorkant van de procedure investeert, beperk je automatisch ook het aantal beroepen. Dat lijkt mij logisch. Als je werkt met een volledig en een uitgebreid dossier, kun je snel beslissingen nemen en wordt de noodzaak van noodopvang minder. Maar goed, deze staatssecretaris is bezig om de noodopvang leeg te managen. Rare woorden zijn dat, maar het zijn wel de hare. Ik zie niet in waarom er geen filter komt: een filter voor buiten schuld, een filter voor schrijnendheid; de heer Spekman heeft een filter voor medische schrijnendheid geïntroduceerd. Wij houden anders de wat mij betreft ongewenste situatie dat iemand volledig meewerkt aan terugkeer, maar alsnog op straat belandt omdat het land van herkomst niet meewerkt. Die situatie is ook met het huidige wetsvoorstel nog steeds mogelijk. Zou de staatssecretaris willen meedenken over en meewerken aan het opstellen van een filter voor buiten schuld en schrijnendheid?
Tot slot heb ik een opmerking over terugkeer en vreemdelingenbewaring. Zonder goed geregelde terugkeer is iedere asielprocedure gedoemd te mislukken. Ook deze procedure kan niet werken zonder goed terugkeerbeleid. Dat betekent dat wij kritisch naar vreemdelingenbewaring moeten kijken. Een plek in de vreemdelingenbewaring is meer dan drie keer duurder dan een plek in de opvang bij het COA. Dat zijn de getallen van de staatssecretaris zelf: € 174 in de vreemdelingenbewaring en € 55 bij het COA. Ongeveer de helft van alle mensen die in de vreemdelingenbewaring zijn geplaatst, wordt weer vrijgelaten zonder te zijn uitgezet. Dat is enorm kostbaar voor iedereen die belasting betaalt. Er moet toch een betere oplossing mogelijk zijn. Dit verhaal zou zelfs de VVD kunnen houden, maar het is wel relevant. Als een procedure niet werkt maar wel enorm kostbaar is, moet je dat gewoon niet doen. Dan moet je dat beter formuleren. Meer opvang en inzetten op terugkeer; dat moet naar mijn mening ook financieel tot een beter terugkeerbeleid kunnen leiden. Opsluiten en vervolgens weer vrijlaten is in ieder geval niet de oplossing. Ik zou hierop graag een reactie van de staatssecretaris willen hebben.
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Voorzitter. Dit wetsvoorstel is een invulling van een afspraak in het coalitieakkoord. Aan de ene kant is een pardonregeling afgesproken en aan de andere kant een verbetering van de asielprocedure met als doel minder herhaalde aanvragen en een versnelling van de hele procedure. Wij hebben de hoofdlijnen van wat nu in de wetgeving wordt voorgesteld eerder besproken, naar aanleiding van een brief van de staatssecretaris halverwege vorig jaar. Gelet op het feit dat de CDA-fractie en een meerderheid van de Kamer met de hoofdlijnen konden instemmen, kan ik wel beginnen met te zeggen dat wij op hoofdlijnen akkoord zijn met het feit dat deze nu in een wet vastliggen. Sterker nog, wij verwachten het nodige van deze wet, hoewel wij ook wel een aantal vragen hebben.
Evenals de Vreemdelingenwet 2000, is deze wet uitvoerig gecommuniceerd met het veld. Wat mij betreft is dat een groot voordeel van deze wet en ik hoop dat de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn, overheidsdiensten maar ook maatschappelijke organisaties en advocaten, daadwerkelijk mee zullen helpen om de nieuwe procedure efficiënt, zorgvuldig en uiteindelijk ook snel te maken.
De wet heeft volgens ons een aantal positieve elementen, maar daarnaast een aantal elementen dat zich nog moet bewijzen. Positief is dat aan het begin van een procedure een meer intensief onderzoek komt naar identiteit, nationaliteit en documenten. We hopen dat dit het resultaat zal hebben dat wij willen, want nog steeds komen veel mensen ongedocumenteerd binnen. Dat zou toch op zijn minst een indicatie tegen de aanvraag moeten zijn, maar wij weten ook dat dit verdragsrechtelijk moeilijk ligt. Niet ten onrechte heeft de heer De Krom eerder ook al aangegeven dat wij bij veel zaken in deze wet nog moeten kijken hoe zij in de praktijk gaan uitwerken. Dat geldt zeker ook voor dit element.
We vinden de verruiming van de 48-uursprocedure naar een procedure van acht dagen zinvol. Wij verwachten meer zorgvuldigheid en vooral ook meer afdoening in de eerste periode. De opvang van vier weken, die men nu krijgt als men in beroep gaat tegen de afwijzing van het eerste verzoek in de eerste procedure, voldoet zeker bij gemeenten aan een behoefte. Op zichzelf is dit wel iets om in de gaten te houden, want het is niet de bedoeling dat men in beroep gaat met het doel vier weken langer opvang te krijgen. De vorige sprekers hadden het al over het eventueel evalueren van de wet. Ik denk dat het van belang is om te monitoren. Het gaat mij er niet om dat wij voortdurend weer nieuwe rapportages krijgen, maar dit soort zaken moet echt wel gemonitord worden.
Belangrijk zijn ook de verkorting van de vervolgprocedure bij de verlengde asielprocedure en de grotere aandacht voor de medische aspecten van de aanvraag aan het begin van de procedure. Vanochtend was ik bij een rechtbank en toen ik vertelde dat ik naar de behandeling van de Vreemdelingenwet toeging, zei men mij dat men zo tevreden is met de ex nuncbeoordeling die er aankomt.
Ook van belang is de rust- en voorbereidingstijd van zes dagen. Ik wil daar straks nog wel een aantal kritische vragen over stellen.
Dan is er ook een aantal elementen waarvan wij vinden dat het zich in de praktijk nog wel zal moeten bewijzen. Zullen wij inderdaad uiteindelijk een snellere procedure krijgen? Uiteindelijk is het natuurlijk de grote wens van de aanvrager om in Nederland te mogen blijven. Hoe zeker zijn wij dat niet toch herhaalde aanvragen zullen worden ingediend? Wordt er in deze wetgeving ook wel voldoende aan gedaan om te voorkomen dat herhaalde aanvragen worden ingediend? Is er in de wetgeving niet meer mogelijk om dit te voorkomen? Dan denk ik bijvoorbeeld aan de Awb-toetsing. Is het wel zo logisch dat als je een hele procedure hebt doorlopen op basis van de Awb, er dan weer een vervolgprocedure komt op basis van de Awb? Kunnen we de vervolgprocedure niet bij de uitgezonderde procedures van de Awb gaan benoemen?
Ook een belangrijk punt is of er daadwerkelijk minder medische aanvragen na de asielprocedure worden ingediend. We hebben net even de brief besproken die om 16.03 uur is binnengekomen. Het is inderdaad een aparte procedure. We bespreken die nu niet. Maar ik ben wel mede-indiener van een amendement van de heer Spekman om geld binnen de vreemdelingenbegroting te herschikken, zodat mensen ook als zij een medische aanvraag indienen, opvang kunnen krijgen. Maar het is tegelijkertijd niet de bedoeling om daarmee medische aanvragen te genereren.
Een ander belangrijk punt is of er straks daadwerkelijk meer vrijwillig vertrek is van uitgeprocedeerde asielzoekers. En houden de gemeenten zich ook aan de afspraken die ook in het kader van het bestuursakkoord zijn gemaakt, om niet meer mee te werken aan het onrechtmatig verblijf van vreemdelingen in ons land? Op zichzelf heeft dat meer met de pardonregeling te maken dan met de wetgeving, maar ik hoorde vandaag weer dat in Gelderland de gemeenten Wageningen, Arnhem en Apeldoorn op dit moment voornemens zijn om de opvang open te houden. Ik blijf dat heel ongelukkig vinden en druk de staatssecretaris op het hart om alles in het werk te stellen om de opvang per 1 januari te hebben beëindigd.
Ik ga nu iets dieper in op de reguliere aanvragen van mensen nadat hun asielverzoek is afgewezen. Ik spreek daarbij met name over medische asielverzoeken, maar het gaat ook over "buiten schuld", "schrijnendheid" of "verblijf bij kind". Mijn fractie ziet niet dat je die groep ook nog opvang kan bieden. Zij kan dat plaatsen, en wil dat daarom ook op deze manier zeggen. Het zou heel mooi zijn, maar het wordt heel erg lastig om ook die groep nog categorisch te gaan benoemen voor opvang. Ik denk dat dat kan bij medische zaken, maar hierbij is het heel erg moeilijk. Toch vraag ik de staatssecretaris hoe wij op een goede manier met deze zaken kunnen omgaan onder de nieuwe wet. Ik wil het woord "filteren" gebruiken. Men moet de echt schrijnende zaken er uitfilteren. Voor de overigen moet het heel duidelijk zijn dat men terug moet.
Mijn fractie staat een beetje dubbel tegenover de rust- en voorbereidingstijd. Aan de ene kant zien wij heel goed dat het zinvol is om mensen rust te geven en om in een heel vroeg stadium te beginnen met het vaststellen van de identiteit, eventuele documenten en nationaliteit, en het doen van een medische check. Het is ook zinvol om een paar dagen te wachten met het asielverhaal. In het verleden hebben wij vaak gezien dat de verhalen in de eerste dagen heel warrig zijn en dat pas na een paar dagen een consistent verhaal komt. Tegelijkertijd moeten wij er ook voor zorgen dat men niet in die periode met elkaar overlegt hoe het meest kansrijke asielverhaal in elkaar kan worden gezet. In het verleden hebben wij daarvan wel voorbeelden gezien. Zeker in de huidige periode waarin die zes dagen in de praktijk, met de paviljoens waarin zij tijdelijk verblijven, nog veel langer is, is dat risico er. Wij hebben dat trouwens ook in de schriftelijke ronde gevraagd en de staatssecretaris heeft er op zichzelf duidelijk op geantwoord. Zij zei dat de IND professioneel genoeg is om te weten wat een in elkaar gezet vluchtverhaal is en wat niet. Maar het is wel een aandachtspunt en het hoort bij de elementen die zich volgens ons nog in de praktijk moeten bewijzen.
Ik vraag mij wel af – die vraag hebben wij ook schriftelijk gesteld en de staatssecretaris heeft erop geantwoord – waarom altijd van zes dagen wordt uitgegaan. Ik kan mij twee voorbeelden voorstellen waarin je aan die zes dagen niet toe zou moeten komen. Het eerste voorbeeld is dat de vluchteling zelf aangeeft dat hij meteen een verzoek wil indienen omdat hij niet zes dagen wil wachten. Hij wil een aanvraag indienen en vraagt zich af waarom dat wordt uitgesloten, want in het Vreemdelingenbesluit wordt het uitgesloten. Het tweede voorbeeld betreft zaken waarbij het bij de eerste oogopslag evident is dat het niets wordt. Een aantal jaren geleden – wij praten over de jaren negentig – hebben wij groepen jongeren uit Oost-Europa gehad die een paar weken naar de Nederlandse opvang gingen. Zij hadden een zomervakantie en gingen weer terug. Ik wil niet zeggen dat dat weer terugkomt, maar waarom sluiten wij uit dat, als dit gebeurt, deze mensen gezegd wordt dat zij geen zes dagen mogen blijven en meteen terug moeten? Ik praat hierbij dus niet over vluchtelingen van wie het de vraag is of de aanvraag terecht is. Ik heb het over evidente gevallen, waarbij het om niets anders gaat dan het gebruikmaken van onze schaarse opvangcapaciteit.
Een ander punt in die rust- en voorbereidingstijd is dat de advocaat en de vluchtelingenhulp contact kunnen hebben met de vreemdeling. De staatssecretaris gaat uit van de professionaliteit van de advocaat bij de ondersteuning. Ik ga daarvan ook uit, maar tegelijkertijd weet ik uit mijn eigen ervaring, opgedaan in de tijd dat ik zelf bij de Raad van State werkte en vreemdelingenzaken deed, dat er een heel groot verschil is tussen advocaten. Sommigen doen hun werk goed en anderen helemaal niet. Bij "het goed doen" hoort voor mij ook dat een advocaat in de eerste zes dagen zegt: dit wordt niets, ik zou überhaupt geen aanvraag indienen. Ik vraag de staatssecretaris in hoeverre op die manier ook overleg plaatsvindt met de Orde van Advocaten.
Een ander punt is dat er in die zes dagen naar de advocaat toe gereisd kan worden. Daar zet ik toch wel vraagtekens bij. Is het wel logisch dat tegen iemand die hier als vluchteling komt, wordt gezegd: ga je maar melden bij je advocaat ergens in een plaats in de buurt? Hoe gaat dat? Ik kan mij nauwelijks voorstellen dat er taxi's gaan rijden naar advocaten. Het is van de advocaat uit geredeneerd misschien wel handig, maar een advocaat moet toch in staat zijn om een planning te maken, waarbij hij enkele asielzoekers in een centrum na elkaar spreekt, en die zaken vervolgens in zijn eigen kantoor uitwerkt. Ik zet er dus grote vraagtekens bij dat er naar de advocaat moet worden gereisd. Ik wil ook graag weten wat daar voor budget bij gaat komen. Wat kost het om deze mensen te gaan vervoeren?
In die zes dagen moet ook een medisch onderzoek plaatsvinden. Volgens mij is dat essentieel. Hoe vrijblijvend is dat? Het is niet verplicht. Dat snap ik op zichzelf wel, want je kunt mensen niet zo maar tot een medisch onderzoek verplichten, maar je kunt ook nauwelijks tot een beoordeling komen zonder medisch onderzoek. Zou daarom niet gezegd moeten worden dat men de aanvraag pas in behandeling neemt na een medisch onderzoek? Dan kan namelijk alles worden gewogen. Ik kan mij overigens bijna niet voorstellen dat die mensen niet meewerken. Misschien zijn er cijfers van gevallen dat mensen niet meewerken. Ik vind in ieder geval dat het aan het begin moet.
Ik heb nog een vraag over de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen. In 70% van de gevallen worden de eerste asielaanvragen binnen de wettelijke termijn beslist. Maar wat gebeurt er als die wet geldt? Denkt de staatssecretaris dan dat het richting de 100% gaat of moeten wij een budget apart gaat zetten om te betalen – aan wie dan? – in het geval er niet tijdig beslist wordt?
Over de herhaalde aanvraag heb ik aan het begin al het nodige gevraagd. Mijn punt is dat ik de indruk heb dat het echt afwachten wordt of er minder herhaalde aanvragen komen. Het wordt mogelijk voor de vluchteling om zijn hele verhaal in de eerste procedure te vertellen. Maar er blijft altijd een mogelijkheid bestaan om door te gaan. En waarom zou je dat niet doen als je denkt dat je nog een kans hebt? Je krijgt dan langer opvang en wie weet is er nog een kans. Is het niet mogelijk om dat tegen te gaan? Ik denk dan aan het selectief gebruik van de Awb. Men heeft een hele procedure gehad en ik kan mij voorstellen dat men vervolgens nog maar één keer in beroep kan gaan of überhaupt maar één keer een beslissing kan krijgen, omdat men de hele procedure al doorlopen heeft.
MevrouwVan Velzen(SP)
Is de heer van Haersma Buma het met mij eens dat als je die eerste procedure zorgvuldig doet en zo veel mogelijk informatie op tafel krijgt, het in beroep gaan of in een andere vorm een herhaalde aanvraag indienen, geen enkel probleem zou moeten zijn, aangezien alle informatie dan al op tafel ligt? Dan kun je toch snel een besluit nemen? Moeten wij niet meer op de voorkant van de procedure in gaan zetten, dan maar eeuwig blijven hameren op het stapelen van procedures?
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Dat is ook de bedoeling van de wet. De wet maakt heel duidelijk dat alles aan het begin van die periode gedaan moet worden en dat alle zaken behandeld moeten worden. Dan draai ik het echter bijna om, want dan kun je ook zeggen: waarom sluit je, als het aan het begin zo zorgvuldig is gedaan, een tweede verzoek dan niet uit? Dat kan verdragsrechtelijk niet, maar het laat wel zien dat het niet een soort loterij is, waarbij de tweede keer alle kansen weer open liggen. Je kunt de procedure rekken en rekken en rekken, maar ooit moet het definitief zijn.
MevrouwVan Velzen(SP)
Ik proef in de woorden van de heer Van Haersma Buma toch een bepaalde angst dat de praktijk van herhaalde aanvragen gewoon zal blijven bestaan. Zegt hij daarmee niet de facto dat die zogenaamde zorgvuldigere procedure dat eigenlijk helemaal niet is? Dat de informatie blijkbaar nog steeds niet voldoende boven tafel komt, zodat er snel besluiten genomen kunnen worden over een herhaalde aanvraag? Waar zit zijn angst eigenlijk?
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Mijn angst is dat de prikkel om toch te proberen om via een herhaalde aanvraag in Nederland te blijven, weliswaar gedeeltelijk weggenomen is, maar niet helemaal. Je kunt het namelijk altijd nog een keer proberen. Ik snap heel goed dat men ten koste van heel veel in Nederland wil blijven als men hier een aantal maanden geweest is en echt het gevoel heeft vluchteling te zijn. Maar als na een zorgvuldige procedure uiteindelijk in hoogste instantie is gezegd "u mag niet blijven", dan is het apart dat je een week later weer opnieuw kunt beginnen, aangezien nu tot en met het laatste moment getoetst kan worden of er nieuwe feiten zijn. Geen Nederlander kan op die manier procederen. Die kan niet zeggen: ik ga het nog een keer proberen. Dat zou men in dat geval overigens zelf moeten betalen.
Mijn angst is dus dat de prikkel blijft om het nog een keer te proberen. Mijn hoop is wel dat de advocatuur zal zeggen: ik ga u niet helpen, want het heeft geen zin. In die zin is het puntensysteem ook een beetje aanlokkelijk, want je krijgt meer punten als je doorgaat. Dat vind ik toch wel risicovol.
Ik wil nog een ding zeggen over die herhaalde aanvragen. Dat is eerder door mij al naar voren gebracht in een algemeen overleg. Dat is het punt dat men "op de vliegtuigtrap" nog een aanvraag indient. Is er niet toch in deze wetgeving of in het Vreemdelingenbesluit een voorziening te treffen dat je bijvoorbeeld op het moment dat je hoort dat men daadwerkelijk gaat beginnen met het vertrek, ook te horen krijgt: dit is het laatste moment dat u een verzoek kan indienen; hierna verlaat u Nederland en de Nederlandse procedures en u kunt hierna geen verzoek meer indienen. Wij hebben het herhaalde verzoek. Daarna gaat men beginnen aan het vertrek. Dan moet het afgelopen zijn. Is het niet mogelijk om dat ergens in deze wet of in het besluit een plek te geven?
MevrouwAzough(GroenLinks)
Ik vind het fascinerend dat de heer Van Buma deze vraag opnieuw stelt. Deze heeft hij toch kort geleden bij een VAO in de plenaire zaalal gesteld? Hij heeft daarop ook al antwoord gekregen van de staatssecretaris, namelijk dat het juridisch gewoonweg niet mogelijk is. Waarom werpt hij dit probleem – hij ziet het althans als een probleem – nu voor de bühne weer op om vervolgens weer hetzelfde antwoord van de staatssecretaris te krijgen?
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Dat gaat toch een beetje voorbij aan het feit dat wij nu over het wetsvoorstel spreken en ik de artikelen heb gelezen. Toen was er een VAO waarbij de staatssecretaris gezegd heeft met een pilot te beginnen. Juist in het kader van wetgeving stel ik die vraag nog een keer, omdat ik mij nog steeds afvraag of aan de hand van het Vreemdelingenbesluit of de Vreemdelingenwet niet op zijn minst in de periode van vertrek een valbijl kan worden geplaatst of in de regelgeving opgenomen kan worden dat een aanvraag meteen terzijde geschoven kan worden. Kan ervoor worden gezorgd dat die mogelijkheid formeel bestaat, maar meteen zonder horen en dergelijke schriftelijk kan worden afgedaan? Ik kan mij voorstellen dat er mogelijkheden zijn zonder een en ander helemaal op nul te zetten. Daarom stel ik het nu weer aan de orde.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Volgens mij heeft de staatssecretaris toen helemaal niet volledig afwijzend op uw voorstel gereageerd. Zij heeft wel gezegd dat die mogelijkheid moet bestaan en dat een en ander dan afgehandeld moet worden, desnoods vlak voor het vertrek. Volgens mij zijn de Europeesrechtelijke verdragen op basis waarvan de staatssecretaris dit verplicht is te doen, niet veranderd. Ik snap dus niet waar u plotseling nieuwe wetten of nieuwe voorstellen vandaan denkt te halen.
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Dat is een extra reden om het nu juist wel aan de orde te stellen. De staatssecretaris doet wel zaken in die richting die ik ook zeer waardeer. Ik vraag mij dan af of het in een pilot mogelijk is om de regelgeving daarop aan te passen, nu of in een volgende ronde. Als veranderingen al worden doorgevoerd zonder in strijd te zijn met het verdrag, is het de vraag of die niet in een wet of in het uitvoeringsbesluit opgenomen kunnen worden.
MevrouwKoşer Kaya(D66)
De heer Haersma zegt herhaalde aanvragen te willen voorkomen.
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Hoe heet ik nu eigenlijk?
MevrouwKoşer Kaya(D66)
Mag ik niet mijnheer Haersma zeggen?
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Zeg maar wat u wilt.
MevrouwKoşer Kaya(D66)
Ik wil ook wel mijnheer Van Haersma Buma zeggen.
De heer Van Haersma Buma wil dus herhaalde aanvragen voorkomen, maar tegelijkertijd vindt hij ook dat er geen volledige toets moet zijn. Als niet-volledige toetsing mogelijk gemaakt wordt, is de toetsing minder zorgvuldig. De kans op herhaalde aanvragen en nieuwe procedures is dan aanwezig. Hoe kijkt de heer Van Haersma Buma daar tegenaan?
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Ik bedoel niet dat de procedure zelf anders moet. Dat is een AMvB-procedure: je krijgt een beschikking, je gaat naar de rechtbank en je gaat naar de Raad van State. Het verbaast mij echter dat je bij een herhaalde aanvraag nog een keer een procedure kan beginnen.
MevrouwKoşer Kaya(D66)
Op dit moment is volledige toetsing niet mogelijk. De D66-fractie heeft vaker voor volledige toetsing gepleit. Door dat wel mogelijk te maken, ontstaat een heel zorgvuldige procedure. De kans op een herhaald verzoek is daarbij niet meer aanwezig. Als u wilt voorkomen dat die herhaalde aanvragen er komen, dan moet u toch pleiten voor een volledige toetsing?
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Ik begrijp nu uw vraag. Het gaat over het initiatiefwetsvoorstel van uw fractie, van de heren Pechtold en Van der Ham. Vanochtend was ik toevallig bij een rechtbank waar men zei blij te zijn met die ex nunctoetsing, maar men vroeg ook om het hen niet aan te doen om volledig te moeten toetsen. Voor een rechtbank betekent dat namelijk dat het hele vluchtelingenverhaal volledig moet worden getoetst. Dat betekent dat al die diensten van de IND naar de rechters moeten worden verplaatst om te bekijken hoe het precies in dat land is gegaan. Het bestuur doet niet maar wat, maar heeft al een en ander heeft afgewogen als het een besluit neemt, bijvoorbeeld door ambtsberichten te bekijken en dergelijke. Vervolgens gaat het bestuur naar de rechter met de vraag of dit een beetje of, sterker nog, helemaal volgens de regels is gegaan en of er andere informatie bij moet worden betrokken. Wij zullen dit nog bespreken, maar u hoort wel dat ik kritisch ben over dat voorstel. Het lijkt mij buitengewoon moeilijk voor de rechtbanken.
MevrouwKoşer Kaya(D66)
Ik hoop dat de rechtbank niet een beetje toetst, maar gewoon toetst, het liefst volledig. Er zijn ook heel veel anderen uit het veld die aangeven dat die volledige toetsing juist erg zou helpen bij die zorgvuldige behandeling. Ik begrijp dus niet waarom een enkele rechter die opmerking ook voor de rest heeft gemaakt. Ik doel op al die anderen die er juist voor pleiten dat dit voortgang zou moeten hebben.
De voorzitter:
Mijnheer Van Haersma Buma, u kunt er nog op ingaan, maar ik heb al een antwoord op de vraag gehoord.
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Het antwoord is hetzelfde: ik zie niet hoe de rechtbanken dit allemaal in de praktijk gaan uitvoeren, inclusief de gerechtelijke plaatsopneming.
De voorzitter:
Gaat u door met uw betoog.
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Volgens mij heb ik al zo'n beetje alle vragen gesteld. Ik vraag mij nog wel even het volgende af. Deze wetgevingsoperatie heeft ook een capaciteitsverandering tot gevolg, alsook een kostenaspect. De eerste drie jaren worden er meer kosten verwacht, gevolgd door structurele besparingen. De invoering wordt dan budgettair neutraal genoemd. Als ik het goed begrijp, moeten er nu wel investeringskosten zijn. Wat zijn die kosten precies? Wat wordt in de toekomst verwacht? Als het op termijn goedkoper is, heb je op lange termijn daadwerkelijk een efficiencywinst. Is er in het vervolg inderdaad sprake van een efficiencywinst? Ik herhaal dat gesteld wordt dat de invoering budgettair neutraal is: de kosten aan het begin worden later terugverdiend. Uiteindelijk moet er toch een efficiënter systeem komen. Dat vind ik zinvol, omdat wij natuurlijk toch praten over een buitengewoon kostbare procedure. Om die voor Nederland verdedigbaar te houden, moeten wij die procedure ook efficiënt houden. Dit was mijn vraag over de kosten. Voor het overige heb ik al mijn vragen gesteld.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Voorzitter. De afgelopen jaren hebben wij rapport na rapport gehad, ook onderzoek na onderzoek en debat na debat over de tekortkomingen van de huidige procedures. De commissie-Scheltema was dan ook helder in haar kritiek. Dit geldt ook voor de ACVZ. De kern van de kritiek was kortweg: er was met onvoldoende zorgvuldigheid een en ander aangegeven, er waren te lange termijnen en het systeem werkte te traag en dat was in het nadeel van de asielzoekers.
Het is dus te prijzen dat dit kabinet erkent dat de Vreemdelingenwet 2000 verandering behoeft. In de afgelopen tien jaar heeft GroenLinks niet alleen het rechtsgehalte van de asielprocedure, maar ook dat van de reguliere verblijfsprocedures zien afnemen. Zoals ik al zei: bijna elk aspect, om niet te zeggen elk aspect van die vreemdelingenrechterlijke procedures is in de afgelopen jaren wel onderwerp van debat geweest, of het nu gaat over de AC-procedure, de opvangvoorzieningen, de 28-dagentermijn of de medische aspecten. Het is te veel om op te noemen.
Het onderhavige wetsvoorstel bevat een aantal verbeteringen waar GroenLinks blij mee is. Ik moet echter zeggen dat ik mijn slotoordeel nog wel enigszins voor mij houd, omdat ik ook een aantal kanttekeningen plaats bij het wetsvoorstel. Zo vraag ik mij af of het wetsvoorstel wel voldoet aan de wijze waarop GroenLinks graag een asielprocedure ziet, of het voldoet aan de rust die geboden zou moeten worden en of er bijzondere aandacht zal zijn voor kwetsbare groepen. Bij dit laatste denk ik bijvoorbeeld aan vrouwen van wie vermoed wordt dat zij in het land van herkomst of tijdens de vlucht verkracht zijn; ook denk ik dan aan lichamelijk of psychisch zieke mensen. Waarom is er bijvoorbeeld geen inhoudelijk criterium voor de AA-procedure? Daarbij moet het wat ons betreft gaan om duidelijk kansloze asielverzoeken. In hoeverre zullen de medische aspecten voldoende aandacht krijgen in de gehele procedure? Kortom, er is wel een aantal kanttekeningen bij het wetsvoorstel te plaatsen. Ik ga daar nu gedetailleerder op in.
Veel van de wijzigingen die nu voorgesteld worden, worden niet in de Vreemdelingenwet 2000 doorgevoerd, maar in lagere wetgeving, zoals het Vreemdelingenbesluit 2000 en de Vreemdelingencirculaire 2000. Wat mij betreft, moeten die wijzigingen via de Kamer gespeeld worden.
Ik wil beginnen met de invoering van de rust- en voorbereidingstijd. Het is heel goed om asielzoekers de rust, de tijd te geven om tot rust te komen en om zich op hun procedure te kunnen voorbereiden. Het is zaak dat er dan goede toegang bestaat tot medische, psychologische en rechtskundige hulp. De vraag is echter de volgende. Wij zitten met een soort dilemma. Enerzijds: zullen die zes dagen sec voldoende zijn? Er moet in die zes dagen namelijk ontzettend veel gebeuren. Ik noem een medisch advies, voorlichting door advocaat of rechtsbijstandsverleners en onderzoek naar documenten en naar identiteit. Kortom, hoe rustig is die rusttermijn eigenlijk? Immers, in de tussentijd gaan allerlei voorbereidende IND-werkzaamheden gewoon door. Dat is echter wel een tikkeltje een hypothetische situatie. Zoals de heer De Krom al aangaf: op dit moment is de gemiddelde wachttermijn in TNV 60 dagen. Het mag niet zo zijn dat die termijn van zes dagen ertoe leidt dat het bij wijze van spreken gestandaardiseerd wordt. De toegang tot rechtskundige hulp is alleen zinvol als de asielzoeker inhoudelijk kan worden voorbereid. Dan is die termijn wel heel krap, als daarin ook de vertaling van documenten moet worden aangevraagd en ontbrekende documenten moeten worden opgespoord. Ik vraag mij af, dit meen ik oprecht, in hoeverre er sprake zal zijn van een concrete rusttermijn. Bovendien kijk ik naar het AC Schiphol. De rust- en voorbereidingstijd worden door de staatssecretaris als een fundamenteel onderdeel van de verbeterde procedure gezien. Het is voor haar cruciaal om die procedure te volgen. De asielzoeker kan zich goed voorbereiden et cetera, maar vervolgens is dit niet van toepassing op de mensen die zich melden op het AC Schiphol. Ik vind dit een fundamentele lacune en ik vind dat de staatssecretaris daaraan voorbijgaat in haar memorie van toelichting en in de antwoorden op de vragen van de verschillende fracties. Hoe ziet zij het precies? In hoeverre kan zij staande houden dat de procedure op het AC Schiphol zorgvuldig zal zijn? Ik kan mij dat nauwelijks voorstellen, zeker omdat een fundamenteel onderdeel niet zal worden geboden van wat zij zelf naar voren brengt als wezenlijk voor de zorgvuldigheid.
Medisch advies staat nu geformuleerd als een kanbepaling, maar waarom niet als een mogelijkheid die verplicht aangeboden dient te worden? Ik heb het niet over een verplichting voor de asielzoeker, die moet er vrijwillig op ingaan. Ik vind dat er in de wetstekst geen twijfel over mag bestaan. Ik weet dat de staatssecretaris dit ook zo ziet, maar ik zie het graag zo concreet en duidelijk mogelijk in de wetstekst, dan haal je de onzekerheid er uit.
Het medische advies mogen we geen medische check meer noemen, omdat die te veel inhoudt en in zekere zin te concreet wordt. Maar wat houdt dat advies precies in? Het klinkt allemaal tamelijk algemeen. Wat wordt precies de functie van het medisch advies? Komt het erop neer dat het vooral van belang is voor de beoordeling of iemand gehoord kan worden en of die lichamelijk gezond genoeg is om gehoord te worden? Of betekent het dat er ook anders tegen de verklaring kan worden aangekeken, omdat medische factoren de verklaringen kunnen hebben beïnvloed? Hoe wordt in het medisch advies de MAPP-problematiek getackeld? Is het haalbaar in zo'n korte sessie? De staatssecretaris zegt dat zij niet van plan is om er een langere tijd aan te verbinden, zoals bij de zogenaamde MOG van Amnesty International, die twee à drie uur kost. Hoe lang duurt dit medische advies? Wat is het verschil tussen dit medische advies en de intake op het AC? Zal het een paar vraagjes meer zijn, dus meer vinkjes bij wijze van spreken? Ik hoop van niet. Ik hoop dat het veel grondiger is dan nu uit de teksten lijkt.
Ik sluit mij aan bij de vragen van mevrouw Van Velzen. Waarom laten wij dit niet doen door sociaal geneeskundigen? Het lijkt mij van groot belang dat je vanaf het begin zo zorgvuldig en grondig mogelijk onderzoekt, juist als je spreekt over het tackelen van het probleem dat medische problemen zich gaandeweg de procedure openbaren. Daarom stel ik de vraag waarom die sociaal geneeskundige niet centraal wordt ingesteld.
Ook als het gaat om een medisch steunbewijs blijft de tekst tamelijk vaag. Het is prima dat het verduidelijkt wordt in de Vreemdelingencirculaire, maar de vraag blijft hoe het medische advies zich verhoudt tot dat medisch steunbewijs. Het wordt duidelijk dat de asielzoeker het zelf moet gaan regelen en organiseren, maar hoe moet die dat doen? Kan de staatssecretaris duidelijkheid geven hoe zij dit voor zich ziet of in hoeverre het een hypothetische mogelijkheid blijft? Het lijkt mij een tamelijk ingewikkeld gegeven. Hoort de overheid daarin niet sowieso ondersteuning te bieden, conform artikel 4, lid 1, van de Definitierichtlijn? Ik hoor graag waarom de staatssecretaris daarvan niet gewoon een regulier onderdeel maakt, in die zin dat het medische steunbewijs wordt geregeld, dat er ruimte voor is en niet achteraf via eventuele adviezen van Amnesty International. Volgens mij kun je als asielzoeker daar toevallig bij terechtkomen. Ik vind dat dit standaard moet en niet op basis van willekeur.
Amnesty International heeft een medische onderzoeksgroep, de MOG, die die medische aspecten in kaart brengt. De staatssecretaris blijft te vrijblijvend in haar toezeggingen wat zij precies met de uitkomsten van zo'n medische onderzoek doet.
Over de medische zorg komen wij nader te spreken, ook naar aanleiding van de brief van de staatssecretaris die om 16.03 uur is verstuurd over de uitvoering van de motie-Spekman. Wij brengen die uitgebreide brief over de medische aspecten, over artikel 64 en over fundamentele wijzigingen die zij voorstelt nu in dit wetgevingsoverleg, maar wij moeten daar, misschien nog voor het reces en zeker in het nieuwe jaar, uitgebreider over komen te spreken dan nu het geval is. Want wat de staatssecretaris voorstelt, heeft nogal wat gevolgen, waarover ik graag nader wil komen te spreken.
Hoe om te gaan met een zieke asielzoeker? Naast de normale asielprocedure kan een parallelle medische procedure worden gestart. Als er eerder een definitieve asielbeslissing valt dan een beslissing op de medische procedure, zal tijdelijk artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 worden toegepast. Dat voorstel van de staatssecretaris is wat mij betreft te kort door de bocht. Zij gaat veel te gemakkelijk voorbij aan de beperkte rechtspositie die een asielzoeker heeft als het gaat om het uitstel van vertrek verlenen. Dat is een heel andere positie die aan de asielzoeker wordt verleend dan als het gaat om een verblijfsvergunning op grond van medische aspecten. Ik wil daarop nu graag van de staatssecretaris een betere toelichting, want ik schrok van de brief en van haar toelichting, ook gezien het feit dat er op bladzijde 20 heel gemakkelijk wordt gesteld dat er wel leges verschuldigd zullen zijn. Ik vind dat de staatssecretaris daarmee opnieuw voorbijgaat aan de situatie zoals die nu is en aan het feit dat dit een fundamentele verslechtering is van die situatie.
Over naar de algemene asielprocedure, die misschien wel de kern is van dit debat. Pas in die algemene asielprocedure start de asielaanvraag. Ik zei al dat de gemiddelde wachttermijn in de TNV op dit moment 60 dagen is. Dat kan betekenen dat men heel lang moet wachten. Waarom kan de asielzoeker niet als hij heeft bepaald dat hij genoeg rust heeft gehad op eigen gelegenheid besluiten een asielaanvraag in te dienen? Waarom is dat onmogelijk? Waarom heeft de staatssecretaris in haar beantwoording aangegeven dat zij dat niet wenselijk vindt? Nu wordt de RVT, de rust- en voorbereidingstijd, voorgesteld als rust- en voorbereidingstijd, maar het moet natuurlijk niet zo zijn dat dit een soort ik-zet-je-in-de-ijskasttijd wordt voor de asielzoeker, dat allerlei vertragingen zich daar ophopen en dat dit geen consequenties heeft voor de staatssecretaris, omdat er nog geen asielaanvraag is ingediend. Dat vind ik een gevaar dat uit de tekst naar voren komt. De staatssecretaris gaat daar volledig aan voorbij in haar beantwoording.
Als het gaat om die algemene asielprocedure zou dat een aanzienlijke verbetering moeten zijn, maar zoals de ACVZ al in haar brief van maart 2009 aangaf, kiest de staatssecretaris aan de ene kant voor een kleine verbetering van de huidige AC-procedure. Zij stelt het voor alsof er iets fundamenteel groots verandert. Er komen dagen bij – hiep, hiep, hoera, laten wij vooral ballonnen oplaten met een enorm fanfareorkest erbij – maar als ik dan ga kijken wat het nu echt concreet voorstelt, stelt dat mij een tikje teleur, om het maar eufemistisch te zeggen. Want laten wij wel wezen, hoe veel meer tijd zal er nu zijn? Wij zien dat een advocaat nu twee weken de tijd heeft voor het indienen van correcties en aanvullingen en straks één dag, en dat er voor het indienen van een zienswijze een verkorting is van vier weken naar één dag. Dat zijn aanzienlijke beperkingen in de termijnen, waar vooral de IND van profiteert en niet advocaten, rechtsbijstandsverleners en zeker niet asielzoekers.
Ook is onduidelijk hoe bijvoorbeeld voorzieningen zoals tolken beter zullen worden geregeld in de huidige procedure, terwijl dat in de afgelopen jaren regelmatig tot grote vertragingen en problemen heeft geleid. Ik wil dus graag van de staatssecretaris horen waarom zij denkt dat die acht kalenderdagen – omdat AC Schiphol ook in het weekend open is, wat betekent dat meteen alles op die acht kalenderdagen wordt geworpen – nu zo'n fundamentele verbetering vormen van de huidige procedure.
Ook de positie van kwetsbare groepen in deze asielprocedure baart mijn fractie zorgen. Het ontbreekt immers aan een duidelijk inhoudelijk criterium. Daar wil de staatssecretaris niet aan, maar bijvoorbeeld het project MAPP, Meldpunt voor Asielzoekers met Psychische problemen, bewees wel hoe belangrijk het is om asielzoekers vooraf te onderzoeken op de vraag of zij wel consistent en coherent kunnen verklaren over hun asielrelaas, omdat anders te snel afwijzing van het asielverzoek volgt. Hoe worden kwetsbare asielzoekers nu snel en doeltreffend opgespoord en, indien nodig, doorgestuurd naar de verlengde procedure? Daarop wordt nauwelijks ingegaan in de beantwoording van de staatssecretaris. Waarom is er bijvoorbeeld wel een uitzondering voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen onder de 12 jaar, maar niet voor vrouwen die als gevolg van trauma's en angst voor ontdekking vaak niet meteen het seksueel geweld waarmee ze geconfronteerd zijn kunnen of durven te vertellen? De staatssecretaris heeft zich als Kamerlid hiervoor ook vaak hardgemaakt. Het verbaast mij dat een dergelijke groep – kinderen boven de 12 jaar– volstrekt terzijde worden geschoven als kwetsbare groep. Het is een gemis dat er geen inhoudelijk criterium wordt gegeven voor de afdoening in de algemene asielprocedure. Ik geloof best dat er iets meer ruimte is voor asielzoekers in de nieuwe, voorgestelde asielprocedure, maar wat mijn fractie betreft moet er een duidelijke afbakening zijn tussen afdoening in de algemene asielprocedure en de verlengde procedure, zeker omdat de staatssecretaris voorstelt om twee keer zoveel zaken in de algemene asielprocedure te behandelen.
Tot slot, als het gaat om de procedure en de rust- en voorbereidingstijd, de continuïteit. We hebben daarover ook in het vorige algemeen overleg, iets korter dan een jaar geleden, gesproken. GroenLinks is het met de staatssecretaris eens dat snelheid geboden is, maar juist vanwege de zorgvuldigheid moet er sprake zijn van continuïteit als het gaat om degene die de asielzoeker bijstaat. Hoe gaat de spreekuurvoorziening daarin voorzien? De staatssecretaris stelt het voor en het klinkt sympathiek, ik lees tenminste dat het sympathiek is, maar vervolgens denk ik: waarom is dit sympathiek? In welk opzicht zal dit tot de continuïteit leiden die wij en hopelijk ook de staatssecretaris zouden willen?
Ik kom op artikel 83. Het wetsvoorstel is erop gericht om de asielprocedure te verbeteren en er zo voor te zorgen dat er minder doorgeprocedeerd wordt en er minder herhaalde aanvragen zijn. Daarom wordt die rechterlijke ex nunc toets uitgebreid. Tot nu toe toetste de rechter alleen op de feiten die de IND wist toen zij een besluit nam. Feiten die daarna bekend werden, nam de rechter niet mee in zijn beoordeling. In de toekomst zullen deze feiten wel betrokken worden in het rechterlijk oordeel. Dat is goed nieuws en daar ben ik echt blij mee. De keerzijde is wel dat vreemdelingenrechters uitvoeriger onderzoek zullen moeten doen, waardoor de werklast van de rechters toeneemt. De zittende magistratuur, zijn mensen die heel welbeleefd zijn en niet snel met de vuist op tafel slaan als het gaat om problemen in de eigen sector. Wanneer ik de brieven zie die vanuit de zittende magistratuur naar de Kamer zijn gestuurd, dan maak ik me toch zorgen dat de rechtbanken dit uitvoeriger onderzoek niet op een zorgvuldige manier zullen kunnen uitvoeren en dat er meer rechters en misschien ook wel meer budget nodig zullen zijn voor deze zaken. De staatssecretaris gaat daar niet op in. Misschien bestaat het probleem niet als je er niet op ingaat, maar dat is een beetje kort door de bocht. We zijn straks bezig met de realiteit, met de praktijk, en de staatssecretaris dient zich daarop voor te bereiden. Als je zwaardere en veel meer zaken – twee keer zoveel – plus een ex nunctoetsing aan de rechterlijke macht toewijst, dan kan dat niet anders betekenen dan dat er meer geld bij komt kijken. Dat is ook duidelijk geworden in de EAUT, maar het heeft geen gevolgen gehad voor het budget.
Tot slot, is het vol genoeg? Deze vraag hebben meer fracties naar voren gebracht, onder andere die van mevrouw Van Velzen, en deze zal waarschijnlijk ook door andere fracties naar voren worden gebracht. Hoe vol is de toets die de staatssecretaris nu voorstelt? Welke beperkingen blijven bestaan waardoor relevante nieuwe feiten en omstandigheden niet zullen kunnen worden meegenomen in de beroepsprocedure? Te veel geluiden van deskundigen, die zich hebben gebogen over het wetsvoorstel, geven aan dat de kabinetsplannen op gespannen voet blijven staan met het Gemeenschapsrecht, dat het Europees Hof nu eenmaal een volle rechterlijke ex nunc toets eist en dat daarin zou moeten worden voorzien. Graag dus een toelichting waarom niet gekozen is voor een veel vollere toets dan nu het geval is. Bovendien hoop ik dat de staatssecretaris kan garanderen dat deze wetswijziging niet alsnog wordt uitgelegd als een marginale toets. Ik ga daar niet van uit, maar de wetgeving met betrekking tot de Vreemdelingenwet 2000 beoogde die marginale toets destijds ook niet. Dat maakte de Raad van State ervan. Ik hoor graag van de staatssecretaris dat dit deze keer niet het geval zal zijn.
Dan iets over het rechtmatig verblijf en de opvang. In de nieuwe systematiek krijgt een asielzoeker eerst zes dagen rusttijd voordat hij of zij officieel een asielverzoek kan indienen. In hoeverre geldt wat deze termijn betreft dat asielzoekers dan rechtmatig verblijf in Nederland genieten? Het is mij ook niet helemaal duidelijk wanneer de termijn van de asielaanvraag gaat lopen. Gaat die lopen als iemand kenbaar heeft gemaakt dat hij of zij asiel wil vragen, of gebeurt dat op de datum waarop het asielverzoek officieel wordt ingediend?
Na de algemene asielprocedure krijgt de afgewezen asielzoeker nog vier weken opvang, dit onder druk van de gemeenten die een sluitende aanpak van de asielketen eisen. Wij vinden overigens dat sprake moet zijn van opvang tijdens de gehele procedure, ook indien uitzetting niet mogelijk is buiten schuld van de asielzoeker. Rechters kunnen, gelet op de termijn van vier weken, volgens mij absoluut niet toezeggen dat ze alle voorlopige voorzieningen in vier weken behandelen. Ze doen wel hun best, maar ook bij de huidige AC-zaken kunnen ze de voorlopige voorziening vaak niet binnen vier weken behandelen. In de voorgestelde regeling gaat het echter om veel meer en veel ingewikkelder zaken. De regering neemt volgens mij welbewust het risico dat mensen na vier weken op straat worden gezet, terwijl de rechter nog niet naar het verzoek heeft kunnen kijken. Als de staatssecretaris zo vol vertrouwen is dat dit de rechters wel zal lukken, dan kan zij de opvang toch gerust koppelen aan de uitspraak van de rechters? Nu getuigt een en ander van weinig vertrouwen in de rechter. Daar komt bij dat de opvangrichtlijn verplicht om opvang te verlenen zo lang nog niet definitief is beslist. Ook mag de asielzoeker de beslissing afwachten. Richtlijnen moeten worden geïmplementeerd via een wet of een algemeen verbindende maatregel en niet via de praktijk, zoals nu gebeurt. Ik krijg daar graag een reactie op. De staatssecretaris spreekt zichzelf ook tegen. Zij wil minder herhaalde aanvragen en procedures, maar door de automatisch schorsende werking en het onthouden van opvang wordt een veelheid van andere procedures gecreëerd, zoals de voorlopige voorziening voor de schorsende werking en een procedure om de opvang te behouden. Daar kan de vreemdelingenrechter niet over beslissen. Voor elk verzoek dat nu automatisch leidt tot schorsende werking en het onthouden van opvang, hangende het beroep, komen er nu procedures extra. Ik vraag mij af of dat een verbetering is van de huidige AC-procedure. Ik verzoek de staatssecretaris daarop in te gaan.
Wij komen nog te spreken over de brief over de uitvoering van de motie-Spekman. Ik betrek daarbij de brief van de staatssecretaris van 7 oktober, waarover wij een uitgebreid schriftelijk overleg hebben gehad. Dat hebben wij afgelopen donderdag of vrijdag binnengekregen.
Ik concludeer dat deze verbeteringen een begin zijn, maar ze dragen niet bij aan meer zorgvuldigheid, want de asielzaken moeten nog steeds in een te korte tijd worden afgewerkt. De versnelde procedure wordt de algemene procedure, maar de verlengde procedure blijft buiten bereik van veel asielzoekers. Dat is vragen om ellende. Ik vraag mij af in hoeverre dit het aantal vervolgaanvragen zal terugdringen.
Ik wijs voorts op een ander probleem dat tot nu toe buiten beschouwing is gelaten. De afgelopen jaren ging het niet alleen om herhaalde verzoeken en procedures die lang duurden. Ook de IND werkte te traag. De staatssecretaris is in de schriftelijke vragenronde ingegaan op de oplossing van dit probleem door middel van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig betalen, maar ik vraag mij af of dit een oplossing is. In het huidige voorstel zitten volgens mij te weinig prikkels om het werk van de IND te verbeteren. De IND heeft de afgelopen jaren zijn best gedaan. Dat erken ik. Er heeft een flinke reorganisatie plaatsgevonden. Er is ook veel minder instroom geweest. Mijn vraag is in hoeverre het voor een lerende organisatie als de IND niet van nut zou zijn om een commissie van toezicht te hebben, net als de AIVD. Wij zien dat de CTIVD, die haar werk doet als commissie van toezicht bij de AIVD, een heel goede functie heeft voor het werken van de AIVD, omdat zij ervoor zorgt dat de AIVD scherp blijft. Daar waar nodig wordt gecorrigeerd en dat gebeurt op een objectieve en onafhankelijke manier. Waarom zou zoiets niet kunnen voor de IND? Het gaat om een commissie van toezicht die klachten kan behandelen, maar die ook zelfstandig en eigener beweging onderzoek kan doen naar het functioneren van de dienst en die de staatssecretaris en de minister zou kunnen adviseren. Wellicht kan zij, in het geval van de IND, een rol spelen in het tot stand komen van individuele ambtsberichten. Juist daarin zie ik voor een commissie van toezicht een grote functie in het geheel, zodat wij geen rapporten meer nodig hebben van de Algemene Rekenkamer of van de Nationale Ombudsman over allerlei kleine zaakjes, maar dat wij echt kunnen kijken naar de werking van de IND. Daarmee kunnen wij onze parlementaire controle op een objectieve en onafhankelijke manier uitoefenen, waar de IND als lerende organisatie heel veel baat bij zou kunnen hebben. Ik ben heel benieuwd naar wat de staatssecretaris hierover kan zeggen.
De voorzitter:
Ik hoorde u tussendoor zonder het te noemen een ordevoorstel doen om de tweede brief met de antwoorden opnieuw te agenderen, samen met de brief die vandaag is ingekomen. Het lijkt mij goed om dat even terug te nemen naar de procedurevergadering van 17 december. Dan doen wij die brief dus niet af hier.
De heerVan Haersma Buma(CDA)
De heer Spekman heeft een mede door mij ondertekend amendement ingediend op het terrein van de medische asielzoekers. Dat is een amendement op de begroting en daarover moet voor het einde van het jaar gestemd worden.
De heerSpekman(PvdA)
Ik sluit mij daarbij aan. Ik ben overigens van mening dat wij voortgang moeten maken. Wij willen uiteindelijk iets met de noodopvang, maar dan moet het Rijk zelf ook iets doen. Ik vind het van belang dat de staatssecretaris doorgaat met de voorbereiding van het uitvoeren van de motie die door de Kamer is aangenomen.
MevrouwVan Velzen(SP)
Als wij toch een openbare procedurevergadering houden: wij hebben niet eens de tijd gehad om de brief over de medische bijstand goed te bestuderen, laat staan dat wij die met anderen konden bespreken.
De voorzitter:
Het gaat niet over de brief over de medische bijstand. Die komt sowieso op een ander moment aan de orde. Ik hoorde echter mevrouw Azough tussendoor zeggen dat zij daarop wilde terugkomen samen met de brief die nu wel op de agenda staat.
MevrouwVan Velzen(SP)
Ik steun het verzoek van GroenLinks.
De heerAnker(ChristenUnie)
In verband met de zaken die lopen in de noodopvang vind ik het prima om de brief van de heer Spekman voor kennisgeving aan te nemen, zodat wij verder kunnen gaan.
De voorzitter:
Dat is niet aan de orde! Aan de orde is de vraag of de brief die daaraan voorafging over rechtsbijstand en medische problematiek vandaag samen met dit wetsvoorstel wordt afgedaan.
Goed. Ik begrijp dat alleen de brief die vandaag is binnengekomen terug in de procedurevergadering komt.
De heerAnker(ChristenUnie)
Hoewel wij discussiëren over wat wij vandaag wel en niet bespreken en er natuurlijk voortdurend stukken bijkomen, is mijn eerste zin toch nog dat wij vandaag eindelijk over de nieuwe asielwetgeving spreken. Daar hebben wij lang op gewacht. Nu de wetgeving er uiteindelijk ligt, lijkt het uiteindelijk toch nog een heel bescheiden stuk wetgeving te zijn van slechts een aantal artikelen. De meeste spanning zit natuurlijk in de uitwerking van deze wetgeving en in het Vreemdelingenbesluit. Ik merk ook aan alles dat wij in dit debat daarop vooruit grijpen.
Dit kabinet heeft een nieuwe koers ingeslagen met het asielbeleid en met het vreemdelingenbeleid in het algemeen. In de beleving van mijn fractie volgt de nieuwe koers drie sporen. Het eerste spoor was de uitvoering van het generaal pardon, dit met onder meer het doel om een groot aantal dossiers eindelijk af te kunnen ronden en mensen niet langer in onzekerheid te houden. Het tweede spoor is het verbeteren van de asielwetgeving. Wij willen niet meer dat mensen wonen in hun asielprocedure. Het is van belang dat men zo snel mogelijk weet waar men aan toe is. Het derde spoor is het realiseren van meer terugkeer van uitgeprocedeerden en het tegengaan van illegaliteit. Uit de laatste rapportage van de vreemdelingenketen hebben wij kunnen constateren dat die terugkeer langzamerhand ook gauw komt, maar ik geef grif toe dat het een belangrijke ambitie blijft.
Vandaag spreken wij dus over het tweede spoor, de verbeteringen van de asielwetgeving. Het doel van de verbeteringen is om de procedures te verkorten en het aantal herhaalaanvragen te beperken. Dat laatste moet vooral worden bereikt door zo veel mogelijk feiten mee te nemen in de algemene asielprocedure.
Ik wil toch een opmerking maken. Wij zijn er bijna allemaal in de een na laatste week voor het kerstreces, maar ik mis toch een collega die zo vaak heeft gezegd dat er een eind moet komen aan vreselijk lange procedures, de heer Fritsma. Ik had hem vandaag echt verwacht met een gereedschapskist vol amendementen. Ik vind het jammer dat hij er niet is, want hij had een keertje wat meters kunnen maken.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Ik ben een beetje verbaasd over de verbazing. Het lijkt mij eerlijk gezegd heel voorspelbaar en logisch dat de heer Fritsma er niet is, als het gaat om inhoudelijke wetsvoorstellen.
De voorzitter:
Daar hoeft u niet op te reageren.
De heerAnker(ChristenUnie)
Ik heb gewoon een primaire emotie uitgesproken.
MevrouwVan Velzen(SP)
Als mensen hier niet komen en dus zwijgen, ga ik ervan uit dat zij toestemmen. Anders ben je ongeloofwaardig, zeker als PVV'er.
De heerAnker(ChristenUnie)
Voorzitter. Ik moet doorgaan, want nu gaan wij via mij met de heer Fritsma debatteren, die ikzelf heel erg mis. En mevrouw Verdonk; het is allemaal wat.
Bijna een jaar geleden spraken wij in een algemeen overleg over de hoofdlijnen van de nieuwe procedure. Destijds waren er nogal wat zorgen over hoe de nieuwe procedure er uit zou zien. Dat heeft naar ik vermoed bij veel aanwezigen op de publieke tribune, die ik formeel niet mag aanspreken, ook tot veel zorgen geleid. Het heeft tot heel veel discussies geleid. Ik herinner mij nog een bijeenkomst, een expertmeeting in Sociëteit De Witte hiernaast met daarin een brede schakering van mensen uit het veld der non-gouvernementele organisaties. Er zijn nog steeds wat kritische geluiden, maar ik heb ook kunnen constateren uit alle brieven die wij hebben gekregen van organisaties dat een aantal zorgen die er toen waren er nu niet meer zijn. Ik vind dat op zichzelf een compliment waard. In de memorie van toelichting en in de nota naar aanleiding van het verslag lees ik wat een ontzettend uitgebreid consultatieproces er is geweest. Dat is een goede zaak en dat moet ook, want wij hebben te maken met een ontzaglijk complexe keten van diensten die dicht bij het Rijk staan zoals de IND, tot diensten die eigenlijk helemaal tegenover het Rijk staan, namelijk de advocatuur, of die helemaal onafhankelijk zijn, de rechters en alles wat daaromheen staat. Het is van belang dat met al die mensen goed wordt gesproken.
Ook wij hebben nog wat opmerkingen en vragen. Om te beginnen zijn er dingen waarmee wij blij zijn. De ChristenUnie is erg blij dat met deze nieuwe procedure een einde komt aan de 48-uursprocedure. Die was te kort en te krap. Snelheid is goed, maar de zorgvuldigheid moet gegarandeerd zijn. Een slordige procedure leidt alleen maar tot vervolgprocedures. Ik krijg wel eens het idee dat de 48-uursprocedure was bedacht om de obligate backpacker weer terug te sturen. De procedure werd natuurlijk voor veel meer dingen ingezet.
De ChristenUnie is ook blij met de voorgestelde verruiming van het huidige toetsingskader van artikel 83 van de Vreemdelingenwet en daarmee de uitbreiding van de mogelijkheden om nieuwe feiten en omstandigheden en nieuw beleid in de beroepsprocedure mee te nemen. Dit kan een belangrijke bijdrage leveren aan het voorkomen van herhaalde aanvragen. Ondanks de kritiek vanuit de Raad voor de rechtspraak ziet men ook daar de meerwaarde en voorziet men zelfs na een in eerste instantie iets hogere werkdruk toch een verlaging van de werklast doordat er geen herhaalde procedures zijn.
De nieuwe asielprocedure wordt voorafgegaan door een rust- en voorbereidingstermijn. Als het goed is, komt dit de zorgvuldigheid ten goede. Die rust- en voorbereidingstermijn wordt gebruikt om de documenten op orde te krijgen. VluchtelingenWerk en de rechtsbijstand mogen dan ook al helpen bij de voorbereiding van de procedure. Het is goed dat er op die kwalitatieve voorbereiding wordt ingezet. Het is ook correct dat die voorbereidende handelingen ten faveure van de asielzoeker zijn. De staatssecretaris stelt in een toelichting op de nota van wijziging dat in het kader van de toepassing van de Dublinverordening reeds in de rust- en voorbereidingstermijn de nodige stappen kunnen worden gezet, zoals het indienen van een claim indien blijkt dat de vreemdeling eerder in een andere lidstaat heeft verbleven. Op zichzelf valt dat te begrijpen. Je moet niet onnodig tijd verloren laten gaan, als duidelijk is dat mensen terug moeten. Wel vraag ik mij af hoe dit zich verhoudt tot de waarborgen uit de Dublinverordening ten behoeve van onder andere minderjarigen en statushoudende gezinsleden. VluchtelingenWerk heeft dit punt onder onze aandacht gebracht. Scheert de staatssecretaris vluchtelingen in de RVT over een kam met illegale vreemdelingen die op Nederlands grondgebied worden aangetroffen of met vreemdelingen die een asielverzoek hebben ingediend? Het is toch een van tweeën. Graag krijg ik duidelijkheid daarover.
MevrouwVan Velzen(SP)
Ik heb twee vragen aan de heer Anker. U zegt terecht dat de 48-uursprocedure te vol en te kort was. Maar waarom bent u dan zo tevreden over de nieuwe procedure, die acht kalenderdagen inhoudt en in aantal uren eigenlijk amper verschil maakt?
De heerAnker(ChristenUnie)
Dat ben ik niet met mevrouw Van Velzen eens. Het gevolg van de 48-uursprocedure was dat men voor het voornemen tot besluit ongeveer twee uur de tijd had. Dan moest de zaak eerst nog vertaald worden enzovoort. In deze algemene procedure hebben we een dag voor de IND, een dag voor de asielzoeker, een dag voor de IND, een dag voor de asielzoeker. Volgens mij geeft deze veel meer flexibiliteit om mee te kunnen werken, in plaats van dat je een fax binnenkrijgt en bij wijze van spreken aan het einde van de middag moet constateren dat je te laat bent om nog een zienswijze in te dienen. Ik zie daar dus wel degelijk een verruiming in.
MevrouwVan Velzen(SP)
Die mening deel ik niet. Ik zie nog steeds een te volle procedure.
U stelde net een kritische vraag over de Dublinprocedure, namelijk of het terugclaimen van Dublinclaimanten tijdens de rust- en voorbereidingstijd zou moeten gebeuren. Vreemde zin, het betekent eigenlijk uitzetten naar het land waar de eerste aanvraag is ingediend. Als u daar kritisch over bent, bent u dan van mening dat het niet zou moeten gebeuren, en dat de staatssecretaris die Dublinclaimanten ook zes dagen de rust zou moeten geven voordat de procedure en dus het terugsturen in zouden moeten gaan?
De heerAnker(ChristenUnie)
Ik kan me heel goed voorstellen dat op het moment dat duidelijk is dat iemand onder de Dublinprocedure valt en dus terug zou moeten naar het land van de eerste asielaanvraag, men daar niet al te lange tijd mee wacht, en degene niet de hele procedure instuurt. Ik vind dat een logische zaak. Op het moment dat VluchtelingenWerk dit aankaart en zegt dat men even moet wachten, zijn die mensen nog niet in de asielprocedure waardoor ze allerlei randvoorwaarden en waarborgen missen. Daar moeten we wel scherp op zijn. Ik ben erg van het meters maken en ik begrijp dat dit ook het idee is achter dit voorstel van de staatssecretaris. Ik vraag dit omdat ik niet wil dat wij een mooie procedure aan het maken zijn en dan over een tijdje door het Europese Hof worden teruggefloten. Ik vind dat wij dat op een goede manier moeten regelen. Het moge duidelijk zijn dat ik het EVRM daarin niet als een last zie, maar als een groot instrument dat wij hebben om de rechten van de mens in de gaten te houden. Ik neem dit heel serieus.
MevrouwVan Velzen(SP)
De heer Anker zegt terecht dat deze wet op dit punt niet bij het Europese Hof zou moeten stranden, maar de staatssecretaris heeft al aangegeven dat ze daar geen enkele twijfel over heeft. De wet is Europese Hof-"proof", maar de heer Anker blijft met twijfels zitten. Dan is het antwoord natuurlijk voorspelbaar. De staatssecretaris gaat nog een keer zeggen wat ze ons al schriftelijk heeft medegedeeld. Wat zijn de woorden van de heer Anker dan waard? Wat gaat hij concreet ondernemen? Neemt hij eigen initiatief, komt hij met voorstellen, amendementen, moties of wil hij nog een keer het al geëffende pad bewandelen?
De heerAnker(ChristenUnie)
Dat is altijd interessant. Ik doe het zelf ook graag, vooruitkijken wat er allemaal precies gaat gebeuren. Ik stel nu in dit wetgevingsoverleg een vraag aan de staatssecretaris. Ik verwacht dat zij daar serieus op antwoordt. Ik weet niet of ik dat zo moet gaan invullen zoals u dat nu al bij voorbaat invult. We zullen in de tweede termijn zien wat nodig is. Die vraag is ons voorgelegd en ik ben daar heel benieuwd naar.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Ik heb dezelfde vraag, en ik ben benieuwd wat de fractie van de ChristenUnie in de tweede termijn zal zeggen.
De heerAnker(ChristenUnie)
Blijkbaar weten de fracties van de SP en GroenLinks al precies wat de staatssecretaris gaat zeggen.
Dan kom ik bij het medisch advies. Het medisch advies moet sneller duidelijkheid geven over eventuele medische aanvragen. Ik mis in de stukken nog wel hoe de resultaten van het advies mee worden genomen in het gehoor. Er wordt wel gezegd dat bepaalde indicaties eventueel worden meegenomen voor een medische aanvraag. Maar iemand die getraumatiseerd is, zou misschien wel verhoord kunnen worden, maar alleen onder speciale omstandigheden, met een verhoorder die speciale instructies heeft gekregen. Eigenlijk datgene waarvoor de map bedoeld is, mis ik in deze beantwoording. Er zou namelijk een meerwaarde voor iedereen in kunnen zitten, dat mensen niet nodeloos blijven wachten op een procedure omdat de IND niet weet hoe die ermee verder moet. Het is daarbij ook van belang dat de IND wat schot krijgt in zo'n zaak. Ik krijg hierop graag de reactie van de staatssecretaris.
Een aantal fracties heeft het dilemma geschetst of je zo'n medische adviesaanvraag wel verplicht mag stellen. Ik zie er ook wel wat juridische bezwaren tegen, maar tegelijkertijd zou het iedereen helpen, ook de asielzoeker zelf, als dit gebeurt. Is er op dit punt inderdaad niet meer mogelijk? Ik zou het liefste hebben dat wij niet later te horen krijgen van mensen: eigenlijk had ik ook nog wel wat klachten waar ik eerder niet over heb gesproken. Dit soort zaken moet wel eerder naar voren komen.
Bij het eerste debat over de nieuwe asielprocedure in december hebben wij ook gesproken over de opvang van rechtmatig verblijvenden. Het gaat dan om mensen die aan het eind van hun asielprocedure zijn gekomen maar die bijvoorbeeld nog een kind in procedure hebben of medische problemen hebben. Het gaat om mensen die proberen terug te keren zonder dat het lukt. Ofwel gaat het om schrijnende gevallen. De staatssecretaris heeft december vorig jaar toegezegd om de mogelijkheden voor opvang van categorieën anders dan de medische categorieën, ook mee te nemen in de ex ante-uitvoeringstoets. Uit de stukken begrijp ik dat dit met de medische groep is gebeurd maar ten aanzien van de andere groep lees ik dat ernaar gekeken is maar dat er vooral principiële redenen zouden zijn om deze groep niet op te vangen. Er zou dan onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende groepen reguliere aanvragers. Dit zijn mensen die ons voor een voldongen feit stellen, namelijk dat zij in Nederland zijn na een asielprocedure en dat onderscheid zou dan niet gemaakt kunnen worden. Of ze hier nu mogen blijven of teruggaan, wij hebben er alle belang bij dat deze mensen in beeld blijven. Als het bijvoorbeeld gaat om de groep "buiten schuld" heb ik veel liever dat die vanuit een opvangsituatie probeert terug te keren of dat vanuit die opvangsituatie geconstateerd moet worden dat terugkeer niet lukt, dan dat deze groep verblijft op straat of onder een brug. Ik vraag de staatssecretaris nogmaals om serieus te kijken naar wat er mogelijk is voor deze groep. Ze had dit overigens al toegezegd maar ik vraag dit natuurlijk ook met het oog op de nieuwe procedure en tevens met in achterhoofd datgene wat wij aan de gemeenten beloofd hebben, namelijk dat wij zouden proberen de mensen in de procedure opvang te bieden zodat ze geen gebruik behoeven te maken van de noodopvang. Dit is mijnerzijds een serieus verzoek aan de staatssecretaris. Ik heb erover ook een motie voorbereid. En als ik de vorige sprekers heb gehoord, ben ik op dat punt niet de enige. Wat mij betreft proberen wij het uitgangspunt te laten zijn dat wanneer deze mensen rechtmatig in Nederland zijn, ze opvang krijgen. Ik begrijp heel goed de belangrijke slag om de arm die daarbij gemaakt moet worden, in de zin dat het een aanzuigende werking kan hebben en dat er misbruik van kan worden gemaakt. Oftewel het filter is van cruciaal belang. Ik ben eerlijk gezegd niet echt overtuigd door de principiële argumentatie van de staatssecretaris op dit punt. Die heb ik niet eerder gehoord toen wij het hierover hadden. Het was weliswaar twee weken geleden bij het debat over het generaal pardon aan de orde maar voor de rest was het nieuw.
Mijn volgende punt betreft de overgang van de algemene asielprocedure naar de verlengde asielprocedure. Het criterium voor die overstap is zorgvuldigheid. Op zichzelf zou het fantastisch zijn als wij ons daarmee konden redden, maar mijn vraag is toch hoe dit nu precies tot stand komt. Gaat alleen de IND erover of kan ook een advocaat zeggen: ik vrees voor mijn cliënt in deze procedure en wil daarom een overstap maken naar de verlengde procedure?
Mijn laatste punt betreft de advocatuur. Wij weten dat er in Nederland advocaten zijn die in het belang van hun cliënt handelen. Dat is ook hun taak. Wij weten ook dat er juridisch adviseurs zijn die niet langer advocaat zijn maar die het wel voor elkaar krijgen om tegen onfatsoenlijke betaling mensen zo lang mogelijk in procedure te houden. Het is ontzaglijk storend dat deze adviseurs die beloven in dienst van de rechtsstaat te handelen, dit helemaal niet doen. Is het niet mogelijk op dit punt eisen te stellen, in de zin dat mensen die in de procedure zitten gebruik moeten maken van een echte advocaat en niet van allerlei sjoemelende figuren die dit soort dingen vanuit hun eigen bureautjes doen voor woekerwinsten? Dit is een redelijk emotionele oproep mijnerzijds aan de staatssecretaris om daaraan iets te doen.
MevrouwKoşer Kaya(D66)
Voorzitter. Normaal neem niet ik, maar collega Pechtold deel aan deze commissie. Ik heb dit onderwerp de vorige keer echter ook besproken en zal dat nu weer doen.
Met de bespreking van dit wetsvoorstel ronden wij, althans voorlopig, een traject af dat meer dan drie jaar geleden begon met de evaluatie van de Vreemdelingenwet 2000 door de commissie-Scheltema. Deze commissie constateerde een aantal problemen met de toepassing en uitwerking van die wet, zoals de korte procedure in het aanmeldcentrum en de te lange procedure na het aanmeldcentrum. De commissie adviseerde om een betere balans te vinden tussen de gewenste snelheid en de zorgvuldigheid. Dat is een moeilijke zoektocht. Dat zal het waarschijnlijk ook blijven. Een moeilijke zoektocht is het ook naar een balans tussen enerzijds de gevolgen die ons asielbeleid kan hebben voor de Nederlandse samenleving en anderzijds de impact van ons beleid op het leven van individuele, vaak kwetsbare personen. Daarom is een goede rechtsbescherming voor asielzoekers en een zorgvuldige en snelle asielprocedure zo belangrijk.
Dan de concrete invulling van het wetsvoorstel. Ik begin met een aantal punten waar mijn fractie blij mee is. Ik noem het invoeren van een rust- en voorbereidingstermijn, zodat asielzoekers beter voorbereid aan hun procedure kunnen beginnen; de verbetering of invoering van de zogenaamde ex nunctoetsing waardoor actuele veranderingen in de situatie in het land van herkomst of in ons eigen asielbeleid in een lopende procedure kunnen worden meegenomen en het aantal herhaalde aanvragen kan worden teruggedrongen; meer aandacht voor medische problematiek van asielzoeker en het toekennen van een recht op opvang gedurende de nieuwe vertrektermijn van vier weken.
Tijdens het algemeen overleg dat wij verleden jaar hebben gehouden over de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Scheltema, bracht ik ook een aantal bedenkingen naar voren. Allereerst dat de verkorte procedure in een licht gewijzigde vorm tot standaard wordt verheven. De tweede is dat asielzoekers met te veel verschillende advocaten te maken zouden kunnen krijgen. De derde dat het kabinet niet besloot tot aanpassing van de marginale toetsing door de rechter.
Ik begin met het eerste punt, de verkorte procedure als standaard. De huidige AC-procedure, die ongeveer vijf dagen duurt, wordt licht opgetuigd en verlengd tot acht dagen en krijgt in de nieuwe situatie de naam "algemene asielprocedure". Met de suggestie dat dit de standaardprocedure wordt, terwijl de AC-procedure als uitzondering bedoeld was. Ik wil graag van de staatssecretaris horen hoe zij dat ziet.
Het vele wisselen van advocaat is het tweede punt. Uit het oogpunt van zorgvuldigheid vind ik dat onwenselijk. Voor mij hebben verschillende collega's het hier ook over gehad. Het lijkt mij heel relevant dat asielzoekers een vertrouwensrelatie met een advocaat kunnen opbouwen en zo veel mogelijk door dezelfde advocaat worden bijgestaan. Als je dat niet doet, lijkt mij dat uit het oogpunt van zorgvuldigheid niet zo handig. De staatssecretaris heeft een deel van mijn zorgen hierover weggenomen door asielzoekers de mogelijkheid te bieden naar hun advocaat toe te reizen en een spreekuurvoorziening in te bouwen. Dat klinkt op papier wel heel erg mooi, maar in de praktijk zal dat toch tot allerlei problemen leiden. Een asielzoeker met een paar ov-bewijzen en een routebeschrijving op pad sturen naar zijn advocaat, klinkt makkelijk, maar lijkt mij in de praktijk toch niet zo eenvoudig. Wat zijn de consequenties voor de continuïteit van de rechtsbijstand als er vertragingen optreden in een bepaalde fase van de procedure? Waarom zou de advocaat niet naar de persoon komen die asiel heeft gevraagd?
Dan de marginale toetsing. Voor mijn fractie is die heel belangrijk. Om de rechtsbescherming van asielzoekers te verzekeren, is voldoende effectieve controle op de IND noodzakelijk. Dit is soms letterlijk van levensbelang. Dat weet de staatssecretaris ook. De rechtbank moet zich wat mijn fractie betreft, niet beperken tot die marginale toetsing. Om te weten of het oordeel van de IND omtrent de geloofwaardigheid van het asielrelaas klopt, moet de rechter een volledige toetsing doen. Ook het gebruikmaken door de rechter van zijn onderzoeksbevoegdheid in asielzaken is door de afdeling ingeperkt. Het gevolg daarvan is dat de rechter het oordeel van de IND omtrent de feiten moet accepteren tenzij dat evident onjuist is of de IND procedurele fouten heeft gemaakt. Zekerheid is er in asielzaken zelden. Mijn fractie vindt dat het uiteindelijk aan de onafhankelijke rechter moet zijn om te bepalen of het standpunt van de IND of dat van de asielzoeker het dichtst bij de waarheid ligt, niet aan de IND zelf. Het is ook de basis van ons rechtsstelsel dat de rechter bij uitstek degene is die oordeelt over de vraag of iets klopt of niet.
Een volledige toetsing kan ook helpen bij het terugdringen van het aantal herhaalde asielverzoeken. Om die reden deed ik de interruptie in het betoog van de heer Van Haersma Buma. Het kabinet is bang dat dit een aanmerkelijk groter belang op de middelen van de rechter zal betekenen. Op dit punt verwijs ik naar het advies van de Raad voor de Rechtspraak over het initiatiefvoorstel, waarin de volle toetsing is opgenomen. De Raad raamt de benodigde extra middelen op ongeveer 1 mln.; om precies te zijn, op € 1.124.000 per jaar. Naar verwachting zal juist die zorgvuldigheid ervoor zorgen dat herhaalde aanvragen niet plaatsvinden. Dat aspect wordt ten onrechte niet meegenomen. Ik vraag de staatssecretaris om daarop te reageren.
Ik noem ten slotte nog een aantal bedenkingen. Verschillende woordvoerders hebben al gesproken over AC Schiphol. Voor asielzoekers in AC Schiphol zal de eerste jaren geen rust en voorbereidingstijd gelden. Zij komen in een nadelige positie. Dit brengt naar mijn idee rechtsongelijkheid met zich mee. Ik hoor graag een reactie hierop. Om welk deel van de asielzoekers gaat het? Hoe beoordeelt de staatssecretaris dit?
In de nota van wijziging die wij op 25 november ontvingen, wordt de mogelijkheid geopperd om tijdens de rust- en voorbereidingstijd een Dublinclaim te leggen. De asielprocedure is dan volgens de staatssecretaris nog niet begonnen. De waarborgen in de Dublinverordening zijn dan dus nog niet van toepassing. Ik vind dat nogal raar. Waarom is de staatssecretaris niet van mening dat dit voornemen in strijd is met de verordening? Waarom heeft zij hiertoe besloten? Waarom heeft zij dat zo laat gedaan?
Voorzitter. Ik kom tot een conclusie. Het kabinet streeft naar een nieuwe balans tussen snelheid en zorgvuldigheid in de asielprocedure. Mijn fractie steunt het merendeel van de voorstellen daartoe. Op een paar punten, met name op dat van de marginale toetsing, mis ik nog een stap. Het kabinet wil een toekomstbestendige asielprocedure en dat lijkt mij een goed streven. De vraag is echter of die met het huidige voorstel wordt bereikt. Het Europese beleid is volop in beweging, wat waarschijnlijk op korte termijn een nieuwe wijziging zal vergen. Het is sowieso belangrijk om in de komende jaren de vinger aan de pols te houden en na te gaan hoe de voorstellen van het kabinet in de praktijk uitwerken. Wanneer verwacht de staatssecretaris de volgende evaluatie te houden? Welke vorm zal die hebben? De heer De Krom sprak hier al over.
In relatie tot die marginale toetsing hebben de D66-leden Pechtold en Van der Ham een wetsvoorstel opgesteld. Dat wetsvoorstel is echter breder en daarom is mijn fractie van plan om op het punt van de marginale toetsing een amendement in te dienen, samen met de fractie van de SP. Ik hoop dat wij dit kunnen regelen.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Spekman van de PvdA-fractie.
De heerSpekman(PvdA)
Voorzitter. Het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken, heeft belangrijke doelen: snellere en zorgvuldigere procedures, beperking van de hoeveelheid herhaalde aanvragen en beperking van het rechtmatig verblijf in de bijzondere opvang. Een aantal zaken heeft onze volle steun. Wij steunen de maatregelen in het wetsvoorstel. Als het gevolg van de voorstellen wordt de verkorte asielprocedure zorgvuldiger en kunnen er meer asielaanvragen in de verkorte procedure worden afgehandeld. De totale duur zal naar verwachting met drie maanden worden beperkt. Wij zijn positief over de voorgestelde rust- en voorbereidingsperiode. Wij hebben daar vorig jaar overigens in ongeveer dezelfde periode hierover ook gedebatteerd. Wij vinden die echt een verbetering.
Wij zijn verder positief over de mogelijke opvang van asielzoekers die tegen een afwijzing in de verkorte procedure bij de rechtbank in beroep zijn gegaan. Dat is een reële verbetering die gesleep met mensen naar en uit de opvang voorkomt. Ook zijn wij positief over de uitvoering van de motie-Spekman. Het is hier namelijk niet altijd vanzelfsprekend dat een motie wordt uitgevoerd. Dat is mij ondertussen wel opgevallen. Ik ging er altijd van uit dat een motie werd uitgevoerd. Vandaar dat ik blij ben dat dit nu wel gebeurt.
MevrouwKoşer Kaya(D66)
Voorzitter. Mogen wij dit in andere debatten citeren? Ik vind dit namelijk een mooie uitspraak.
De voorzitter:
U mag altijd citeren.
De heerSpekman(PvdA)
Ik heb mij er hier over verbaasd dat niet alle moties worden uitgevoerd. De meeste moties halen het overigens niet; dat is het verschil.
De voorzitter:
Gaat u door met uw betoog, mijnheer Spekman.
De heerSpekman(PvdA)
Voorzitter. Er is een aantal punten waarbij wij kritisch zijn. Op een aantal zal ik ingaan; een aantal andere punten is al benoemd door de collega's. Ik zijn mijn inbreng beëindigen met twee hoofdpunten voor ons. Dat zijn de hoeveelheid herhaalde aanvragen met daaraan gekoppeld de vraag of wij daar nog meer aan kunnen doen en de positie van het kind in de wetgeving.
Allereerst wil ik ingaan op het volgende punt: geen mensen op straat die hebben meegewerkt aan hun terugkeer, maar die niet kunnen terugkeren. Wij hebben in dit verband aan de hand van een aantal casussen ook een aantal vragen gesteld over deze mensen. Evenals de heer De Krom heb ik op tv de documentaire gezien over de werkwijze van de IND. Ik moet zeggen dat ik onder de indruk was van de zorgvuldigheid waarmee gewerkt werd. Het valt of staat er echter mee, ook het draagvlak in het land voor de wetgeving die wij met elkaar vaststellen, of wij erin slagen om de hoeveelheid mensen die op straat belanden tot een minimum te beperken. Dat hangt weer samen met de hoeveelheid mensen die terugkeren. Ook mevrouw Van Velzen heeft hierover gesproken.
Uiteindelijk vind ik het wel cruciaal om geleidelijk meer grip te krijgen op het tijdstip waarop wij zeggen: deze mensen hebben het echt aan zichzelf te wijten en zij komen door hun eigen gedrag op straat te staan, waarmee zij in een kommerrijke situatie belanden. Sommige mensen met een warm hart zeggen daarvan: dat moet toch echt anders. Ik ben er dan ook voor, als wij mensen maximaal een eerlijke kans bieden op een verblijf in Nederland als asielzoeker. Als die mensen die kans niet blijken te hebben, moet het terugkeerbeleid veel strakker gevolgd worden.
Op het volgende punt zijn wij ook kritisch. Daarover is een aantal brieven geschreven. Tevens heeft een aantal collega's dit punt benoemd. Ik doel op de brief van Amnesty, alsook een brief van de groep Vrouwen Tegen Uitzetting. Dit punt is ook terug te vinden in de EAUT. Het gaat dan over de positie van medische aspecten, vooral over traumatische ervaringen, zoals verkrachtingszaken in het land van herkomst. Het gaat ook een beetje over de interpretatie van het Istanbulprotocol. Je ziet dan hoe moeilijk het is om die zaken in de beginfase mee te wegen, dus om bij het begin te bedenken hoe wij dat zo zorgvuldig mogelijk doen.
In de EAUT, de uitvoeringstoets, wordt aangegeven dat de map daar een heel geschikte methode voor heeft. Collega Azough heeft daar zojuist over gesproken en, als ik mij niet vergis, collega Anker. Ik zou graag zien dat er toch meer gebeurt dan tot nu toe in de wet ter zake is omschreven. Er wordt gekeken naar de aanbevelingen uit de EAUT. Ik noem ook de brief van Amnesty inzake de medische aspecten die vooral te maken hebben met traumatische ervaringen of met marteling.
Wat het volgende punt betreft, kan ik mij volgens mij aansluiten bij mevrouw Van Velzen van de SP. Zij heeft gesproken over de procedure van Schiphol; zij wil die zo veel mogelijk gelijkschakelen, in ieder geval betreffende het medisch advies. Dat is volgens mij belangrijk.
Een ander punt is zelfs al even kort aan de orde geweest in een interruptiedebatje tussen mevrouw Van Velzen en de heer Anker. Daarbij gaat het over de dubbeling in claims, als het asielverzoek nog niet is ingediend. Anders gelden waarborgen van de Europese asielrichtlijnen. Dat kan een probleem zijn. Dat was ook het probleem waar de heer Anker zojuist naar verwees en waarover hij een vraag stelde. Dat vinden wij een serieus probleem. Ik snap dus wel de doelstelling van de staatssecretaris en die steun ik volmondig. Met mijn boerenverstand zou ik dan ook zeggen: ja, dat is ook volstrekt logisch; hoe eerder je het doet, des te beter. Alleen, als de asielzoekers aan de andere kant weer bescherming mislopen waar zij op zich wel recht op zouden moeten hebben, omdat anders andere dingen weer misgaan, is dat ook weer te betreuren. Daarom vraag ik de staatssecretaris hoe zij daarmee denkt om te gaan.
MevrouwVan Velzen(SP)
Voordat wij in een totale herhaling vervallen, wil ik opmerken dat ik aanneem dat de heer Spekman de stukken wel gelezen heeft. Hij heeft toch ook de overduidelijke antwoorden van de staatssecretaris gezien? Ik wil hem dan ook dezelfde vraag stellen die ik aan de heer Anker heb voorgelegd. Ik hoop wel dat hij een ander antwoord kan geven dan de heer Anker. Wat gaat de heer Spekman dan doen?
De heerSpekman(PvdA)
Ik had al bedacht dat u mij die vraag zou stellen. Ik nam mij voor, te antwoorden: ik sluit mij aan bij mijn collega Anker. Wij zijn nu met elkaar in debat. Mij is dat zeker opgevallen. Juist omdat het mij is opgevallen en omdat ik ook de brief van VluchtelingenWerk Nederland zeer serieus neem, vraag ik de staatssecretaris nog een keer dringend hoe zij dat dilemma denkt op te lossen. Er is immers sprake van een dilemma. Daar zit de asielwetgeving overigens vol mee. Die wetgeving zit constant vol met dilemma's, want hoe barmhartiger we worden, hoe meer er misbruik zal worden gemaakt, waardoor het draagvlak weer in elkaar zakt. Zo blijf je heen en weer gegooid worden binnen de asielwetgeving, die van dilemma's aan elkaar hangt. Uiteindelijk is de bodemlijn dat mensen die terecht gebruikmaken van of een beroep doen op de asielprocedure, bescherming genieten en wij voorkomen dat mensen die terecht asiel aanvragen door krakkemikkige procedures of beroerde opvang mensonwaardig worden behandeld. Dat zijn de dilemma's die je in de asielwetgeving constant zult tegenkomen. Zo ook op de laatste twee punten die ik belangrijk vind.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Ik begrijp dat de heer Spekman zegt dat hij een dilemma voorziet en dat de staatssecretaris daarop moet antwoorden. Ik hoor graag van hem welke oplossingsrichting de staatssecretaris moet kiezen in dit dilemma en welk principe hij daarin centraal wil stellen.
De heerSpekman(PvdA)
Het meest botte is ook het meest gemakzuchtige, dus daar kies ik niet vanzelfsprekend voor. Als je die bescherming zo belangrijk vindt, en die vind ik belangrijk, leg je geen Dublinclaims op het moment dat er nog geen asielverzoek is ingediend. Ik begrijp ook dat dan gelijk een procedure in gang moet worden gezet, dat er opvang moet worden geregeld, dat dit kosten met zich meebrengt en dat het uiteindelijke resultaat hetzelfde is, namelijk dat de persoon terug moet naar het land van herkomst. Ik zoek dus naar een derde weg en ik weet niet of die er is, maar ik vraag uitdrukkelijk aan de staatssecretaris om naar die derde weg te zoeken, daar meerdere partijen hier aan tafel dat zo belangrijk vinden.
Wij vinden het cruciaal dat wij hier zorgvuldige procedures hebben. Ik ben geen voorstander van herhaalde aanvragen, omdat ik vind dat herhaalde aanvragen heel vaak tot niets leiden. Ik ben meer voor extra zorgvuldigheid bij de eerste procedure dan voor herhaalde aanvragen. Ik wil mij echter altijd houden aan internationaalrechtelijke verdragen. Ik zie alleen dat herhaalde aanvragen op dit moment vaak worden gebruikt om te rekken en dat leidt uiteindelijk tot niets, niet voor ons als land maar ook niet voor de meeste asielzoekers. Ik zoek nu naar wat er extra mogelijk is bovenop wat de staatssecretaris voorstelt. Voor de herhaalde asielaanvragen maakt het wetsvoorstel een aantal keuzen. De rechter mag meer zaken meenemen in het beroep, dat is ontzettend belangrijk en goed, en medische aspecten worden eerder betrokken in de procedure. Dat is ook ontzettend goed. Ik heb zojuist al gezegd wat er op dat gebied extra zou moeten.
Wij hebben bedacht dat er eventueel een aantal zaken extra mogelijk zijn. Je zou kunnen zeggen dat aanvragen misschien minder vaak in Nederland moeten worden afgewacht, je kunt de afdoening iets versoberen, je kunt iets doen met het versimpelen van inhoudelijke beoordelingen en zo kun je nog een aantal keuzen maken. Ook bij de rechtmatige aanvragen kun je keuzen maken en ook daar worden keuzen gemaakt in het wetsvoorstel, maar ook daar zijn er andere opties om aanvragen te voorkomen. Je moet dit altijd doen vanuit het principe dat je ervoor zorgt dat mensen die met recht en reden een aanvraag doen, voldoende en zorgvuldig behandeld worden.
We hebben een aantal zaken in voorbereiding om een motie of een amendement in te dienen. De eerste gaat erover dat het aantal rechtsmiddelen dat tegen een afwijzing van een herhaalde asielaanvraag wordt ingediend, wordt teruggebracht. Het gaat dan om de afwijzing van een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000. Als er na een eerdere onherroepelijk geworden afwijzing door de staatssecretaris van Justitie van deze asielaanvraag, aan een tweede aanvraag op grond van hetzelfde artikel 29 door de asielzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden ten grondslag worden gelegd, kan de staatssecretaris die aanvraag versneld afwijzen. In dat geval is sprake van een afwijzing van een herhaalde asielaanvraag. Volgens een amendement dat wij in voorbereiding hebben, kan er maar maximaal een keer bij de rechter worden geprocedeerd. Daarmee breng je een versobering aan die wel mogelijk is. Ik hoor hierop graag een reactie van de staatssecretaris.
Een andere optie zou kunnen zijn om de regelgeving zodanig te wijzigen dat de mogelijkheden worden beperkt om beslissingen op herhaalde asielaanvragen en reguliere vervolgaanvragen af te wachten, niet zijnde aanvragen voor verblijf op medische gronden in Nederland die moeten worden afgewacht. Dat kun je doen voor een aantal situaties, waarbij bijvoorbeeld sprake is van een derde asielaanvraag, waarbij de eerste, afgewezen asielaanvraag langer dan een jaar voor het indienen van een nieuwe aanvraag onherroepelijk is geworden en – een aantal van dat soort voorwaarden kun je bedenken – een vreemdeling binnen een week voor zijn geplande vertrek een nieuwe aanvraag indient. Dat is een andere optie. Ook daarop krijg ik graag een reactie van de staatssecretaris.
De laatste is nog ingewikkelder. Die verzoekt namelijk het kabinet om met het oog op de beperkte, herhaalde aanvraag een vervolgaanvraag te onderzoeken en de Kamer misschien te informeren over een aantal mogelijke concrete maatregelen om de vergoeding van de rechtsbijstand in vreemdelingenzaken in uitzonderlijke situaties te beperken, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een derde of vierde verblijfsaanvraag of een kansloze aanvraag. Wat ik daar zelf lastig aan vind, is dat wij natuurlijk zoeken naar methodes om het aantal herhaalde aanvragen te beperken en het kaf van het koren te scheiden. Ik steek mijn hand ervoor in het vuur dat 99% van de asieladvocaten het werk naar eer en geweten doet en het ook supergoed doet. Wij mogen trots zijn dat wij zo veel mensen hebben die voor dit vakgebied hebben gekozen en het ook zo goed doen. Maar er is een deel – daarin sluit ik mij wel aan bij collega Anker – van de advocatuur die bewust probeert mensen alleen maar te werven en dan vervolgens eigenlijk kansloze exercities met hen aangaat. En die hun ook inspreekt dat zij dan echt nog wel een kans hebben. Dat vind ik vrij hopeloos. Ik zoek naar een methode om voor dat deel de stimulans weg te halen om weer een herhaalde aanvraag in te dienen.
MevrouwVan Velzen(SP)
Volgens mij haal je die stimulans gewoon weg met een goede inhoudelijke procedure aan het begin van de asielprocedure. Dan heb je alle informatie en dan kunnen mensen ook terecht op basis van internationale verdragen nog een zaak aanspannen. Dan kun je daar snel over beslissen. Ik hoor u worstelen. U zegt zelf dat het nu nog ingewikkelder wordt, maar wij kunnen het toch simpel maken door gewoon een goede startprocedure te hebben waardoor informatie op tafel ligt en de rechter gewoon snel besluiten kan nemen over welke aanvraag dan ook? Daarmee hoeven wij toch niet te gaan schuren tegen de randen van internationale verdragen om te kijken of wij nog procedures kunnen afschaffen? Ik zie niet waarom u het nu zo ingewikkeld maakt. Bent u dat met mij eens?
De heerSpekman(PvdA)
Ik heb heel veel vragen gesteld, juist over deze situatie. In de nota naar aanleiding van het verslag komen eigenlijk alle antwoorden erop neer dat we ons maximaal inspannen en dat onze verwachting positief is. Maar niets wordt omschreven in getallen en uiteindelijke resultaten. Hoe zorgvuldig wij ook zijn, er kan één persoon zijn die advocaat is en die toch een belang ziet om iemand aan het lijntje te houden. Het gaat dan om een kwetsbaar mens, ook als het geen echte asielzoeker is, want hij of zij is niet voor zijn of haar lol gevlucht. Dus als zo'n advocaat hoop in het hoofd van die persoon duwt dat hij echt nog een kans heeft om hier te blijven, is waarschijnlijk dat hoop in het hoofd duwen vrij succesvol. Ik heb het dus niet over al die advocaten die het werk naar eer en geweten doen, wat echt overwegend zo is. Er zullen altijd mensen blijven die die hoop in die hoofden van die mensen weten te brengen, en dat zorgt volgens mij ook voor herhaalde aanvragen. Dus ik ben voor die zorgvuldigheid. Ik heb de verwachting dat je vooral met het medische meenemen echt veel kunt voorkomen. Maar ik weet zeker, ook gezien de antwoorden die ik heb gekregen, dat dat nooit voldoende zal zijn. Ik wil dat meer doen, want hoe beter wij erin slagen om herhaalde asielaanvragen te voorkomen, hoe menswaardiger onze opvang zal worden en hoe groter het draagvlak zal zijn in ons land om die echte asielzoekers, niet alleen nu, maar ook morgen en overmorgen en ongeacht welk kabinet er ooit komt, welkom te heten in Nederland. Dat gaat mij aan het hart.
MevrouwVan Velzen(SP)
Het is toch niet de herhaalde aanvraag die het probleem is? Het gaat erom dat het dossier zo volledig moet zijn dat er gewoon een snel besluit kan komen. Wanneer bij de procedures waar u het over heeft – die bestaan inderdaad wel degelijk, waarin mensen zouden kunnen weten dat het zinloos is – dan snel een negatief besluit komt, haal je daarmee ook de prikkel voor andere mensen weg om zinloze procedures aan te spannen. Dat hangt allemaal op de zorgvuldigheid van die algemene basisprocedure.
De heerSpekman(PvdA)
Die is ontzettend belangrijk, dus dat onderken ik, maar dan ga je vervolgens nog steeds naar de rechter en moet je wachten tot je daar weer aan de beurt bent. Dus dat vraagt allemaal toch tijd. Dan kan het nog een keer en tot op het laatste moment. Wij vinden volgens mij allemaal dat wij mensen kansen moeten bieden via een eerlijke en zorgvuldige procedure om hier te blijven en dat wij zo veel mogelijk moeten proberen om geen valse hoop te geven aan mensen. Of je hebt hier de kans om een echt leven op te bouwen, of je moet terug naar je land van herkomst, maar niet die heel lange, grijze tussenfase.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Het verbaast mij dat de heer Spekman in zijn voorstellen niet kiest voor de 99% die zijn werk oprecht doet en die rechtmatig, gelegitimeerd gebruikmaakt van de procedures. Hij laat die in de steek door ervoor te zorgen dat de procedures zo ingeperkt worden dat hij die ene procent aanpakt. Is hij niet bang dat hij juist al die mensen die zo hard werken, die het op een goede en zorgvuldige manier doen en die gelegitimeerd gebruikmaken van de juridische ruimte, op deze manier pakt?
De heerSpekman(PvdA)
Nee, volgens mij pak ik niemand. Ik zoek alleen naar een mogelijkheid om het aantal malen dat iemand een herhaalde aanvraag kan doen, te beperken. Nogmaals, met respect voor de internationale afspraken die we daarover hebben gemaakt, maar wel met een schuin oog naar het resultaat dat we willen behalen ben ik voor een heel snelle procedure die zorgvuldig is en mensen een eerlijke kans geeft. Daarom is de PvdA ooit voor de volle toets geweest. Dat hebben wij uitgesproken bij de eerste bijdrage over het initiatiefvoorstel van D66. Dus zorgvuldig, volledig, maar niet eindeloos, want dan houden we mensen en onszelf ook aan het lijntje.
MevrouwKoşer Kaya(D66)
Ik ben blij dat de PvdA wederom uitspreekt dat de volledige toets gesteund zal worden. Mijn vraag betreft iets anders. Ik begrijp het dilemma van de heer Spekman wel, maar er zijn nu eenmaal advocaten die hoop bieden aan mensen die minder kennis hebben van het recht. Dat is ook bij letselschade en echtscheidingen het geval. Er zal altijd een aantal zijn dat het voor de rest, die het heel goed doet, verziekt. Hoe wil de heer Spekman dat vormgeven? En gaat hij dan ook op al die andere rechtsgebieden uitzoeken hoe je advocaten kunt aanpakken die misbruik maken van het geloof in een goede afloop bij cliënten? Ik vind dat een beetje moeilijk.
De heerSpekman(PvdA)
We zitten hier voor de aanpassing van de asielwetgeving met als hoofddoelstelling – en die is ook afgesproken in het coalitieakkoord – te proberen het aantal herhaalde aanvragen zo veel mogelijk te beperken. Ik probeer te bedenken hoe we zo veel mogelijk de herhaalde aanvragen kunnen beperken, zonder dat we afbreuk doen aan de faire en ook heel belangrijke kans dat mensen hier kunnen blijven. En zonder brokken te maken en mensen terug te sturen die met recht en reden asielzoeker zijn en hier een veilig heenkomen hebben gezocht. Daar zoek ik naar, daar blijf ik naar zoeken en daar doe ik voorstellen voor, het liefst zonder aan de zorgvuldigheid af te doen, want daar ligt mijn piketpaal.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Ik heb een aanvullende vraag. Ik verbaas mij over het feit dat de PvdA zegt dat het hoofddoel het voorkomen van herhaalde aanvragen is. Ik was in de veronderstelling dat de hoofddoelstelling was dat er een zorgvuldiger procedure zou komen, die bestendig was en beter bestand was tegen mogelijke nieuwe feiten. Een betere ex nunc toetsing dus en dat er daardoor minder herhaalde aanvragen zouden komen. Ik vind het een beetje vreemd dat de PvdA dat nu omdraait ten koste van én de advocaten/rechtsbijstandsverleners die hun werk goed doen én van de asielzoekers die terecht gebruikmaken van de juridische ruimte die asielprocedures moeten bieden.
De heerSpekman(PvdA)
Ik doe nergens afbreuk aan. Ik heb in het begin al gezegd wat de belangrijkste doelen waren van dit wetsvoorstel. Hoofddoel was ook de zorgvuldige procedure. De achtergrond daarvan was om herhaalde procedures te voorkomen. Waarom nemen we bij het begin al die medische gegevens en medische zaken mee en kijken we wat er aan de hand is? Dat is om niet iedere keer daarna ook nog een medische procedure te krijgen. Ik vind dat ontzettend belangrijk, omdat de mensen anders toch weer langer in onzekerheid verkeren. Ik ben er altijd voor geweest, en dat zal ik ook altijd blijven, om zo snel mogelijk op een eerlijke en goede manier duidelijkheid te geven aan mensen. Wat wij in Nederland heel vaak doen en wat we tot nu toe, ook met de huidige asielwetgeving hebben gedaan, is dat we mensen aan het lijntje houden en dat we hoop in het hoofd stoppen. Heel vaak doen heel veel mensen met recht een beroep op een herhaalde procedure. Heel veel mensen krijgen via die herhaalde asielprocedure alsnog het gelijk van de rechter. Dat bewijst dat de huidige asielprocedure niet goed genoeg is en dat die moet worden verbeterd. De procedure moet zorgvuldiger en beter. We halen de eerste herhaling er niet uit, maar op een gegeven moment kan de procedure stoppen en moet je gebruikmaken van een aantal slimme dingen om de slechte advocaten een prikkel te geven. Zij mogen niet zo makkelijk en gemakzuchtig doen. De goede advocaten die wat dat betreft hun kans zien, kunnen het altijd doen, want die krijgen een en ander gewoon bekostigd.
Dan de keerzijde van het wetsvoorstel. Je wilt misbruik voorkomen, maar het is ook belangrijk dat er erkenning komt voor de positie van het kind in de asielwetgeving. Nederland heeft het kinderrechtenverdrag ondertekend, ook Europees, maar een en ander staat niet in de asielwetgeving. Wij dienen daarom een amendement in om ervoor te zorgen dat, als kinderen hier al lang zijn, zeg tien jaar, in de leeftijd tussen nul en achttien jaar, en als de overheid heeft gefaald door zich niet te houden aan de afgesproken procedures en bijvoorbeeld ook een dwangsom heeft opgelegd gekregen, op een bepaald moment een knoop wordt doorgehakt, hoe moeilijk dat ook is. Misschien zijn de PVV en de VVD daar niet enthousiast over, maar een kind mag niet de dupe worden, noch van falend ouderschap, hoe moeilijk dat ook is, noch van een falende overheid, wat de consequenties daarvan ook zijn. Dat creëert uiteraard wel een dilemma, want zo'n kind kan een ticket voor een verblijf zijn en er kan dan nodeloos worden getraineerd. Daarom zoek ik naar een weg waarlangs wij dat traineren kunnen voorkomen, maar als mensen dat niet doen, als zij gebruikmaken van de bestaande procedures, maar te maken krijgen met een overheid die haar verplichtingen niet nakomt, bijvoorbeeld omdat zij een zaak die bijna voor de rechter komt, terugtrekt en dan weer een jaar wacht voordat de zaak opnieuw bij de rechter wordt gebracht, dan kies ik voor het belang van het kind. Dat amendement is inmiddels onderweg. Ik krijg er graag een reactie van de staatssecretaris op.
De heerDe Krom(VVD)
De heer Spekman is voor volle toetsing. Dat betekent dat hij de argumentatie van de staatssecretaris in de stukken, erop neerkomend dat dit geen goed idee is – een en ander is zojuist ook eloquent verwoord door de collega van het CDA – niet deelt. Is de heer Spekman voornemens een amendement op artikel 83 in te dienen? Ik neem aan, als hij dat niet doet, dat hij het initiatiefwetsvoorstel van D66 op dit punt steunt.
De heerSpekman(PvdA)
Wij hebben naar aanleiding van het initiatiefwetsvoorstel vragen gesteld. Nu is het het initiatiefwetsvoorstel-Pechtold/Van der Ham, maar destijds heette het anders. Wij hebben toen aangegeven dat wij daarvoor waren.
De heerDe Krom(VVD)
De uitvoerige argumentatie van de staatssecretaris waarom dit geen goed idee is, wijst de heer Spekman dus af, maar waarom komt hij dan niet met een amendement? Het mag overigens duidelijk zijn dat ik het in dit geval eens ben met de regering en met collega Van Haersma Buma.
De heerSpekman(PvdA)
Ik heb mij destijds voorstander betoond van het initiatiefwetsvoorstel. De heer Pechtold was daarmee bezig, dus ik heb dat afgewacht. Ik hoorde zojuist van mijn buurvrouw dat zij bezig is met amendementen en misschien met het initiatiefwetsvoorstel, dus ik wacht een en ander af. Ik ben voor een volle toets. Neem het voorbeeld van de herhaalde aanvraag. Als je het beperkt tot één toets, zodat er niet van rechter naar rechter kan worden gegaan, dan is het op een gegeven moment over en uit. Dat is veel zorgvuldiger.
MevrouwVan Velzen(SP)
De heer Spekman spreekt over de positie van het kind in de asielprocedure. Wij wachten al heel lang op een notitie van het kabinet over de positie van het kind in de asielprocedure. Eerst zou die voor de zomer komen, toen voor de herfst, en nu voor het kerstreces. Mag ik ervan uitgaan dat het amendement dat de heer Spekman aankondigt dus een PvdA-solo is en dat hij uit de veilige boezem van de coalitieamendementen stapt? Vindt hij het nodig om het kabinet op te schudden op dit punt?
De heerSpekman(PvdA)
De moties over de ex-ama's en over de medische opvang van asielzoekers heb ik alle ingediend. Ook bij dit amendement volgen wij onze overtuiging. Ik hoop dat het amendement op steun kan rekenen van de Kamer. Het is nu in ieder geval medeondertekend door de heer Anker, maar ik hoop dat collega Van Haersma Buma het ook zal steunen. Als het door de coalitie wordt ingediend, is er niets mis mee. Ik ben uit op het creëren van meerderheden in de Kamer en ik wil gaan waarvoor ik geloof. In dit geval is dat uiteindelijk een keer "bodem" in de asielwetgeving, dat je kinderen niet de dupe laat zijn van een falende overheid.
MevrouwVan Velzen(SP)
Ik juich elke verbetering van de positie van het kind in een asielprocedure toe, want dat is heel hard nodig. Ik hoor de heer Spekman spreken over amendementen die hij met anderen voorbereidt. In de regel zijn dat de coalitiepartijen en wordt de oppositie hierin niet gekend. Ik vraag mij hardop of de heer Spekman steun nodig heeft van de oppositie in dezen. Ik vrees namelijk van wel. Ik vrees dat het CDA hem niet steunt in dezen. Dient hij dit amendement namens de PvdA-fractie in of is hij bereid iets verder te kijken dan zijn eigen partij en de coalitiepartijen?
De heerSpekman(PvdA)
Het amendement is al ingediend.
De vergadering wordt van 18.30 uur tot 19.15 uur geschorst.
StaatssecretarisAlbayrak
Voorzitter. De Vreemdelingenwet 2000 is die gaan heten, maar ik weet dat de behandeling in de Tweede Kamer in 1999 was, inmiddels zo'n tien jaar geleden. Tien jaar hebben wij de werking in de praktijk mogen zien van de nieuwe Vreemdelingenwet, die veel goeds heeft gebracht. Maar met tien jaar ervaring ben je ook in staat om aan te geven waar de wet in de praktijk tekortkomingen laat zien. Misschien waren die er al vanaf het begin en misschien is de wet in de praktijk anders gaan uitwerken dan was bedoeld. Het biedt ons in ieder geval de gelegenheid om nu, met de eerste grondige verbouwing van het huis van de nieuwe Vreemdelingenwet 2000, na deze wijziging de oude Vreemdelingenwet, te kijken hoe wij met deze wetswijziging de doelen die wij onszelf hebben gesteld maximaal kunnen dienen.
De wet heeft belangrijke verbeteringen gebracht wat betreft de overzichtelijkheid van procedures, die gestroomlijnd zijn en het type beslissingen, waarbij dubbels er uit zijn gehaald. Doordat een hoop onterechte procedures werden gevoerd, liep de hele toelatingsmachinerie en ook de opvang- en terugkeermachinerie vast. Wij hebben daarin verbeteringen aangebracht waarvan wij vandaag de dag nog steeds veel profijt hebben. Vandaag de dag leven er nog steeds vragen en bezwaren rondom de duur en de zorgvuldigheid van de asielprocedure. Dat werkt twee kanten op.
Aan de ene kant is de vraag in hoeverre wij in staat zijn om de kansarme dan wel kansloze aanvragen al aan het begin er uit te filteren om de kansrijke aanvragers, die met recht een beroep doen op bescherming, dat recht te geven. Aan de andere kant is er de zorgvuldigheid voor de asielzoeker, zodat hij weet dat procedures, die altijd kort zullen moeten zijn, niet ten koste gaan van bijvoorbeeld zijn recht op rechtsbijstand en bijstand door organisaties die zich terecht bekommeren om het lot van deze mensen, die om welke reden dan ook een bestaan in Nederland zoeken.
De heer Van Haersma Buma verwees naar het coalitieakkoord, waarin dit kabinet heeft geprobeerd de balans te zoeken in de maatregelen die in ieder geval in deze vier jaar moesten worden genomen op het terrein van asiel, te beginnen met het generaal pardon. Dat blok aan ons been moest eerst weg. Vervolgens konden wij kijken hoe wij toekomstgericht een nieuwe wet kunnen maken die precies dat doet: kijken naar de duur en de zorgvuldigheid van de procedure met als impliciet doel aan de ene kant het zo veel mogelijk voorkomen van onterechte herhaalde aanvragen en aan de andere kant het openhouden van de mogelijkheid voor die gevallen waarin dat terecht is.
Het kabinet had in het coalitieakkoord in ieder geval de ambitie om de 48-uursprocedure aan te passen. Daar was en is terecht heel veel wrevel over. Het is in de praktijk allang niet meer de procedure die in 1999 in de Kamer is besproken. Toen gingen wij uit van een korte en zorgvuldige procedure, maar gaandeweg werd het een steeds langere procedure om onder andere diezelfde zorgvuldigheid te kunnen waarborgen. Ook ging het kabinet in het coalitieakkoord ervan uit dat later ingetreden beletselen bijvoorbeeld op grond van artikel 3 EVRM en later bekend geworden feiten en omstandigheden zo veel mogelijk in het kader van een lopende procedure moesten worden beoordeeld. We hebben een systeem zien groeien, waarbij men eerst een hele procedure op basis van zijn eerste verhaal moest doorlopen, om vervolgens op basis van nieuwe feiten en omstandigheden een nieuwe procedure te starten. Daar wilde het kabinet een einde aan maken door nieuwe omstandigheden, gewijzigd beleid, nieuwe feiten en nieuw bewijs zo veel mogelijk in de eerste procedure mee te nemen, met als doel herhaalde aanvragen zo veel mogelijk te voorkomen en te beperken.
Het kabinet heeft de voorstellen op vier punten getracht te verbeteren, vooral ook in samenhang met elkaar. Het eerste punt is de verkorting van de asielprocedure en de zorgvuldigheid van de algemene asielprocedure. Ik heb een aantal Kamerleden horen zeggen dat er een kwaliteits- of zorgvuldigheidsimpuls nodig is aan het begin, om ellende later te voorkomen voor zowel de Staat als de vreemdeling. Dat betekent dat de focus op het aanmeldcentrum, de procedure met de verlenging en de voorbereidingstijd, dat doel dient. De procedure is dus niet alleen in zijn totaliteit korter, omdat je later in de procedure minder tijd nodig hebt, maar aan het begin ook nadrukkelijk zorgvuldiger.
Het tweede punt is dat wij zo veel mogelijk voorkomen dat asielzoekers of mensen die via de asielroute naar Nederland zijn gekomen en rechtmatig verblijf hebben, op straat belanden. Dit is een van de hoofddoelen. Met alles wat wij de afgelopen jaren hebben gedaan, hebben wij de maximale voorbereiding van een andere realiteit in Nederland. Met het pardon en met deze gewijzigde procedure zullen wij in staat zijn om de groep rechtmatig verblijvenden zonder opvang minimaal te houden. Ik geloof wat dat betreft echt in het effect van de voorstellen zoals ze met name in dit wetsvoorstel zijn neergelegd. Over de details kom ik nog te spreken, maar die groep wordt zonder meer kleiner.
Het derde punt betreft ex-asielzoekers die nieuwe asielaanvragen of reguliere aanvragen indienen. We willen herhaalde aanvragen bestrijden. Dit is wederom een van de hoofddoelen.
Het vierde doel van deze voorstellen is om de terugkeer effectiever te laten verlopen voor diegenen voor wie er geen perspectief of verblijf in Nederland mogelijk is, door een andere manier van omgaan met de vreemdeling in de procedure.
Dit is niet de eerste keer dat wij over deze voorstellen spreken. Ik hoorde een aantal leden van de Kamer dat het allemaal onzorgvuldig was en niet goed voorbereid. Ik hoorde zelfs zeggen dat het broddelwerk was. Ik roep in herinnering dat wij de vrij uitvoerige brief over de nieuwe voorgenomen asielprocedure, in hoofdlijnen en waar mogelijk al uitgewerkt, al in juni 2008 naar de Kamer hebben gestuurd. Vervolgens is daar in december 2008 een debat met de Kamer over geweest. In dat debat hebben wij afgesproken dat er op een tweetal punten een nadere uitwerking naar de Kamer zou gaan, omdat dit essentiële onderdelen waren van de uitwerking van de nieuwe plannen. Het eerste punt betreft de rechtsbijstand en de continuïteit in de rechtsbijstandsverlening. De rechtsbijstand krijgt veel meer ruimte; er komen meer uren bij aan het begin. Bovendien wordt deze zorgvuldiger aangepakt, ook als het gaat om de rechtsbijstandsverlening aan de asielzoeker. Het tweede punt betreft het medisch advies en hoe wij dat zouden gaan vormgeven. Een van de belangrijkste plannen uit deze voorstellen is dat wij parallel aan de asielprocedure ook gaan kijken of er redenen zijn, bijvoorbeeld als mensen geen vluchteling blijken te zijn, om toch een verblijfsvergunning op basis van medische gronden te geven, en dat zo snel mogelijk, al tijdens de asielprocedure. Deze mensen hoeven niet eerst de hele asielroute te doorlopen om vervolgens te horen dat ze een reguliere aanvraag moeten indienen, waarna de hele molen weer opnieuw begint. Dat is denk ik een van de grootste winstpunten als het gaat om de redenen die mensen hebben om herhaalde vervolgaanvragen in te dienen. Deze twee punten, de rechtsbijstand en het medisch advies, zijn essentiële onderdelen. Dat geldt niet alleen de wetsartikelen maar ook de uitwerking daarvan, zoals beschreven in de brief die de Kamer al eerder heeft ontvangen. Daarnaast heeft de Kamer inmiddels de voorstellen gekregen voor de aanpassing van het Vreemdelingenbesluit. Deze plannen worden niet alleen neergeslagen in de Vreemdelingenwet. Inmiddels is het conceptvreemdelingenbesluit aan de Kamer aangeboden die de nadere uitwerking omvat. Dat besluit gaat pas naar de Raad van State nadat de Kamer het wetsvoorstel heeft aangenomen. Dat betekent dat er in ieder geval nog ruimte is om het Vreemdelingenbesluit aan te passen mocht dat naar aanleiding van dit debat nodig zijn. Het Vreemdelingenvoorschrift en de instructies ter zake worden ook nog gewijzigd maar dat kan pas in het laatste stadium als wij het met elkaar helemaal eens zijn over de uitwerking van deze plannen.
Een aantal leden heeft gezegd dat het vooral gaat om verwachtingen, om verwachte effecten, verwachte resultaten en verwachte verbeteringen. Voordat wij beginnen met de uitvoering staaf ik de verwachte effecten. Dat mag ook blijken uit het feit dat wij een uitgebreide consultatie hebben gedaan en dat wij waar mogelijk de bedenkingen, meningen, zorgen en suggesties van alle geconsulteerden hebben meegenomen, waaronder de Raad voor de rechtspraak. Laatstgenoemd orgaan heeft aangegeven dat de 28-dagentermijn voor afwikkeling van het beroep nadat mensen in het aanmeldcentrum afgewezen zijn, een realistische termijn is die gehaald zal worden. Dat is het advies van de Raad voor de rechtspraak waarvan ik mag uitgaan. Er is dus een brede consultatie geweest van ongeveer alle afnemers en gebruikers van deze wet en niet in de laatste plaats de uitvoeringsorganisaties. Bovendien is er sprake van een ex ante-uitvoeringstoets tijdens het maken van deze plannen. Bij zo'n uitvoeringstoets heeft niemand er belang bij om de werkelijkheid rooskleuriger af te schilderen dan die is. Mijn ervaring met ex ante-uitvoeringstoetsen is dat zeker de IND voor wie het werkbaar moet zijn, zeer kritisch kijkt naar de uitvoerbaarheid en de haalbaarheid. Als wij ervan uit waren gegaan dat dit met ongekende risico's gepaard ging, zouden de conclusies van de ex ante-uitvoeringstoets nooit geweest zijn zoals ze nu zijn. Ze zijn zodanig dat ik ervan uit mag gaan dat het uitvoerbaar en haalbaar is. Het is dus veel meer dan een educated expectancy; een guess is het allang niet meer. Dit is de onderbouwing waardoor wij erop mogen vertrouwen dat de praktijk zal zijn zoals wij die verwachten.
Verder is gevraagd naar de evaluatie en de monitoring. Zoals gezegd, gaat het om een belangrijke wijziging van de Vreemdelingenwet, de eerste grote verbouwing. Het kan dus ook niet anders dan dat wij strak monitoren of al die verwachte effecten zich in de praktijk ook gaan voordoen. Dat betekent dus een goede monitoring. Bij de start van de implementatie die als alles loopt zoals verwacht, zal zijn half 2010, acht ik het raadzaam dat ik de Kamer een bericht, een soort stand-van-zakenrapportage stuur over alle belangrijke aspecten van de implementatie van de wet. Het lijkt mij goed dit te doen, los van de halfjaarlijkse rapportage over de Vreemdelingenketen waarin wordt ingegaan op onder andere afdoening, inwilliging en afwijzing.
Wetten worden geëvalueerd. Dat is ook hier het voornemen. Ik denk echter dat, zeker bij zo'n grote wijziging, een evaluatie na één jaar niet erg veel zin heeft. Het WODC heeft gekeken naar wat een realistische termijn is om wetten te evalueren en komt met een termijn van ongeveer drie jaar. Na de implementatie, de uitvoering en de praktijk die moet groeien, heb je ongeveer drie jaar nodig om te kijken of de effecten die je ermee beoogde, ook echt optreden. Ik ga met het WODC in gesprek over de evaluatie. Ik denk dat het goed is dat ik dan ook de termijn bespreek en of voor deze wet ook een termijn van drie jaar zou moeten gelden. Ik denk echter dat het wijs is om het WODC in ieder geval om nader advies te vragen over de vraag op welke wijze de evaluatie vorm kan krijgen. Ik zal de Kamer melden wat de uitkomst is. Die toezegging wil ik de Kamer graag doen.
Dit waren mijn inleidende punten en het antwoord op de algemene vragen.
MevrouwVan Velzen(SP)
De staatssecretaris zegt dat het WODC een termijn van drie jaar voorstelt. Dat is inderdaad regulier. Dit is echter een wetsvoorstel waar haken en ogen aan zitten en het is gebaseerd op verwachtingen. Ik zou daarom toch een jaar na de implementatie van deze wet, graag een overzicht willen hebben van de getalletjes, van de feiten die op dat moment gemeld kunnen worden. Noem het dan anders dan een evaluatie, maar ik wil gewoon een overzicht hebben van wat de wet tot dan toe bereikt heeft. Kan de staatssecretaris dat toezeggen?
StaatssecretarisAlbayrak
Ik heb niet alleen op de evaluatie gewezen. Ik heb niet gezegd dat als het WODC zegt dat het pas na drie jaar kan, wij elkaar na drie jaar weer zien. Ik heb het uitdrukkelijk gekoppeld aan wat u de nulmeting noemde, de stand van zaken bij de implementatie – hoe beginnen wij half 2010 en waar staan wij dan – en vervolgens aan de rapportage Vreemdelingenketen, waarin al die cijfers regelmatig terugkomen. Het lijkt mij goed om het zo te doen, want wij moeten het in samenhang zien. Ik wil ook toezeggen dat als wij hangende die evaluatie – stel dat wij op een termijn van drie jaar gaan zitten – ontwikkelingen zien die haaks staan op de verwachtingen, ik de Kamer actief zal melden dat er een ontwikkeling is die anders is dan wij ons hadden voorgesteld.
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Dat laatste waardeer ik zeer. Ik kan mij voorstellen dat zoiets gecombineerd wordt met de rapportage Vreemdelingenketen, waarin die cijfers vaak staan. Dan kan eventueel aan de hand daarvan worden gekeken hoe de ontwikkeling is. Dus geen evaluatie, maar wel een monitoring van cijfers die al dan niet afwijken van de verwachting.
StaatssecretarisAlbayrak
Zeker als het gaat om jurisprudentie hebben wij echt tijd nodig om te kijken hoe die zich ontwikkelt. Dat raakt ook aan het initiatiefwetsvoorstel Pechtold/Van der Ham, waarmee zij denken een vergroeiing te kunnen repareren. Ik zal daar straks nog veel meer over zeggen. Je hebt echt een paar jaar nodig, voordat je ziet hoe de jurisprudentie zich in de praktijk ontwikkelt.
Ik wil de volgorde aanhouden die ook geldt in de procedure die de asielzoeker doorloopt, en beginnen met de rust- en voorbereidingstijden. Daarna zal ik komen te spreken over het medisch onderzoek, de rechterlijke toets en wat algemene zaken over de procedure, de herhaalde aanvragen en de opvang. In tegenstelling tot de gedachte die soms leeft dat alles van tevoren is vastgelegd, waren een aantal dingen die de heer Spekman naar voren bracht nieuw voor mij. Ik wil op die concrete voorstellen ingaan, voor zover wij die mee hebben kunnen schrijven en wij die in die korte tijd die ons gegeven was, hebben kunnen uitzoeken. De heer Spekman ging het meest ver in aanpassingsvoorstellen op de voorstellen die wij hebben gedaan. Ik zal daarop straks proberen te reageren.
Dan de rust- en voorbereidingstijd. Mevrouw Azough heeft gevraagd waarom wij niet hebben gekozen voor een inhoudelijk criterium.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Dat ging over de algemene asielprocedure.
StaatssecretarisAlbayrak
Inderdaad, die vraag komt terug bij dat onderwerp.
In relatie tot de rust- en voorbereidingstijd zijn er veel vragen gesteld over de termijn van zes dagen. Er is mij gevraagd waarom ik daaraan vasthoud en of er geen redenen zijn om daarvan af te wijken. Ik roep in herinnering dat die RVT niet alleen wordt gebruikt om de asielzoeker voor te bereiden. Die tijd is ook bedoeld om tot rust te komen. De voorbereiding van de asielzoeker, met zijn rechtshulpverlener en VluchtelingenWerk Nederland, is overigens één element. Een ander belangrijk element is het plannen van de asielzoeker in de algemene asielprocedure. Over die planning is in het debat van december lang gesproken. Er is gekeken naar die termijn van acht dagen. Er is toen gezegd dat de planning strak is. Daarom is de tijd daarvoor nodig; zes dagen met een flexibele achterwand. Het kan langer duren als dat ten goede komt aan de zorgvuldigheid in het begin. Die tijd is bedoeld voor de asielzoeker, maar ook voor het onderzoek naar identiteit en nationaliteit waarmee gestart wordt op het moment dat iemand zich aanmeldt. Die zes dagen zijn niet alleen bedoeld om rust te geven, maar ook om de IND de ruimte te geven om onderzoek te doen. Dat strookt niet met het verzoek van een aantal leden om de asielzoeker zelf te laten bepalen wanneer hij wil instromen in de algemene procedure. Wij moeten weten hoe wij die acht dagen kunnen plannen. Op het moment dat zij instromen, gaat de klok tellen. Dan moeten de goed voorbereide stappen volgens het schema doorlopen kunnen worden. Overigens gaat het ook om de beschikbaarheid van IND-medewerkers, van tolken en van advocaten. Voor de planning is het nodig dat het geen "free for all" wordt en de asielzoeker niet na twee dagen kan zeggen: doet u mij maar alvast die algemene asielprocedure.
Ik kom te spreken over het reisgedrag van de asielzoeker naar de advocaten in de RVT. Kan van asielzoekers verwacht worden dat zij zelfstandig reizen? Aangezien wij mensen vanuit alle windstreken spontaan in Nederland aantreffen, denk ik dat wij van hen kunnen vragen naar een advocaat te reizen. Dat gebeurt nu ook al. Mensen zitten in open centra en de kans dat mensen niet meer terugkomen is in dit stadium niet aanwezig omdat zij er alle belang bij hebben om beschikbaar te blijven omdat zij een aanvraag hebben ingediend. Zij krijgen ov-bewijzen en er gaan dus geen taxi's rijden. Verder krijgen zij de nodige ondersteuning van de mensen op het aanmeldcentrum bij het vinden van het advocatenkantoor. Ik ga ervan uit dat ook de advocaat zelf hen daarin zal bijstaan. Ik verwacht dan ook geen problemen van het reizen met het openbaar vervoer.
De leden vragen naar hoe het precies zit met de Dublinclaim tijdens de RVT. Zodra zich in het identiteitsonderzoek een eurodac-hit voordoet en via de vingerafdrukken bekend wordt dat iemand eerder in een ander land asiel heeft aangevraagd, start de claimprocedure. Die claimprocedure wordt niet op het AC afgerond. Het duurt altijd veel langer voordat er een antwoord komt. Wij willen daarom vanaf het moment dat wij die eurodac-hits hebben, beginnen met een procedure. Dat mag echter niet tot het misverstand leiden dat in de RVT de Dublinclaim wordt afgewikkeld en mensen zonder toegang tot de asielprocedure worden uitgezet naar het Europese land. Dat lukt sowieso niet. Zo snel reageert geen enkel land. Het belangrijkste is dat mensen de gelegenheid krijgen om hun verhaal te vertellen en er vervolgens een belangenafweging wordt gemaakt. Bij de start van de asielprocedure blijkt wellicht dat een vreemdeling eerst in Italië is geweest. Als zijn hele gezin in Nederland asiel heeft gekregen, kan dat een reden zijn, ondanks het starten van een claimprocedure op basis van eurodac, om die persoon een tijdelijke verblijfsvergunning in Nederland te geven. Die afspraken zijn in Europa gemaakt.
Ik kijk even of ik opkomende vragen kan wegnemen. Het starten van een basaal onderzoek naar de claim is wat mij betreft ook niet in strijd met de uitgangspunten van de rust- en voorbereidingstijd en evenmin met afspraken die wij in het kader van welke richtlijn dan ook gemaakt hebben. In principe beginnen wij met de contacten, maar uiteindelijk is het oordeel in de asielprocedure zelf naar aanleiding van de vraag of je de claim daadwerkelijk effectueert of niet.
Ik ga verder over Dublin, maar dat heb ik eigenlijk allemaal al gehad. Dat ging over het volgende. Het feit dat je een claim indient, wil nog niet zeggen dat het "claimakkoord" er ook is. Dat laat namelijk meestal even op zich wachten. Ook qua tijd lukt het niet in de RVT. Dat is dus ook niet de bedoeling.
Ik heb het nog steeds over de RVT. Met name de heren De Krom en Van Haersma Buma hebben gevraagd naar het risico van fraude. Wij zijn wel een beetje door schade en schande wijs geworden. Als je af en toe de verhalen hoort! Die zijn zo standaard en zo aangeleerd, soms zelfs gekocht. Je weet dan ook wel hoe je daar in de rust- en voorbereidingstijd mee moet omgaan. De manier waarop de IND, grondig en zorgvuldig, bekijkt of een verhaal aannemelijk is, doet mij in ieder geval zeggen dat ik er geen risico in zie dat nu onder andere een rust- en voorbereidingstijd van formeel zes dagen en feitelijk wellicht langer, en extra rechtsbijstand het aanleren in de hand zullen werken en dat dit betekent dat nog meer mensen de "verkeerde" verhalen gaan vertellen. Gezien de kennis, de deskundigheid en de ervarenheid van de IND'ers denk ik dat die verhalen doorgeprikt worden. Een onwaar asielrelaas wordt herkend en dat werkt tegen mensen.
Het volgende verwacht ik ook niet. Ik heb al eerder een bepaald mensbeeld weggenomen. Dat wil ik nu weer doen. Ik herken dat gedrag ook niet van VluchtelingenWerk Nederland en de rechtsbijstandsverleners. Over het algemeen zijn dat bij uitstek degenen die ervan doordrongen zijn dat het draagvlak voor het vluchtelingenbeleid zo belangrijk is dat ook zij een verantwoordelijkheid dragen voor het er uitfilteren van de "verkeerde" verhalen van de mensen die nergens recht op hebben, maar die toch een poging wagen. Zeker anno 2009/2010 is men zich daar, gezien alle politieke debatten, heel goed van bewust. Ik heb dan ook helemaal niet de verwachting dat zij nu massaal de RVT gaan gebruiken om de "verkeerde" verhalen aan de mensen te leren.
De heer De Krom en mevrouw Azough informeerden naar de huidige ervaringen in de TNV, de tijdelijke noodvoorzieningen. De aantallen daar zijn eigenlijk onacceptabel hoog. Wij hebben daar ook al vele debatten met elkaar over gevoerd. Ik denk onder andere aan de tenten, een hogere instroom en een lagere doorstroom. De vraag die gesteld is, is: hoe kunnen wij ervoor zorgen dat de TNV binnen de perken blijft? De IND is wat dat betreft echt bezig met een inhaalslag, niet alleen om ervoor te zorgen dat de huidige achterstanden worden weggewerkt, maar ook om ervoor te zorgen dat de kans op dit soort uitschieters naar boven structureel klein blijft. Elke week loopt de IND nu ongeveer 50 tot 100 aanvragen in. De achterstand wordt nu dus versneld weggewerkt. Het aantal mensen dat nu in de TNV wacht op het indienen van een asielaanvraag is ook drastisch gedaald: van rond de 2000 personen met wie nog niet al te lang geleden te maken hadden naar ongeveer 1100 personen. Dat aantal daalt nu heel snel. Eigenlijk hebben wij de redenen en de maatregelen al voldoende met de Kamer besproken. In ieder geval is de verwachting dat een normaal aantal mensen in de tijdelijke noodvoorziening in het voorjaar van 2010 zal zijn bereikt: 600 à 700. Dat is een acceptabele "werkvoorraad"; ook brengt dat een acceptabele wachttijd met zich. Dat zou voor de TNV ook een acceptabel gemiddelde zijn. U hebt in de brief een aantal randvoorwaarden in de vorm van een flexibele inzet van de IND kunnen lezen. Op het moment dat er een hogere instroom is, ook op andere locaties op afstand, zitten er IND'ers bij om in de aanmeldfase achterstanden weg te werken. De bufferdiscussie waarover wij onder andere met Financiën in gesprek zijn, zorgt ervoor dat wij structureel de problemen met de vulling van de TNV en straks de RVT adresseren.
Tijdelijk is er geen rust- en voorbereidingstijd op Schiphol totdat de nieuwbouw klaar is. Dat is medio 2012. Het is niet anders. De gebouwen hebben beperkingen en ik kan op dit moment geen rust- en voorbereidingstijd bieden. Bij de nieuwbouw houden wij rekening met een volledige invoering van de procedure. Dit betekent dat we verwachten dat mensen sneller naar de verlengde procedure zullen doorstromen vanuit Schiphol, als de zorgvuldigheid dat vereist. Mijn verwachting is dat dit vaker zal gebeuren met het oog op de zorgvuldigheid.
De suggestie werd gewekt dat er sprake zou zijn van rechtsongelijkheid. Daar is per definitie geen sprake van, omdat dit gaat om toegangsweigering en het om mensen gaat met een andere juridische positie dan mensen die aan de grens geweigerd zijn. Juridisch is dit houdbaar.
Ik dank de Kamer omdat zij mij in de gelegenheid stelde om een zaak op te lossen waarnaar we kort hebben gekeken maar die wij niet expliciet hadden verwerkt. Het gaat om de juridische status van mensen die in de RVT terechtkomen. Dit is een belangrijk punt en ik meen het echt dat de leden daarvoor zonder uitzondering aandacht vroegen. Er is nu nog niet expliciet in voorzien dat het een rechtmatig verblijf betekent. Ik kan mij voorstellen dat mensen die wel naar een advocaat mogen reizen maar hier niet rechtmatig zijn, zich niet kunnen legitimeren en geen documenten hebben, als zij staande worden gehouden door de vreemdelingenpolitie, in problemen kunnen komen. Ik stel voor dat ik de Kamer een nota van wijziging doe toekomen waarin wij artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 aanpassen, om te voorzien in het rechtmatige verblijf van de vreemdelingen in de rust- en voorbereidingstijd. Het gaat om een geringe aanpassing, dus dat kan vrij snel. Ik zal die de Kamer zo snel mogelijk doen toekomen.
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Ik kan mij iets voorstellen bij het amendement, want het is in wezen een omissie die aangepast moet worden in de rust- en voorbereidingstijd.
Ik heb twee vragen. De eerste gaat over de hardheid van de termijn van zes dagen en de onmogelijkheid om die in te korten. In grote lijnen kan ik de staatssecretaris daarin volgen, maar dat is een praktisch argument, namelijk dat de IND de tijd moet hebben om die acht dagen in te vullen en niet eerder wil. Ik begrijp nog steeds niet waarom dat in het Vreemdelingenbesluit als regel moet worden opgeschreven. Als de check praktisch niet kan, is de termijn zes dagen. Maar stel dat het over een jaar praktisch wel in vier dagen lukt. Als iemand zijn identiteitsbewijs wel bij zich heeft, hoeft er geen enorme check te komen. Ik vind dat de mogelijkheid er dan moet zijn om de termijn toch korter te maken. Het andere voorbeeld dat ik net noemde is de Oost-Europese jongere die met zijn rugzak naar Nederland komt, zoals dat in de jaren negentig het geval was, en hier zes dagen gratis onderdak heeft. Dat wil je niet. Het zal geen regel worden en het zal een uitzondering blijven, maar waarom is de mogelijkheid niet opgenomen om de check eerder te doen?
De tweede vraag gaat over het reizen. Dat blijf ik merkwaardig vinden. Het is toch niet logisch dat iemand in die zes dagen rust- en voorbereidingstijd een OV-chipkaart wordt gegeven om naar de advocaat te reizen? Het is toch voor een advocaat te plannen om een paar mensen achter elkaar in het centrum te horen? Ik pleit ervoor om de mensen in het centrum te houden en ervoor te zorgen dat zij daar contact hebben met de advocaat.
StaatssecretarisAlbayrak
Tegen het argument van de heer Van Haersma Buma dat je het niet met die zes dagen moet regelen maar het moet openlaten, zodat je ook kunt afwijken, gaat het pleidooi in van velen, waar ik mij goed bij voel en waarvoor ik dan ook uiteindelijk heb gekozen, dat je deze rechten ook gewoon moet vastleggen in het Vreemdelingenbesluit en dat die zes dagen als rust- en voorbereidingstijd ook zes dagen moeten zijn, en dat wij ook van onze kant niet willekeur mogen betrachten door daarvan af te wijken, waar ook weer allerlei procedures over kunnen ontstaan. Dus ik denk dat het goed is om het zo te regelen.
De tweede zorg die is genoemd, is die van backpackers, dat zij daar in de opvang terecht kunnen. In de procedure die ik heb beschreven, is het eerste contact met en de eerste melding bij de vreemdelingenpolitie de voorwaarde voor de opvang in de RVT. Dat is ook het moment waarop meteen de vingerafdrukken worden genomen et cetera. Dat is een andere werkelijkheid dan de incidentele gevallen waar vroeger wel eens sprake van was, dat een backpacker verdwaalde in de opvang. Dus even los van de vraag hoe incidenteel dat was en of je daarvoor iets moet regelen, denk ik dat met deze procedure de kans dat mensen via deze systematiek geregistreerd willen worden en richting de asielprocedure gaan vrijwel uitgesloten is. Dus ik denk dat wij het daarvoor niet hoeven te regelen. Ik denk dat het goed is om het op die zes dagen te houden. Ook voor de IND zal dat disciplinerend werken, als het gaat om de planning, de voorbereiding en het identiteitsonderzoek, waar wij vaart mee moeten maken.
Overigens kijken wij niet alleen of er hits zijn in Eurodac maar ook of er strafrechtelijke antecedenten zijn. Dus mochten bijvoorbeeld Oost-Europese bendes daarvan gebruik willen maken, dan weten zij dat zij ook in de strafregisters mogelijk kunnen worden opgespoord. Ik denk dan ook dat de drempel vrij hoog is voor mensen om misbruik te maken van deze opvangvoorzieningen.
Kunnen de advocaten niet toch ook in de RVT naar de asielzoeker, is gevraagd. Ik snap die gedachte wel. Wij hebben ook echt gekeken wat nu voor ons en voor de uitvoering het meest praktisch is. Als wij dat van advocaten zouden verlangen, zou dat nogal wat betekenen voor de hele planning. Als een advocaat zegt dat hij op donderdag kan komen voor vier cliënten en hij die dan in één keer doet, moet ik dus al mijn tolken en al mijn processen gaan afstemmen op wat de advocaat zegt dat voor hem haalbaar of wenselijk is. Dat is organisatorisch voor mij niet acceptabel. Dus onze processen zijn leading en daarbinnen hebben wij de keuze gemaakt om in dit geval, vanuit de geringe risico's in de RVT, te zeggen dat de asielzoeker maar naar de advocaat moet reizen.
Overigens was dit ook een van de elementen waarom vanuit de advocatuur is gevraagd als het gaat om de continuïteit en de spreekuurvoorziening. Wat voegt dat dan toe en waarom gaat dat niet ten koste van de continuïteit, vroeg mevrouw Azough. Dit is uitdrukkelijk ook een van de elementen waarop de advocatuur zelf goed heeft gereageerd, omdat dat advocaten ook de ruimte geeft om een keer niet naar het aanmeldcentrum te gaan maar te zeggen: ik laat het over aan mijn collega daar, want het gaat alleen om het uitreiken van iets of zo.
MevrouwVan Velzen(SP)
De staatssecretaris probeerde uit te leggen hoe in die rust- en voorbereidingstijd met Dublinclaimanten werd omgegaan. Zij deed een poging, maar het werd mij niet helemaal duidelijk. Ik heb een vraag om dit scherp te krijgen, want het is wel belangrijk dat wij hier wederzijds helderheid over hebben. Zegt zij nu eigenlijk dat iedereen die aanklopt onder de rust- en voorbereidingstijd valt en dat niemand voor het einde van dag zeven zal worden weggestuurd? Er zijn acht dagen rust, dus niemand wordt voor het einde van dag zeven weggestuurd.
StaatssecretarisAlbayrak
Dat klopt.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Ik ga terug naar wat mevrouw Van Velzen zegt.
De voorzitter:
U mag zelf uw interruptievraag stellen over het voorgaande blokje.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Ik wil even terugkomen op wat mevrouw Van Velzen heeft gevraagd: waarom stelt de staatssecretaris dat niet gewoon vast in de tekst? Ik snap niet dat het niet verduidelijkt kan worden in plaats van het enigszins vaag te laten. Als de situatie verandert en er bijvoorbeeld door een ander EU-land wel sneller kan worden gereageerd op de Dublinclaim, kan dat er alsnog toe leiden dat er binnen die zes dagen terug geclaimd wordt. Mijn vraag is waarom niet gewoon op basis van het eigen voorstel van de staatssecretaris wordt gehandeld om pas vanaf dag een van de algemene asielprocedure mensen hier toe te laten of op basis van de Dublinverordening uit te zetten.
StaatssecretarisAlbayrak
We hebben dat geregeld in het Vreemdelingenbesluit.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Ik heb nog een andere vraag. De staatssecretaris sprak over de flexibele achterwand die nodig is in de RVT. De termijn is minimaal zes dagen, maar die kan uitlopen omdat er tijd nodig is ter voorbereiding op de algemene asielprocedure. Wat vindt de staatssecretaris van de prikkel dat een asielzoeker vanaf minimaal zes dagen een eigen asielaanvraag kan indienen, als hij of zij dat verzoekt?
StaatssecretarisAlbayrak
Dat doorkruist de planning waarover ik het net had. Ik wil zelf kunnen gaan over wanneer de officiële start van de achtdagentermijn is. Deze zal strak gepland zijn om de termijn ook kort en zorgvuldig te houden.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Dat kan er echter toe leiden dat de termijn voor een asielzoeker niet minimaal zes dagen wordt, maar veel langer dan minimaal zes dagen. Daar heb ik dan wel mijn zorgen over.
StaatssecretarisAlbayrak
Het zal hoe dan ook een verbetering zijn van de huidige situatie. We hebben het nu over de V van de RVT, maar de R van rust moeten wij ook niet vergeten. Naar aanleiding van de adviezen van de commissie-Scheltema en de ACVZ was het de uitdrukkelijk wens om deze procedure zo vorm te geven. Alle adviezen behelsden om niet meteen met een stortvloed aan vragen aan de vreemdeling te beginnen. Men krijgt dan soms niet de juiste verhalen en dat is voor het bestuur ook niet goed. Je zou aan de voorkant even de ruimte, de rust en de voorbereidingstijd kunnen geven om alle partijen maximaal in stelling te kunnen brengen om een zorgvuldige procedure te starten.
MevrouwAzough(GroenLinks)
De staatssecretaris geeft geen antwoord op mijn vraag. Ik zeg niet dat het een plicht is voor de asielzoeker. Ik denk dat het een vrijwillige keuze zou kunnen zijn voor de asielzoeker om na zes dagen te kiezen voor een asielaanvraag. Daarmee legt de staatssecretaris zichzelf een prikkel op. Nu is er in de wettekst sprake van een laboratoriumsituatie, maar niet van een feitelijke situatie. De feitelijke situatie, zoals de heer De Krom en ik naar voren brachten, is een heel andere.
StaatssecretarisAlbayrak
Voor een deel ligt het bij de asielzoeker, maar na zes dagen kan het zijn dat wij nog niet klaar zijn met het identiteitsonderzoek en dat er nog vragen zijn waar nader onderzoek voor nodig is. Of dat er bijvoorbeeld na die zes dagen geen tolken beschikbaar zijn, het punt waarmee mevrouw Azough ook zelf kwam. De planning, het moment van de zorgvuldige start om de acht dagen af te lopen zoals we die hebben voorzien, moet strak zijn. En je kunt daarin, afhankelijk van de wil van de vreemdeling, niet schuiven.
MevrouwKoşer Kaya(D66)
Wat zijn de consequenties als er vertragingen in die fase optreden? Daar zouden we toch ook over moeten nadenken?
StaatssecretarisAlbayrak
Daarover is nagedacht; dat is die flexibele achterwand. Als die vertragingen met recht optreden, bijvoorbeeld vanwege de vreemdeling zelf of vanuit het identiteitsonderzoek, dan betekent dat dat de algemene procedure later start. Dat is de zorgvuldigheid waar de Kamer zelf om gevraagd heeft in december.
MevrouwKoşer Kaya(D66)
Ook als het die acht dagen overschrijdt?
StaatssecretarisAlbayrak
Dat is een andere vraag en daar kom ik zo op terug. We hebben het nu over de RVT.
De heerDe Krom(VVD)
Op Schiphol hebben we geen tijdelijke noodopvang en daar gaat de nieuwe voorbereidingsprocedure voorlopig ook niet gelden. Wat gaat daar allemaal mis in vergelijking met de gewone aanmeldcentra?
StaatssecretarisAlbayrak
Er gaat niet zoveel mis. De consequentie is dat er in veel gevallen naar het onderzoekscentrum wordt doorgestuurd voor uitgebreider onderzoek.
De heerDe Krom(VVD)
Is dat meer dan de gemiddelde 27%? In hoeveel gevallen dan?
StaatssecretarisAlbayrak
Dat zoeken wij op. Ik doel dan op het AC Schiphol.
Ik kom bij de vragen over de medische kant. Mevrouw Van Velzen suggereerde dat een en ander onzorgvuldig zou zijn, maar de brief die de Kamer heeft gekregen, bevat de uitwerking waar de Kamer december vorig jaar om heeft verzocht. De Kamer wilde een nadere uitwerking van de medische kant en de rechtsbijstand. Dat is in de brief gebeurd. Mevrouw Van Velzen stelt dat er nog veel moet worden uitgewerkt, maar in de brief is die uitwerking aangegeven. Op onderdelen volgt nog een nadere invulling en uitvoering, maar de hoofdlijnen, de plannen, de voornemens en de veranderingen staan in de brief aangegeven. Op één onderdeel worden de medische kant en de rechtsbijstand nader bekeken. Dat betreft het op een ander moment, bijvoorbeeld tijdens de algemene asielprocedure, vormgeven van het medisch advies op het AC Schiphol. Ook wordt bekeken hoe wij de continuïteit van de rechtsbijstand nader kunnen regelen. Dat wordt dus nog nader ingevuld.
Veel sprekers vroegen naar de vrijwilligheid op basis waarvan het medisch advies wordt gemaakt. Een medisch advies kan alleen worden uitgevoerd na schriftelijke toestemming van de vreemdeling. De ACVZ heeft erop aangedrongen dit niet af te dwingen en om het in behandeling nemen van de procedure niet afhankelijk te maken van bijvoorbeeld de medewerking aan een medisch advies. Dat heeft deels te maken met de medische ethiek waar wij aan zijn gebonden. Er moet terughoudend worden omgegaan met dwang, al wordt daar af en toe een uitzondering op gemaakt als de volksgezondheid in het geding is, bijvoorbeeld met het verplichte tbc-onderzoek. Het gaat daarnaast ook om de vertrouwensrelatie tussen de arts en zijn patiënt en de lichamelijke integriteit. Dat zijn de algemene beperkingen vanuit de volksgezondheid waar ik aan ben gehouden. Wij hebben ons daar ook heel expliciet aan gehouden.
Het is overigens niet nodig om te dwingen. Op elk moment van de asielprocedure kan iemand aanvoeren dat sprake is van een medische situatie. Die situatie kan op dat moment zijn ontstaan. Pas dan kan men er een beroep op doen, maar er kan ook al eerder sprake zijn geweest van die medische situatie. Dan kan betrokkene aangeven dat hij of zij redenen had om die medische situatie niet eerder te vermelden. Het gaat dus om de aard van het verzoek van de vreemdeling. Als deze aangeeft te maken te hebben met een medische situatie, dan moet worden beoordeeld of dat al of niet het geval is en of die op dat moment recht geeft op verblijf. Het feit dat de kwestie niet eerder is gemeld, doet daar niet zo veel aan af. Ik zou in strijd met allerlei internationale verplichtingen handelen als ik zou aangeven dat ik geen rekening houd met het feit dat betrokkene echt ziek is, waardoor ik hem of haar niet mag uitzetten, omdat dit feit al eerder had kunnen worden gemeld. Deze suggestie is praktisch van weinig waarde. Het betekent in ieder geval dat wij hebben gekozen voor de vrijwilligheid op basis waarvan het medisch advies wordt gemaakt. Wij kunnen het niet tegenwerpen. Overigens is dit ook een vrij academische en vrij theoretische discussie, omdat elke vreemdeling en elke persoon die de vreemdeling bijstaat ervan uit zal gaan dat de vreemdeling in deze procedure er alle belang bij heeft om helemaal aan het begin te vertellen of er medisch iets aan de hand is. Dat betekent allereerst iets voor het advies. Wij mogen twee dingen niet met elkaar verwarren. Het advies is tijdens de rust- en voorbereidingstijd het advies dat gaat over indicaties en over de vraag of de medische toestand een effect heeft op het horen: kan de vreemdeling gehoord worden? Daar hebben wij in feite de MAPP-procedure overgenomen. Het MAPP is uitgebreid geconsulteerd. Het was een project, dat is gestopt. Zo veel mogelijk van die procedure, ook als het gaat om trauma's en psychische aandoeningen en beletselen, wordt in dat medisch advies meegenomen. Sterker nog, wij hebben het voor een belangrijk deel van de MAPP-procedure afgekeken.
Het is echter per definitie een beperkt onderzoek. Het zijn de eerste indicaties, de eerste aantekeningen van wat er lichamelijk en psychisch aan de hand is en of iemand gehoord kan worden. Het mag niet verward worden met de parallelle medische procedure. Dat is het uitgebreid medisch onderzoek met een advies van het Bureau Medisch Adviseur.
De heer Van Haersma Buma heeft gevraagd of wij het medisch advies per se nodig hebben om een asielbeslissing te kunnen nemen. In principe is een medisch advies niet per se nodig. Zoals wij nu ook al doen, kunnen wij een asielverzoek in principe beoordelen op basis van het asielrelaas. Het medisch advies heeft vooral voordelen voor de asielzoeker. Wij kunnen er rekening mee houden bij het horen, bijvoorbeeld dat iemand gebrekkig is in de wijze waarop hij zich uitdrukt door trauma's of dingen die hij voor zich houdt. Wij houden er ook rekening mee bij de beoordeling van het relaas. Als hij ervoor kiest om niet deel te nemen aan het medisch advies, kan het dus ook niet in zijn voordeel werken. Zo simpel is het. Daarom gaan wij ervan uit dat wij in onze voorlichting uitgebreid aandacht zullen geven aan het belang van meewerken, maar ook dat anderen dat zullen doen.
In de asielprocedure betrekken wij het medisch advies bij de wijze van doorlopen van de asielprocedure. Als dat geïndiceerd is, zullen wij zeer ervaren hoormedewerkers inzetten. Dat zijn gespecialiseerde medewerkers die gericht met trauma's en met gender kunnen omgaan. Het zal ons aanwijzingen geven om ook zo gericht mogelijk de IND-medewerkers in te zetten die de meeste expertise in huis hebben. Het wordt ook betrokken bij de beoordeling van de consistentie van het verhaal. Het medisch advies zal ons veel meer inzicht verschaffen in de reden waarom het verhaal wordt verteld zoals het wordt verteld.
In de parallelle procedure zullen wij vervolgens beoordelen of er op medische gronden een reden is voor verblijfsrecht. Ook daarvoor zullen de eerste aanwijzingen vaak naar boven komen in het medisch advies. Dat zal het eerste moment zijn waarop het wordt gemeld, waarna het verder uitgezocht zal worden. Dat is dus niet de asielbeoordeling. Wij proberen zo veel mogelijk tegelijk met de asielprocedure met de parallelle medische procedure klaar te zijn. Als de asielprocedure al is doorlopen en wij nog niet toe zijn aan een oordeel over de reguliere verblijfsvergunning – medisch – wordt tijdelijk verblijf ingevolge artikel 64 gegeven, totdat de parallelle procedure is afgerond. Het medisch advies wordt altijd uitgevoerd door gekwalificeerd personeel met specifieke deskundigheid op het gebied van de psychische problematiek. Ik heb net al gezegd hoe wij die procedures hebben vormgegeven. Voor het uitvoeren van het medisch advies tijdens de RVT wordt een Europees aanbestedingstraject gevolgd.
Mevrouw Van Velzen vraagt: waarom niet meteen een sociaal geneeskundige? Wij hebben uitdrukkelijk gekozen voor een getrapt systeem. Iedereen ziet een sociaal verpleegkundige. Als er dan niets aan de hand is, hoef je ook niet de dure en schaarse capaciteit van de sociaal geneeskundige in te zetten. Die hoeft alleen maar gericht ingezet te worden, wanneer er twijfel is – bij de geringste twijfel, kan ik u toezeggen – en als er indicaties zijn dat de asielzoeker door een arts gezien moet worden, op voorwaarde dat de asielzoeker daarmee instemt.
De heer Spekman heeft uitgebreid stilgestaan bij het medisch steunbewijs en het Istanbulprotocol. Het meenemen van steunbewijs in het medisch advies is niet nodig. Van een asielzoeker wordt immers niet gevraagd om te bewijzen dat hij door een bepaalde gebeurtenis een trauma heeft opgelopen. Voor ons is alleen van belang dat het geloofwaardig en aannemelijk is. Dat is het enige wat hij op dat moment aannemelijk moet maken.
De toegevoegde waarde van dit soort onderzoek voor het nemen van beslissingen is in de praktijk zeer beperkt, omdat nooit met zekerheid uitspraken zijn te doen over de causaliteit tussen de lichamelijke en psychische toestand en de oorzaak die volgens de asielzoeker daaraan ten grondslag ligt. Steunbewijs kan ook nooit los van de verklaringen van betrokkene worden beoordeeld. In het advies zul je daar dan ook geen uitspraak over kunnen doen. De medisch adviseur zou dan als eerste moeten ingaan op het asielrelaas op een moment dat dat asielrelaas nog niet eens bekend is. Het is dan ook praktisch onmogelijk om dat in met medisch advies als steunbewijs te laten bestempelen. Ik zal het hier kortheidshalve bij laten. Over het vraagstuk van het steunbewijs en het Istanbulprotocol heb ik in de stukken veel geschreven en ook geantwoord op de vragen van de leden van de Kamer.
Mevrouw Azough vraagt naar het medisch advies en de relatie tot de kwetsbare personen, de RVT en de aanwezige ruimte. Het advies als zodanig heeft niet tot doel om speciale opvangbehoeftes van kwetsbare personen in beeld te brengen. In de medische intake door COA en Menzis, op het moment dat een asielzoeker zich meldt, wordt dat aspect meegenomen. Het medisch advies in de RVT heeft tot doel om voorafgaand aan de asielprocedure vast te stellen of er sprake is van een medische problematiek die van invloed kan zijn op het verloop van de procedure. Verder is het een vorm van vroegsignalering van medische problematiek. Dat verhaal heb ik u al gedaan. Het doel dat u wilt dienen, wordt al gediend via de intake door COA en Menzis. Dan vangen wij kwetsbare groepen op een geëigende manier op.
Mevrouw Azough vraagt om het medisch advies als verplichting in de wet op te nemen. Zij vraagt: waarom regelt u dat recht niet in de wet? Ik kan haar hopelijk geruststellen dat het aanbieden van medisch onderzoek echt de standaard zal worden. Het is te zien als een verplichting van de overheid. U hoort dat nu expliciet uit mijn mond; dat is ook voor de wetsgeschiedenis niet onbelangrijk. Wetstechnisch past het beter op het niveau van het Vreemdelingenbesluit dan op het niveau van de Vreemdelingenwet. Ik neem aan dat het niet nodig is om alle zaken die geregeld moeten worden en waaraan u mij wilt en mag houden in de wet vast te leggen.
Mevrouw Azough vraagt naar de relatie met artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn. De asielzoeker moet zonder steun van de overheid medisch steunbewijs verzamelen ten behoeve van zijn asielrelaas. Is dat de bedoeling, blijft dat zo? Ja, dat is de bedoeling. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het inmiddels zo dat er geen grond is om aan te nemen dat artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn verder strekt dan dat de vreemdeling in de gelegenheid moet worden gesteld om elementen ter staving van zijn asielverzoek in te dienen. Daarin zit geen plicht voor de overheid om zelf actief medisch steunbewijs te verzamelen.
Mevrouw Van Velzen had een vraag over de medische aanvraag en over de parallelle procedure, namelijk waarom het criterium van de beschikbaarheid van de behandelmogelijkheden tot uitgangspunt is genomen in plaats van de toegankelijkheid of de daadwerkelijke beschikbaarheid voor individuen. Dat komt omdat dit het enig objectief vast te stellen criterium is. Toegankelijkheid is niet objectief vast te stellen omdat er vaak ook niet-medische aspecten een rol spelen. Ik denk daarbij aan financiële, geografische of infrastructurele aspecten. Als we dat alles zouden moeten meewegen bij de vraag of iemand bijvoorbeeld de zorg in zijn land van herkomst kan betalen, ben ik bang dat we iets over ons afroepen wat onoverzienbare gevolgen heeft. Dat zou betekenen dat eenieder met een medische aandoening hiernaartoe zou kunnen komen die de zorg in zijn eigen land niet kan betalen, of niet kan bereiken omdat hij er te ver vanaf woont, terwijl de zorg in het land van herkomst wel beschikbaar is. Dan zouden we de behandeling van die mensen hier middels een verblijfsvergunning moeten toestaan. Ik geloof niet dat dit de bedoeling van de SP-fractie kan zijn. Ik zie het doel wel dat mevrouw Van Velzen wil dienen, maar het is niet objectief vast te stellen en ik denk dat het risico te groot is om het anders te regelen dan we nu hebben gedaan. Overigens wordt in de jurisprudentie van het EVRM doorslaggevende betekenis toegekend aan de aanwezigheid van de medische voorzieningen en niet aan de vraag of die voorzieningen in het individuele geval ook feitelijk toegankelijk zijn.
Mevrouw Van Velzen vroeg ook hoe de voorlichting over het medisch advies wordt geregeld. De voorlichting moet hoe dan ook zo vroeg mogelijk worden gegeven. Ik stel me voor dat VluchtelingenWerk Nederland hier een rol in zal spelen, in de eerste contacten. Mocht er op dat moment nog geen contact met de rechtsbijstandsverlener zijn geweest, dan is het vooral de eerste hulpverlener die daarop wijst. We zullen er in ieder geval in de procedure op toezien dat dit concreet is uitgewerkt.
De heerDe Krom(VVD)
Ik heb een vraag over de verplichting van de overheid om een aanbod tot medisch onderzoek te doen. Waarom staat daar geen verplichting tegenover om dat te accepteren? Betekent de parallelle procedure nu per definitie een vrijstelling van het mvv-vereiste?
StaatssecretarisAlbayrak
Wat betreft die verplichting zitten wij met medisch-ethische beperkingen, waar wij ons aan moeten houden, ook vanuit de relatie met volksgezondheid. De verplichting heeft ook geen toegevoegde waarde, omdat je deze toch niet kunt tegenwerpen als er een daadwerkelijke medische situatie is.
Dan de vraag over de parallelle procedure. De ingang is asiel. Het enige wat wij doen, is hangende dat asielverzoek, parallel medisch kijken of er iets aan de hand is. Je kunt niet asielzoekers mvv tegenwerpen. Parallel kijken wij of er nog iets anders aan de hand is. De oorspronkelijke juridische positie is dat het om een persoon gaat van wie vastgesteld moet worden of hij een vluchteling is.
De heerDe Krom(VVD)
Het is voor mij toch nog niet helder. Wat gebeurt er dan als het antwoord op die vraag "ja" is? Welke andere procedure hebben we dan precies? Ik neem aan dat de asielprocedure dan gewoon doorloopt. Misschien kunt u dat nog even toelichten.
StaatssecretarisAlbayrak
In principe zijn het geschakelde procedures. De asielprocedure loopt door. Parallel daaraan wordt er op basis van het medisch advies en wat op dat moment bekend is, ambtshalve bekeken of er gronden zijn voor een andere titel voor toelating. Dat doen wij dus ambtshalve als daar reden toe is. Als de asielprocedure positief is terwijl de medische aanvraag nog in behandeling is, dan kun je stellen dat er voorzien is in een verblijfsvergunning en dan kan nog de keuze gemaakt worden om wel of niet met "medisch" door te gaan. Op het moment dat iemands asielverzoek is afgewezen en wij parallel ambtshalve zijn begonnen en er medisch iets aan de hand is waar wij nog even mee bezig zijn, dan is er sprake van een tijdelijke artikel 64-procedure, dus uitstel van vertrek op medische gronden totdat wij het antwoord op die medische vraag hebben gegeven.
De heerDe Krom(VVD)
Ik probeer het toch helder en scherp voor de geest te krijgen. Stel dat in die parallelle procedure ambtshalve geen grond wordt gezien tot een verblijf op medische gronden. Die asielprocedure wordt afgewerkt. Het antwoord is: nee, u hebt geen recht op asiel. Ontstaat er daarna een nieuwe mogelijkheid om verblijf op medische gronden aan te vragen? Als het antwoord daarop ja is, heeft het natuurlijk allemaal weinig zin.
StaatssecretarisAlbayrak
Het heeft juist heel erg veel zin. Er komt geen nieuw recht. Het is niet zo dat je door die parallelle procedure de gronden voor toelating uitbreidt. Het is nu al zo dat als je wat betreft asiel uitgeprocedeerd bent, je pas daarna, dus volgtijdelijk de medische procedure start. Dan heb je heel veel tijd verloren. Dan heb je te maken met mvv, maar vaak wordt er dan een VoVo uitgesproken. Wij zeggen dan dat men de uitkomst niet in Nederland mag afwachten. In de praktijk is dat echter vaak wel het geval. Mensen werken niet mee aan hun terugkeer. Als ze geen documenten hebben wordt het al moeilijk. Die complicaties uit de praktijk zijn genoegzaam bekend. Dat willen wij nu allemaal ondervangen door parallel aan de asielprocedure helemaal aan het begin na te gaan of er gronden zijn op basis waarvan iemand een verblijfsvergunning zou moeten krijgen. Dat kan dus betekenen dat wij met een veel grotere tijdwinst tot een beslissing kunnen komen. In een kwart van alle gevallen krijgen mensen die een aanvraag op medische gronden indienen een verblijfsvergunning. Dus die kunnen wij nu de tijd, de moeite en de energie besparen en zij zullen dus eerder op basis van hun medische situatie een verblijfsvergunning krijgen. Voor de overige driekwart zal het ook betekenen dat wij al sneller hebben kunnen toetsen. Als nadat ze uitgeprocedeerd zijn alsnog een aanvraag regulier wordt opgestart dan zijn wij ook in staat om heel snel na te gaan – veel sneller dan wij nu in de medische procedure doen – of er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Er zal dan een medisch dossier beschikbaar zijn. De afwijzing zal dan dus ook sneller komen. Als wij die eerste zorgvuldigheid in de procedure hebben betracht, is de verwachting gerechtvaardigd dat rechters veel minder vaak VoVo's zullen toewijzen als zij zien dat het allemaal is gecheckt en er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn. Dan zal de vreemdeling veel sneller in de situatie terechtkomen dat er geen sprake is van rechtmatig verblijf. Dan behoeven wij dus ook geen opvang te verlenen. Dan vragen wij de vreemdeling om naar het land van herkomst terug te gaan en aldaar de uitkomst van de nieuwe procedure af te wachten.
De heerDe Krom(VVD)
Wordt die parallelle procedure ambtshalve opgestart? Ik zie u knikken. Als de uitkomst daarvan is dat men geen recht op verblijf heeft op medische gronden anders dan asiel, staat, naar ik aanneem, de mogelijkheid tot beroep tegen dat besluit open.
StaatssecretarisAlbayrak
Ja.
De heerDe Krom(VVD)
Dus daar staat de mogelijkheid tot beroep open. Dat betekent in feite dat je een extra beroepsmogelijkheid creëert. In de vervolgaanvraag regulier is namelijk ook beroep mogelijk. Dus wat zijn wij nu precies aan het doen?
StaatssecretarisAlbayrak
In de huidige omstandigheden geldt dat wanneer je een reguliere procedure start na je asielprocedure, je ook de volledige rechtsgangmogelijkheid hebt.
De heerDe Krom(VVD)
Maar dit is een extra stap, een extra mogelijkheid.
StaatssecretarisAlbayrak
Ja. Daarom hebben wij gezegd dat hiervoor geen extra parallelle beroepsprocedure is. Dat loopt namelijk mee in de beroepsprocedure asiel.
MevrouwVan Velzen(SP)
Voorzitter. Ik wil inhaken op de antwoorden die de staatssecretaris mij gaf op mijn vragen over de BMA-adviezen op het punt van de medische zorg in het land waar iemand naar teruggestuurd wordt. Het gaat mij niet om de toegankelijkheid, want daarin volg ik de staatssecretaris. Je kunt niet gaan kijken of de zorg daar betaalbaar is en of het toevallig op 500 km afstand beschikbaar is. Het gaat echter wel om de beschikbaarheid. Dat mis ik in de adviezen. Als iemand in het land van herkomst wel aan een nierdialyseapparaat kan hangen, maar er maar vijf plaatsen beschikbaar zijn in het hele land, vind ik dat dat meegenomen moet worden in het BMA-advies. Ik krijg daarom graag een nadere precisering van het antwoord van de staatssecretaris.
Ik heb nog een tweede vraag. Ik heb de staatssecretaris gevraagd waarom zij er niet voor kiest om bij elke aanvraag voor asiel, de asielzoeker naar een sociaal geneeskundige te sturen en of dit niet een te gemakkelijke manier van bezuinigen is. Zij heeft daar geen antwoord op gegeven. In haar brief van 7 oktober zegt zij echter zelf dat zij er uit financiële overwegingen voor kiest om niet een uitgebreid medisch onderzoek te doen. Vindt zij zelf ook niet dat een volwaardig en uitbreid onderzoek aan iedereen aangeboden zou moeten worden? Het moet niet verplicht worden, maar het moet wel worden aangeboden. Mensen moeten die kans krijgen, gewoon vanwege de zorgvuldigheid van de eerste procedure.
StaatssecretarisAlbayrak
Ik heb de keuze die wij hebben gemaakt al uitgebreid toegelicht en heb aangegeven waarom die zo beperkt is gebleven. Ik heb ook gezegd dat dat niets afdoet aan de parallelle procedure waarin, als er redenen zijn om mensen vanwege de medische situatie zo'n onderzoek aan te bieden, die route open wordt gehouden. Ik acht het niet haalbaar om eenieder standaard een uitgebreid medisch onderzoek aan te bieden. Lang niet alle mensen zijn ziek. Als je dan zou uitlokken dat ze er allemaal gebruik van gaan maken, dan weet ik niet hoe wij dat met zijn allen zouden moeten betalen.
Dan de beschikbaarheid van de gezondheidszorg in de landen van herkomst. Dat is niet een oordeel dat het BMA hier zelfstandig velt. Wij hebben internationale bronnen geraadpleegd. Ik ben even kwijt welke organisaties wij allemaal raadplegen, maar er is naar gekeken of je op basis van de verkregen informatie uit mag gaan van de beschikbaarheid van de zorg. Dit staat allemaal uitgebreid in de brief. Het is dus niet de IND die zelf een oordeel velt. Over de medische stand van zaken en de beschikbaarheid van behandelingen in die landen zijn objectieve gegevens beschikbaar die internationaal gebruikt mogen worden. Ik zeg het nu heel algemeen, maar wel op de goede manier.
De heerSpekman(PvdA)
Ik heb drie korte vragen. Ten eerste heb ik de staatssecretaris horen zeggen dat er nog iets bekeken wordt als het gaat om de procedure bij Schiphol en dat het dan vooral gaat om de positie van het medisch advies daar. Ik neem aan dat wij daarover geïnformeerd worden.
Ten tweede had ik de staatssecretaris gevraagd naar de brief van Vrouwen tegen uitzetting. Daarin werd de vraag gesteld hoe wordt omgegaan met seksueel geweld. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris heeft gezegd dat MAPP uitgangspunt is van de wijze waarop wij daarmee omgaan. Deze groep maakt zich echter zorgen over de specifieke training die nodig is om hier enigszins begripvol mee om te gaan in interviews. Daar is de staatssecretaris niet op ingegaan.
Ten derde krijg ik nog graag een reactie op hetgeen Amnesty heeft gezegd – men verschilt blijkbaar van mening met de staatssecretaris – over de noodzaak om de medische rapportages die voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen op basis van het Istanbulprotocol mee te wegen bij de beoordeling van het asielverzoek. Het uitgangspunt van Amnesty is dat dergelijke medische rapportages conform artikel 4, lid 3, van de Europese Kwalificatierichtlijn dienen te worden meegewogen bij de beoordeling van asielrelaas.
StaatssecretarisAlbayrak
Op het punt van het medisch advies op Schiphol en de continuïteit van de rechtsbijstand heb ik gezegd dat wij die nader uit gaan werken. Wij zullen dit punt meenemen bij de stand-van-zakenrapportage over de implementatie van de wet, die uiterlijk medio 2010 bij de Kamer bekend zal zijn. De invoering van het wetsvoorstel is op 1 juli 2010 voorzien. Vandaar dat ik net zei dat het medio 2010 bekend zal zijn.
Dan kom ik bij VTU, seksueel geweld, MAPP en specifieke training. Eenieder die regelmatig in de keuken van de IND kijkt, heeft de ontwikkeling kunnen zien van gendersensitiviteit. Zo zijn er nu gendercontactpersonen. Denk ook aan het opbouwen van de kennis van alles wat met gendergerelateerd geweld te maken heeft. Ik verwijs ook naar de erkenning van gendergerelateerd geweld als grond voor asiel of als bijdrage aan het vluchtverhaal. Wij zijn een eind opgeschoten. Dat geldt ook voor de deskundigheid van de mensen die de verhoren afnemen. Ik zal kijken of genderelementen specifieke aandacht behoeven binnen de deskundigheid die ik net noemde, waarvoor wij de MAPP-systematiek hebben gevolgd. Als het nodig is, zal ik daar ook in voorzien. Ik denk dat wij nu redelijk op weg zijn. Ik zal kijken waar wij mogelijk nog tekortschieten, maar ik denk dat de IND wat dit betreft inmiddels wel redelijk op orde is. Dat geldt overigens ook voor het horen van alleenstaande minderjarigen et cetera.
De heer Spekman heeft gevraagd naar het steunbewijs en het medisch advies. Hij zegt dat ik blijkbaar van mening verschil met Amnesty International. Dan zeg ik: ja, daarover verschillen wij van mening.
De heerSpekman(PvdA)
Dat constateer ik inderdaad. Ik vraag me alleen af waar dat in zit. In reactie op schriftelijke vragen van de SP-fractie schrijft u dat het medisch steunbewijs van generlei waarde is. Het is een beetje bruut uitgedrukt misschien, maar daar komt het ongeveer op neer. Het staat op bladzijde 25. Vervolgens stuurt Amnesty ons een brief waarin staat dat het volgens het Istanbul Protocol van waarde behoort te zijn. Het moet op een bepaalde manier gebeuren. Dat betekent dat de wet- en regelgeving moet worden aangepast. Dat moet gebeuren op basis van de Europese regelgeving over de Kwalificatierichtlijn. Het is dus meer dan een meningsverschil. De vraag is dan ook hoe het juridisch in elkaar steekt. Moet het en, zo ja, waarom zit het er dan niet in? Het heeft in ieder geval wel waarde.
StaatssecretarisAlbayrak
Ik denk dat het niet alleen een verschil van mening is, maar ook een verschil in interpretatie van die Kwalificatierichtlijn. Ik heb gewezen op de jurisprudentie die inmiddels redelijk vaststaat. De overheid hoeft niet actief naar dat bewijs op zoek te gaan. Het staat de vreemdeling vrij om het mee te nemen en dan wordt het meegewogen. De vreemdeling wordt dus in de gelegenheid gesteld om het te overleggen. Daar verplicht de Kwalificatierichtlijn ons toe. Er rust dus geen plicht op de overheid om actief op zoek te gaan. De jurisprudentie geeft ons ook gelijk in die interpretatie.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Ik heb ook een aantal vragen gesteld over het steunbewijs, waar de staatssecretaris nog niet op is ingegaan. Waarom staat dan wel in de schriftelijke beantwoording dat rapporten van de Medische Onderzoeksgroep van Amnesty International wel degelijk worden meegenomen in de beoordeling van de asielrelazen? Dat staat haaks op wat de heer Spekman net constateerde.
Dan heb ik nog een tweede vraag. De asielzoeker moet zelf actief op zoek gaan naar mogelijkheden om het steunbewijs te vergaren. Hoe ziet de staatssecretaris dat dan voor zich? Op welke manier kan de asielzoeker dat nog meer doen dan bij Amnesty International aankloppen?
Dan de derde vraag. Stel dat de asielzoeker zelf tijdens het medisch advies zegt dat hij op zijn lichaam tekenen van marteling heeft. Hij kan bij wijze van spreken zelfs zijn t-shirt optillen om het te laten zien. Wat gebeurt daar dan mee? Wordt dat opgetekend? Wordt daar verslag van gedaan, zodat het meegenomen kan worden in de algemene asielprocedure?
StaatssecretarisAlbayrak
De beschermingsbehoefte wordt primair vastgesteld aan de hand van de aannemelijkheid van het verhaal van de vluchteling. Als er bij het medisch onderzoek of tijdens het gesprek uiterlijke verminkingen aan het licht komen, wordt daarvan aantekening gemaakt. Dat geldt ook voor de eventuele uitleg van de vreemdeling, bijvoorbeeld dat een litteken het gevolg is van een schot in zijn been. In het dossier komt echter nadrukkelijk niet te staan: de verminking aan het been is het gevolg van een schot in het been. Een dergelijk causaal verband kunnen de medici op dat moment ook helemaal niet leggen. Er wordt dus aantekening van gemaakt en die aantekening wordt door de IND-medewerker in de procedure meegenomen.
Als het onderzoek naar medisch steunbewijs zou worden opgenomen in het medisch advies van de RVT, zou het medisch advies te omvangrijk worden om nog werkbaar te zijn. Ik baseer dat op de manier waarop bijvoorbeeld Amnesty het op dit moment doet. Het staat de vreemdeling natuurlijk altijd vrij om alles wat volgens hem zijn vluchtverhaal ondersteunt, voor te leggen. Als er bijvoorbeeld een MOG-rapport wordt ingediend, zal de IND dat meenemen bij de weging van de feiten. De overheid hoeft daar echter niet zelf achteraan te gaan.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Ik begrijp waarom de staatssecretaris zegt dat zij daarvoor geen verantwoordelijkheid draagt. Maar hoe moet de asielzoeker volgens haar die verantwoordelijkheid dan wel invullen?
StaatssecretarisAlbayrak
Als een vreemdeling stelt dat hij over bewijzen beschikt, mag hij geacht worden zelf met dat bewijs te komen. Hij hoeft dat overigens niet te doen, want wij kunnen op basis van zijn relaas de aannemelijkheid ervan bepalen.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Dat is natuurlijk geen antwoord. De asielzoeker moet dus zelf een doktersverklaring zien te krijgen, bijvoorbeeld door een MOG-onderzoek. In de RVT-periode van zes dagen lukt dat nooit! De verwijzing naar de eigen verantwoordelijkheid van de asielzoeker wordt daardoor natuurlijk wel een farce. Iemand moet immers wel in de gelegenheid worden gesteld om op een redelijke manier dat steunbewijs te overleggen.
StaatssecretarisAlbayrak
U suggereert opnieuw dat het medisch advies bedoeld is om het asielverhaal te staven. Dat hoeft helemaal niet te gebeuren in het medisch advies. Dat advies heeft een heel ander doel. Al het bewijs dat na het starten van de asielprocedure wordt aangeleverd, wordt meegewogen.
De heerDe Krom(VVD)
Ik weet niet of het in de Vreemdelingenrapportage staat, maar ik zou graag van de staatssecretaris horen hoeveel procent van de asielzoekers gebruikmaakt van artikel 64 en hoeveel procent van de reguliere aanvragen medisch is.
StaatssecretarisAlbayrak
Volgens mij staat het erin, maar in tweede termijn zal ik u die percentages geven.
Voorzitter. Ik kom toe aan de vragen die ik onder het kopje procedure heb verzameld. Mevrouw Azough vroeg waarom in de algemene procedure geen inhoudelijk criterium voor afdoening is opgenomen. Daarover hebben wij in december al uitgebreid gedebatteerd. Ik ga dat debat niet overdoen, maar ik wil haar er nog wel op wijzen dat een inhoudelijk criterium in dat stadium niet nodig is. Er kleeft bovendien een risico aan. Als je namelijk in de algemene procedure moet gaan besluiten om een vreemdeling op grond van inhoudelijk vastgelegde gronden wel of niet door te verwijzen naar de verlengde procedure, leidt dat tot een enorme juridisering. Je moet dan namelijk antwoord gaan geven op vragen als: kloppen de criteria wel? Zijn de criteria wel goed gewogen? Mag de IND er wel van uitgaan dat er wel of niet aan die criteria kan worden voldaan? Alles overziend denk ik dat wij aan het begin van de procedure onze tijd en energie beter aan iets anders kunnen besteden.
Het is ook niet nodig om de zorgvuldigheid van de procedure te garanderen. In principe wordt er namelijk altijd doorverwezen als de tijd te kort blijkt om in de aanmeldprocedure een zorgvuldig besluit te nemen.
Mevrouw Van Velzen vraagt of de algemene asielprocedure langer zal duren dan acht dagen, indien blijkt dat deze periode in de praktijk te kort is. Wij hebben goed gekeken naar de tijd die voor de processtappen nodig is. Ik heb al een aantal keer verwezen naar de strakke planning van die acht dagen. Daaraan gaat een lange voorbereiding vooraf. In veel gevallen duurt een processtap echt niet langer dan een dag. Om die reden hebben wij ervoor gekozen om de algemene asielprocedure acht dagen te laten duren, waarbij in principe voor elke processtap één kalenderdag is uitgetrokken. Omdat voorafgaand aan de indiening van de asielaanvraag de planning te maken is, verwacht ik dat deze acht dagen voldoende zullen zijn om de aanvraag zorgvuldig te bekijken. Daarnaast kijken wij naar mogelijkheden om deze termijn van acht dagen in een beperkt aantal gevallen met enkele dagen te verlengen, bijvoorbeeld als er plotseling geen tolk meer beschikbaar is. Dat kan een reden zijn om de termijn te verlengen. In sommige onverwachte situaties is daarmee gewaarborgd dat in de algemene asielprocedure voldoende tijd beschikbaar is om de asielaanvragen te behandelen tenzij langduriger onderzoek nodig is. Het kan ook gaan om ziekte van de vreemdeling. Alles wat niet aan de vreemdeling zelf ligt of aan ons, kan reden zijn voor verlenging.
Op het punt van de rechtsbijstand vroeg mevrouw Azough hoe de spreekuurvoorziening zich verhoudt tot het beginsel van de continuïteit. De advocaat die in de spreekuurvoorziening zit, doet dit ten behoeve van de advocaat van de asielzoeker. Hij fungeert als een soort verlengde arm. De spreekuurvoorziening zal daarom zo veel mogelijk beperkt worden tot processtappen waarbij zo min mogelijk afbreuk wordt gedaan aan het uiteindelijke doel van de continuïteit. Het zal bij uitstek gaan om procedurele handelingen, zoals uitreiking, toelichting et cetera. Dit geldt in ieder geval voor de dag waarop de voorbereiding op het nader gehoor plaatsvindt omdat de asielzoeker al tijdens de rust- en voorbereidingstijd uitgebreid is voorbereid op het eerste en vaak ook al het nader gehoor. Het geldt ook voor de dag waarop een zienswijze kan worden ingediend. De eigen advocaat zal dat vaak zelf doen, in alle rust, ruimte en beslotenheid van zijn eigen kantoor, terwijl de spreekuuradvocaat in het aanmeldcentrum de asielzoeker hierover zal voorlichten en eventuele vragen zal beantwoorden. Ik wees er al op dat de advocatuur zelf erg blij was met deze flexibele voorziening die de continuïteit ook wat hen betreft ten goede komt.
Ik kom te spreken over de continuïteit van de rechtsbijstand als er vertragingen optreden. Mevrouw Koşer Kaya sprak daarover. Ik kan mij goed voorstellen dat er zich ondanks alle maatregelen situaties voordoen waarin het vanwege logistieke redenen niet mogelijk is om een asielzoeker gedurende de hele procedure door één advocaat te laten begeleiden. Dat kan het geval zijn als er aanleiding bestaat om de asielprocedure met enkele dagen te verlengen. Als zich zo'n situatie voordoet, en wij streven ernaar om dergelijke situaties zo veel mogelijk te beperken, dan zullen wij vanuit de gedachte van continuïteit ernaar streven om het aantal advocaten dat zich met een asielzoeker bezig houdt te beperken. Wij houden er evenwel rekening mee dat het in de praktijk nooit volledig voorkomen kan worden.
De heer De Krom sprak over de procedure en over artikel 15c. Hij begon daarmee zijn betoog. Hij stelde een interessante vraag, namelijk of dit wetsvoorstel niet eigenlijk een uitbreiding van de categoriale bescherming in Europa behelst. Mijn antwoord daarop is "ja". Het is een voor mij zeer welkome uitbreiding, ongeacht of het komt omdat er de facto categoriaal beleid in de landen bestaat, waardoor mensen daar dezelfde bescherming krijgen als in Nederland, of omdat jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie ertoe dwingt om de Kwalificatierichtlijn zodanig te implementeren dat alle landen hetzelfde niveau van bescherming bieden. Die harmonisatie in Europa zal naar mijn verwachting in het voordeel zijn van landen zoals Nederland dat de traditie heeft van een relatief hoger niveau van bescherming.
Overigens is de vertaling van artikel 15c in de wet slechts een verplaatsing, en wel van wat eerst in het Vreemdelingenbesluit stond naar de Vreemdelingenwet. Dat gebeurt zonder dat dit een uitbreiding van de werkingssfeer met zich brengt. Eerder is mij om een reactie gevraagd op de prejudiciële antwoorden van het Europese Hof; die gingen over artikel 15c. Die reactie heeft de Kamer ook gekregen. Daarbij heb ik uitgebreid verteld waarom het in mijn ogen geen uitgebreide aanvullende bescherming biedt bovenop artikel 3 van het EVRM. In mijn ogen breidt het de bescherming in die zien dus niet uit. Ik heb het hele verhaal nog op mijn netvlies, maar ik denk dat het wat ver gaat om dat nu te herhalen. Ik doel op de combinatie van gewapend conflict en de uitzonderlijke omstandigheden, waar de prejudiciële vragen over spreken. Dat heb ik ooit een dubbelslot genoemd; dat maakt dat je de facto eigenlijk op een vorm van bescherming zit waar artikel 3 van het EVRM ons ook al in de weg zou staan om mensen uit te zetten.
De heer De Krom heeft een vraag gesteld over asielzoekers die via het land komen en niet via Schiphol. Volgens hem zouden zij dan geen recht meer moeten hebben op asiel. Feit is – en dat is niet anders dan in de voorafgaande jaren – dat de mensen hier al zijn. Je kunt dan niet mensen weigeren zonder te checken of zij gevaar voor hun leven lopen. Als je geen Dublinclaim kunt leggen, kan je mensen ook niet naar een ander Europees land sturen; je zult ze dus in behandeling moeten nemen.
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Ik wil nog even iets zeggen in vervolg op de vraag van de heer De Krom over artikel 15c en de vertaling daarvan in artikel 29. U bent een beetje hybride als u zegt: het is een uitbreiding of niet. Ik ga ervan uit dat dit artikel zoals het in de wet komt te staan, geen uitbreiding is ten opzichte van de wijze waarop wij het deden. Ik ga er dus van uit dat het eigenlijk niets anders is dan de implementatie van een richtlijn en dat het niet verder gaat dan de implementatie van de richtlijn. Of wordt daar bovenop nog jurisprudentie in de wet neergelegd?
StaatssecretarisAlbayrak
Nee, het is twee keer hetzelfde. De implementatie van de richtlijn via de prejudiciële vragen die de Afdeling bestuursrechtspraak aan het Hof had gesteld, is duidelijk geworden. Dat biedt ons nu de gelegenheid om het zo in de wet op te nemen.
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Daarmee doen wij hetzelfde als andere landen?
StaatssecretarisAlbayrak
Wij doen het in ieder geval. Of alle andere landen het nu ook al codificeren, is een tweede vraag.
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Dat is iets waar wij op moeten letten. Het gaat erom dat wij geen bescherming in de wet neerleggen die afwijkt van die in andere landen, waardoor je hier sneller een asielstatus krijgt dan elders.
StaatssecretarisAlbayrak
Voor de Nederlandse situatie is dat geen uitbreiding; wij hadden het namelijk al letterlijk opgenomen. Artikel 15c was dus al geïmplementeerd in het Vreemdelingenbesluit.
De heerDe Krom(VVD)
Inderdaad hebben wij al vaker de discussie gevoerd over artikel 15c van de richtlijn. Ik vind dat geen prettig artikel; maar goed, die discussie hoeven wij nu niet over te doen. De vraag is nu wel wat het rechtsgevolg is van het verplaatsen van dit artikel van het besluit naar de wet. Ik kan mij toch niet voorstellen dat dit geen rechtsgevolgen heeft. Toen het in het besluit stond, was dat ter ondersteuning en ter nadere uitleg van artikel 29, eerste lid. Nu gaat het deel uitmaken van dat eerste lid. U kunt toch niet zeggen dat het niets uitmaakt? Als het niets uitmaakt, waarom doen wij het dan?
StaatssecretarisAlbayrak
Omdat wij nu met een wetswijziging bezig zijn die ons ook het handvat biedt om dit in de wet te regelen. Toen wij de Kwalificatierichtlijn implementeerden, hebben wij er uitdrukkelijk voor gekozen om het via de makkelijke weg te doen. Dat paste ook in onze wetsystematiek; bovendien hadden wij het Vreemdelingenbesluit. Veel andere Europese landen hebben dat element rechtstreeks in de wet geïmplementeerd. Het is een technische "correctie", als u het zo wilt noemen. Het Vreemdelingenbesluit heb ik indertijd ook met veel overtuiging verdedigd. Toen was de kritiek uit de Kamer waarom wij het niet meteen in de wet opnamen. Dat debat staat mij nog heel goed bij. Gezien het feit dat er inmiddels antwoorden zijn op de prejudiciële vragen en wij met een wetswijziging bezig zijn, doen wij het nu in een keer goed. Het is dus een technische wijziging.
De voorzitter:
Ik kijk even op de klok. De staatssecretaris is nu ruim anderhalf uur bezig met de beantwoording, maar als ik goed tel, is zij nog niet op de helft. 23.00 uur halen wij dus makkelijk, zeg ik er maar even bij, al moeten wij ons misschien even afvragen met hoeveel tijd we dat tijdstip willen overschrijden. Gaat u door, mevrouw de staatssecretaris.
StaatssecretarisAlbayrak
Voorzitter, misschien niet het aantal mapjes, maar wel de inhoud van de mapjes zegt mij dat ik wel degelijk over de helft ben.
De voorzitter:
We zullen zien.
StaatssecretarisAlbayrak
Waarom heb ik er niet voor gekozen om een ruimere beoordeling van het asielrelaas door de rechter mogelijk te maken, zoals wordt beoogd met het initiatief Pechtold/Van der Ham? Het begrip ex nunc is genoemd. U moet dat niet op zichzelf zien, want dat is niet de enige weg waarlangs ik in ieder geval mijn argumenten opbouw om te stellen dat de volle toets bij de rechter niet nodig is en niet wenselijk vanwege de risico's die eraan kleven. Ik zal daar nog veel meer over zeggen. Het gaat erom dat het pakket dat er nu ligt voor de gehele aanpassing van de asielprocedure niet alleen stevig is als het gaat om de rechtspositie van de vreemdeling, maar in mijn ogen ook evenwichtig is, om het doel van de asielprocedure, dus snelheid in combinatie met zorgvuldigheid, te waarborgen. De volle toetsing vind ik niet wenselijk, want u moet beseffen dat het gaat om de toets van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Allereerst is vreemdelingenrecht bestuursrecht. In het bestuursrecht is de beoordeling van de geloofwaardigheid van het relaas in eerste instantie aan het bestuursorgaan. Bij de IND zit de kennis, expertise, tijd, energie en het geld om uitgebreid op alle feiten die worden aangedragen, in te gaan, om onderzoek te doen, om taalanalyses te doen, om uitgebreid te onderzoeken of een verhaal klopt. Het beslag dat door een volle toetsing op een rechtbank wordt gelegd, en dus op rechters, mensen en middelen, moeten we niet onderschatten. Als zij ten volle alles wat de IND heeft gedaan zouden moeten narekenen en overdoen, zou de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan naar de rechter verschuiven. Dat is in het bestuursrecht nooit de bedoeling. Dit zou niet alleen een uitbreiding van de capaciteit van rechtbanken, maar ook van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State betekenen. Je kunt volgens mij bovendien serieus betwijfelen of dit de rechtspositie, de rechtsbescherming van de vreemdeling ten goede komt. Wij hebben nu de volle eerste procedure bij het bestuur. Dan heb je de rechter die inderdaad misschien ten onrechte – nee, niet ten onrechte, want ik vind het een grote vooruitgang; laat ik het positief zeggen – ex nunc gaat toetsen. Dat betekent dat die op dat moment alle feiten en omstandigheden die bekend zijn én alle beleidswijzigingen die intussen zijn doorgevoerd, zoals bijvoorbeeld een categoriale bescherming die is ingeroepen, mag meewegen om na te gaan of de IND tot het oordeel heeft kunnen komen dat voorligt. Er zal dus ook veel meer via die rechter gerepareerd worden, als ik het zo mag noemen, zo dat op dat moment geïndiceerd is. De rechter hoeft dus niet alleen maar af te gaan op de feiten en omstandigheden zoals die waren toen de IND ernaar keek, maar mag het doen op basis van de informatie op dat moment, dus ex nunc. Daarbij komt wat ik de Kamer eerder heb toegezegd, namelijk dat alle wijzigingen en feiten en omstandigheden die hangende de procedure al bekend worden, door de IND zelf worden meegenomen. Er zit dus ook bij het bestuur een correctiemoment. De IND doet daar wat mee en als het bij de rechter komt, kan die dat ook allemaal meewegen. Daarbij komt dat de Afdeling bestuursrechtspraak echt een andere functie heeft. Daarvan kun je niet vragen dat die de volle toets van de rechter nog eens gaat toetsen. Dat zou een redelijk volle toetsing door de Raad van State betekenen, maar dat kan echt nooit de bedoeling zijn. Als je de rechterlijke toets over de volle linie zo gaat optuigen, gaat het volgens mij ten koste van de focus met de beperkte middelen en mensen die hiermee aan de slag zullen gaan. Daarom heb ik liever dat de verantwoordelijkheid blijft liggen waar die ligt, namelijk bij het bestuursorgaan, bij de staatssecretaris, en dat de rechterlijke toets, ex nunc, sterk verbetert en ons in staat stelt om uw zorgen weg te nemen.
Artikel 83 met de ex nunctoetsing en de bestuurlijke lus in lid 5 is een uitdrukkelijke verbetering en een duidelijke versterking van de toetsing door de rechtbank. Ik aarzel een beetje of ik de lange teksten die ik hier voor mij heb liggen moet voorlezen. Het allerbelangrijkste is dat ik de te brede aandacht bij de rechter en de Raad van State voor de vreemdeling in het kader van rechtsbescherming als een risico ervaar. De kosten aan mensen en middelen voor het optuigen van de rechtbanken en de Raad van State wegen niet op tegen de voordelen die wij via een andere weg benutten. Ik zou ook niet weten waar wij dat geld vandaan moeten halen. Bovendien, ik kom hiermee terug op mijn eerste argument, is het in ons bestuursrecht in de verhouding tussen bestuur en rechter zo dat de verantwoordelijkheid voor het toetsen van het asielrelaas hier ligt en dat de rechter zonder enige terughoudendheid – dat zegt de afdeling wel – moet toetsen of het bestuursorgaan zorgvuldig tot zijn besluit heeft kunnen komen. Er is dus wel degelijk een niet-terughoudende toetsing door de rechter of ik in alle zorgvuldigheid tot dat besluit heb kunnen komen. Maar dit is echt wat anders dan dat hij alle feiten, omstandigheden en het bewijs gaat wegen, en het onderzoek gaat herhalen waarvoor het bestuursorgaan is opgericht. Er zijn dus forse verbeteringen.
Ik vind het jammer dat ik de Kamer niet heb kunnen overtuigen dat de oorzaken van het doorprocedeergedrag worden weggenomen met deze verbeteringen, in combinatie met alles wat er gebeurt in de parallelle procedure en het medisch onderzoek en met de uitbreiding van de ruimte voor de asielzoeker om zijn verhaal te doen. Ik zie een risico in de volle toets, niet alleen in personele en financiële zin, maar ook voor ons rechtsbestel, omdat het atypisch is in de verhouding tussen bestuursorgaan en rechter.
De heer De Krom heeft nog een korte vraag gesteld over dit onderwerp. Waarom heeft de rechter wel aan de minister een termijn gegeven om in te gaan op nieuwe feiten en niet aan de vreemdeling als het gaat om de toetsing van feiten? In de vraag is de procedure niet juist weergegeven. Lid 5 van het nieuwe artikel 83 geeft de minister de mogelijkheid om te reageren op de nieuwe gegevens en lid 6 biedt de vreemdeling die mogelijkheid. Er is uiteraard één verschil. De minister zal moeten aangeven wat de gevolgen van de nieuwe gegevens zijn voor het besluit. Dat is de bestuurlijke lus waar ik net over sprak.
De heerDe Krom(VVD)
De staatssecretaris heeft misschien de meerderheid van de Kamer niet kunnen overtuigen.
StaatssecretarisAlbayrak
Ik weet niet of het de meerderheid is, maar het is een deel van de Kamer.
De heerDe Krom(VVD)
Zij heeft een belangrijk deel van de Kamer er niet van kunnen overtuigen dat volle toetsing door de rechter echt een ongelooflijk slecht idee is. Mevrouw Koşer Kaya lacht erom, maar het is een regelrechte ramp als dit door de Kamer zou worden aangenomen. In het verleden gebeurde het wel, als ik het goed zeg. Dat leidde ertoe dat er in 2002 80.000 mensen in de opvang zaten met een enorm stuwmeer aan zaken bij de rechtbanken. Ik geloof dat dat de piek was. Als dit doorgaat, gaan wij terug naar de jaren negentig. Ik zou het een absolute ramp vinden als dit gebeurt. Voor zover de staatssecretaris vraagt om steun voor haar standpunt over die volle toetsing, heeft zij die ten volle van de VVD.
De voorzitter:
Dat is geen vraag maar een opmerking, dus wat mij betreft, hoeft de staatssecretaris daar niet op te reageren.
MevrouwKoşer Kaya(D66)
De heer De Krom staat het vrij om tegen te stemmen, maar ik denk dat het juist een ongelofelijk goed idee is om het zorgvuldig te doen, zodat wij niet straks herhaalde verzoeken krijgen. Ik heb drie argumenten waarom het wel zou moeten en een vraag. Ten eerste lijkt mij toch de rechter bij uitstek degene die gaat beoordelen of een asielrelaas juist is of niet. Daarom hebben wij ons systeem ook zo opgezet als wij het hebben opgezet. Ten tweede wijs ik op artikel 3:46, want de opmerking van de staatssecretaris is naar mijn idee moeilijk te rijmen met het motiveringsbeginsel. Traditioneel betekent de eis dat een besluit moet berusten op een deugdelijke motivering onder meer dat de feitelijke grondslag van het besluit juist is. Ten derde vraag ik mij af of het meer geld gaat zou kosten, omdat je veel minder herhaalde verzoeken zult krijgen en het dan ook zorgvuldiger wordt. Ik heb nu een amendement ingediend, samen met mevrouw Van Velzen. Daarin spreken wij uit om in gevallen waarin het oordeel van de minister omtrent de verblijfsvergunning gebaseerd is op het oordeel dat het asielrelaas van de vreemdeling niet geloofwaardig is een vollere toetsing te laten doen door de rechter. Dus daarmee beperken wij het ook voor een deel. Ik zou graag willen dat de staatssecretaris straks wellicht op dat amendement reageert.
De voorzitter:
Die vraag is terecht, en natuurlijk moet de staatssecretaris op het amendement reageren, maar het amendement is binnengebracht op het moment dat de staatssecretaris haar eerste reactie op het mondeling door u aangekondigde al had gegeven, dus het mag ook schriftelijk. Dat mag altijd met amendementen die later worden ingediend. Ik kijk even naar de staatssecretaris of het verstandig is om nu te reageren of om dat in tweede termijn of schriftelijk te doen.
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Ik heb wel een procedurele vraag, ook aan de indieners. Dit is wat mij betreft wel een onderwerp dat een apart debat vergt, dus het staat u vrij om dit amendement in te dienen, maar die volle toetsing – zeker op dit onderdeel, namelijk de vraag of het verhaal geloofwaardig is – is nog wel de meest moeilijke van alle toetsingen, want dan moet de rechter dus inderdaad bij de hele IND-organisatie gaan kijken hoe het werkelijk is in het land van herkomst. Dat gaat voor mijn gevoel elke efficiencywinst en verbetering van de procedures te boven. Als wij dat willen, zou ik de indieners adviseren – die dit zelf moeten weten – om het in zijn geheel in die wet op te nemen. Dan kan ik het ook beter beoordelen, want nu reageer ik ook op dit amendement, en kan ik beter antwoorden op de dan vanuit vak K gegeven argumenten.
De voorzitter:
Procedureel hebt u een punt. Dit voorstel is nu alleen als amendement ingediend en niet meer als initiatiefwet. Dat maakt het lastiger.
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Mijn procedurele vraag was om dit toch in de vorm van een initiatiefwet in te dienen, zodat ik veel beter met de indieners in vak K het debat kan voeren over deze verstrekkende wijziging.
De voorzitter:
Wil de staatssecretaris nog reageren? Of liever straks?
StaatssecretarisAlbayrak
Eigenlijk heb ik hierover al heel veel gezegd. Ik kom straks nog wel even terug met een reactie op het amendement. Ik denk dat dat het beste is, want ik lees nu dat de indieners het niet hebben over een volle toets maar over een vollere toets.
De voorzitter:
Het wordt er niet eenvoudiger op.
StaatssecretarisAlbayrak
Dus ik wil even kijken wat u nu precies zegt en in hoeverre dit nu weer anders is dan het initiatief-Pechtold. Want dit lijkt af te wijken van wat u eerder hebt betoogd.
De voorzitter:
Dan doe ik het voorstel dat de staatssecretaris hierop schriftelijk reageert, zodat zij er ook nog even goed kennis van kan nemen hoe het initiatief-Pechtold er uit zag en zij ook kan ingaan op de verschillen tussen dit amendement en dat initiatief. Dat lijkt mij beter dan nu te reageren.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Ik heb twee vragen. Ten eerste vraag ik aan mevrouw Koşer Kaya wat zij bedoelt met "een vollere toetsing", want dat is mij niet helemaal duidelijk. Ten tweede heb ik een vraag aan de staatssecretaris, die in de memorie van toelichting zegt dat de ex nunctoetsing zoals zij die voorstelt door de rechter van relevante feiten en omstandigheden ervoor zal zorgen dat vervolgprocedures korter en uitzonderlijker zullen worden. Maar waarom zou dat niet eveneens gelden voor de fase van hoger beroep?
De voorzitter:
Vindt u het goed, voordat u allemaal op deze min of meer procedurele maar ook inhoudelijke zaken ingaat, dat ik even inventariseer wat voor vragen u hebt?
De heerAnker(ChristenUnie)
Ik wil een ordevoorstel doen, want ik constateer dat wij stiekem aan een tweede termijn over een amendement van een van de leden zijn begonnen. Omwille van de eindtijd van het debat zou ik liever de staatssecretaris haar eerste termijn willen laten afmaken, zodat wij dan in de tweede termijn onderling aan de gang kunnen.
De voorzitter:
Ik heb net een procedurevoorstel gedaan, namelijk dat de staatssecretaris nadrukkelijk ingaat op de verschillen tussen dit amendement en het initiatief-Pechtold en wat dat betekent voor dit wetsvoorstel. Ik zie dat de heer De Krom daarop wil reageren.
De heerDe Krom(VVD)
Het komt mij voor dat dit amendement de kern van het wetsvoorstel van het kabinet onderuit haalt, namelijk geen volle toetsing door de rechter. Als dit amendement na een schriftelijke reactie toch zou worden aangenomen, dan kan ik mij voorstellen dat het kabinet dit wetsvoorstel intrekt. Ik zou in ieder geval in de schriftelijke reactie ook willen zien wat het kabinet met de wet gaat doen als dit amendement wordt aangenomen.
MevrouwVan Velzen(SP)
Wij zijn bezig met een wetgevingsoverleg, met de behandeling van een wetsvoorstel. Ik vind het procedureel onjuist om er dan een ander initiatiefwetsvoorstel bij te betrekken. Er ligt een amendement voor van mevrouw Koşer Kaya en mijzelf; ik denk dat we dat amendement moeten behandelen.
De voorzitter:
U hebt gelijk, mevrouw van Velzen, maar een van uw collega's heeft nadrukkelijk gevraagd, zowel aan de indiener van dit amendement als aan de staatssecretaris, wat het verschil is tussen het initiatiefwetsvoorstel en het amendement.
MevrouwVan Velzen(SP)
Nu reageert u op mijn reactie en dat maakt het een beetje ingewikkeld. Ik hoef op dit moment geen oordeel over een initiatiefwetsvoorstel dat nu niet aan de orde is. Het gaat hier om het amendement, zoals dat is ingediend.
De voorzitter:
Dat kan niet, want u stelt verschillende vragen. Ik denk dat we er verstandig aan doen om aan de staatssecretaris te vragen om op al die vragen, zoals gebruikelijk bij wetgeving, antwoord te geven. Ik denk dat het nog verstandiger is als ze dat schriftelijk doet.
MevrouwVan Velzen(SP)
Dat lijkt me helemaal onwenselijk. We zitten hier midden in de behandeling van een wetsvoorstel en dan dient er niet een deel schriftelijk behandeld te worden. Ik zou dan willen voorstellen na de eerste termijn te schorsen en op een ander moment de tweede termijn in te plannen.
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Het is mij in ieder geval duidelijk dat dit amendement wel een bommetje onder die wet is, omdat het amendement vrij structureel is. Ik heb aan meer dan een brief behoefte en wil in ieder geval een antwoord van de staatssecretaris horen. Dat mag wat mij betreft in tweede termijn, dan is er misschien iets meer tijd en kunnen we eerst de eerste termijn afronden. Maar dan zou ik het wel graag daarna willen horen, omdat het bepalend is voor mijn positie ten aanzien van het wetsvoorstel. Er staat in het artikel overigens "ten volle" en niet "vollere toetsing", dus het artikel is zo duidelijk als wat. Dat maakt mij, gecombineerd met het feit dat het over de geloofwaardigheid van het verhaal gaat, wel extra bezorgd. Misschien kunnen we nu de eerste termijn afhandelen, waarna de staatssecretaris er wat mij betreft in de tweede termijn op terugkomt.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Kan de staatssecretaris antwoord geven op de vragen die gesteld zijn? Laten we vooral verdergaan met het debat, want volgens mij is er hier sprake van overdreven reacties als er gesproken wordt over bommetjes en dergelijke.
De voorzitter:
In ieder geval bent u het op dat punt al niet met elkaar eens.
StaatssecretarisAlbayrak
Laat ik een poging doen om hier inhoudelijk, specifiek op het amendement gericht, een antwoord op te geven. Terwijl de commissieleden met elkaar in gesprek waren, had ik de tijd om het amendement nauwkeuriger te lezen, dus dat scheelt weer.
Ik lees dat het voorgestelde artikel concreet moet luiden: "voor zover het besluit omtrent een verblijfsvergunning berust op het oordeel dat de door de vreemdeling aangevoerde feiten en omstandigheden niet geloofwaardig zijn, toetst de rechter de beoordeling door onze minister ten volle". Daar zit geen woord Spaans bij: niets voller of een beetje vol, niet iets minder vol, maar ten volle. Dan kom ik weer terug op de argumenten die ik net noemde en die voor een deel puur staatsrecht zijn. Nederland heeft in het bestuursrecht de rechterlijke toets in twee instanties vormgegeven: eerst de rechtbank en daarna de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In de toelichting zeggen de indieners van het amendement ook nog eens dat het gaat om "een vollere toetsing dan nu volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State". Het gaat dus ook nog eens om de toets door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ik vraag de commissieleden om even met mij mee te lopen langs de totstandkoming van de Vreemdelingenwet 2000 en de reden waarom we destijds hebben gekozen voor een beperkte functie van het hoger beroep.
In het bestuursrecht wordt in hoger beroep een oordeel gegeven over de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er wordt dus geen rechtstreeks oordeel gegeven over de eerder in de zaak door het bestuursorgaan, door de staatssecretaris genomen beslissing. De Raad van State oordeelt over de aangevallen uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling kan in hoger beroep gaan, maar in heel veel gevallen is dat de staatssecretaris zelf. In het vreemdelingenrecht geldt deze bestuursrechtelijke vorm temeer, omdat voor hoger beroep in vreemdelingenzaken het zogeheten grievenstelsel geldt. In dat stelsel wordt in dit voorstel geen wijziging aangebracht. Het grievenstelsel blijft dus bestaan. Wij hebben bewust gekozen voor een beperkte vorm van hoger beroep. Wij hebben die beperking niet primair gezocht in het type zaken waarin hoger beroep ontstaat. Wij hebben een procedure ontworpen die de Afdeling bestuursrechtspraak in staat stelt om de grote aantallen zaken waarin geen vragen spelen over het belang van de rechtseenheid, ook na de afschaffing van de Rechtseenheidkamer, het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in het algemeen, relatief snel af te doen, op een doelmatige wijze. Dat betreft de bulk van alle zaken, zaken dus die geen raakvlak hebben met de rechtseenheid en zaakoverstijgende belangen. Vervolgens kan men zich doelmatig richten op de zaken waarvoor hoger beroep wel is bedoeld. Wij hebben uitdrukkelijk gekozen voor een hoger beroep dat zich richt op de zaaksoverstijgende belangen, op de rechtseenheid en de rechtsbescherming in algemene zin. Als je de Afdeling bestuursrechtspraak via de volle toets zou belasten met een uitgebreide toets op alle zaken die worden aangedragen, dan gaat dat hoe dan ook ten koste van de functie van het hoger beroep, iets waarvoor wij met volle verstand hebben gekozen en waarmee wij voorzien in een behoefte in ons rechtssysteem. Een belangrijk onderdeel daarvan is het grievenstelsel. Wij hebben in de Vreemdelingenwet 2000 geregeld dat een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank moeten worden ingebracht. Indien ook de Afdeling bestuursrechtspraak nieuwe gegevens in de beoordeling zou moeten betrekken, zou het grievenstelsel als zodanig niet meer te hanteren zijn. De Afdeling bestuursrechtspraak zou haar rol in de zaaksoverstijgende kwesties feitelijk niet meer kunnen vervullen. Op die manier wordt het hoger beroep, zoals dat is bedoeld, met de functie die het heeft in de rechtseenheid en de rechtsbescherming in het algemeen, met dit amendement opgeblazen.
Dan de vraag van de heer De Krom naar de consequenties voor het wetsvoorstel, mocht het amendement in deze vorm worden aangenomen. Wij gaan ons daar dan op beraden. Ik kan daar nu niet op vooruitlopen.
De heerSpekman(PvdA)
Ik keer de redenering even om. De ratio waarom mijn fractie altijd voor de volle toets was, en dat eerder heeft uitgesproken, had te maken met het feit dat het bijvoorbeeld bij botanalyses en taalanalyses onbevredigend was als een rechter liet blijken dat die van geen kant deugden, maar er toch geen uitspraak over kon doen, omdat hij de geloofwaardigheid niet mocht toetsen. Als die kwestie op een andere manier te ondervangen is, dan hoor ik dat graag. Het is voor het rechtsgevoel niet goed dat, als mensen een beroep doen op de rechter en deze wel iets ziet, hij er officieel geen uitspraak over mag doen.
StaatssecretarisAlbayrak
Daar heb ik al op geantwoord. De rechter toetst het asielrelaas, de geloofwaardigheid ervan, weliswaar terughoudend, maar hij toetst wel of het besluit van de IND zorgvuldig tot stand heeft kunnen komen. Als de rechter denkt dat een botonderzoek onvoldoende of te veel weging heeft gehad, waardoor het besluit te veel is beïnvloed, dan kan hij stellen, gelet op wat hij heeft gezien, dat een en ander onzorgvuldig tot stand is gekomen. Dan wordt het gewoon weer teruggelegd bij het bestuursorgaan om een nieuw besluit te nemen. Die route is toch al voldoende waarborg om die zorgvuldigheid te betrachten. Over de Raad van State heb ik het voldoende uitgebreid gehad, maar bij de rechtbank is de grootste winst de ex nunctoetsing. Als de vreemdeling in de tussentijd een onderzoek heeft waarmee zijn leeftijd wel kan worden aangetoond of waarmee de grondslagen van een onderzoek van de IND onderuit worden gehaald, kan de rechtbank het op basis van die informatie wegen. De uitbreiding met de ex nunctoetsing is volgens mij de enige terechte reparatie van een vergroeiing, waar de toetsing te beperkt was en waarvan in de praktijk is gebleken dat het herhaalde aanvragen in de hand werkte. Door de ex nunctoetsing nu zelf in artikel 83 van de wet te regelen, hebben wij dat in ieder geval opgelost. Daar zit naar mijn mening ook de grootste zorg als het gaat om herhaalde aanvragen. Die zitten niet bij de Raad van State.
De heerSpekman(PvdA)
Gebleken is dat het in het verleden heel vaak fout ging bij botanalyse en taalanalyse. Bij botanalyse is dat nu veel minder, maar bij taalanalyse gebeurt dat nog steeds veel, zeker bij Afrikaanse landen waar in een land vaak meerdere dialecten en talen worden gesproken. Die afweging over geloofwaardigheid wordt heel vaak gebaseerd op een taalanalyse. De rechterlijke macht is van mening dat zij de geloofwaardigheid onvoldoende kan beoordelen, omdat zij gehouden is aan de ruimte die de wet nu biedt. Die is te beperkt. Dat is ook de voornaamste kritiek van al die maatschappelijke organisaties.
StaatssecretarisAlbayrak
Die zorg zou dus moeten leiden tot twijfel bij de rechter over de vraag of het besluit zorgvuldig tot stand is gekomen. Die ruimte is er uitdrukkelijk en met inachtneming van de uitspraak worden wij geacht een nieuw besluit te nemen. Dat is de waarborg die er nu in zit.
De heerDe Krom(VVD)
De heer Spekman kan proberen het heel ingewikkeld te maken, maar dat is het niet. Je toetst namelijk of vol of marginaal. Daar zit weinig licht tussen. Als ik de staatssecretaris echter goed versta, is haar advies aan de heer Spekman en de fractie van de PvdA om tegen dit amendement te stemmen. Kan zij dat bevestigen?
StaatssecretarisAlbayrak
Mijn advies aan de gehele Tweede Kamer is om tegen het amendement te stemmen, inclusief de indiener.
De heerDe Krom(VVD)
Maar dan ben ik benieuwd wat de heer Spekman en de fractie van de PvdA met het amendement gaan doen.
De voorzitter:
De heer Spekman zal dat in tweede termijn zeggen, als hij dat wil.
StaatssecretarisAlbayrak
Ik begrijp de zorg van de heer Spekman goed. Het zal echter in de praktijk meevallen, omdat wij langs andere wegen de zorgen – bijvoorbeeld wat betreft het botonderzoek – redelijk hebben weggenomen. Zelfs als de Kamer mijn antwoord niet voldoende vindt, mag het alternatief nooit zijn dat wij het dan maar bij de rechter neerleggen en dat hij volledig, van A tot Z, het werk van de IND over gaat doen. Hij werkt namelijk in principe met dezelfde onderzoeksmogelijkheden. De vraag is of je dat de rechters moet aandoen.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Wil de staatssecretaris ingaan op bezwaren die bijvoorbeeld door Amnesty International naar voren worden gebracht? Daarbij gaat het om de volle toetsing, die volgens de staatssecretaris niet mogelijk is. Het probleem is dat de rechtbank weliswaar toetst of het asielrelaas voldoende zwaarwegend is, maar dan wel op basis van de beoordeling door de IND. Als die beoordeling luidt dat het relaas ongeloofwaardig is, levert dat het probleem op. Dat heeft ervoor gezorgd dat het Europese Hof naar aanleiding van het asielrelaas van de Eritrese dienstweigeraar – de zaak Said versus Nederland – oordeelde dat er wel degelijk elementen in het asielrelaas zaten die geloofwaardig werden geacht. Dat was naar aanleiding van een volle toetsing. De staatssecretaris kan wel zeggen dat er allerlei mogelijkheden zijn voor de rechter om te toetsen, maar wel op basis van de feiten en het relaas dat bij de IND naar voren wordt gebracht.
StaatssecretarisAlbayrak
Wij hebben natuurlijk lang met elkaar gepraat, ook in het verleden, over de vraag of deze toetsing ook onder de Vreemdelingenwet 2000 voldoet aan de eisen van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Daaraan toetsen wij steeds. Dat is onze lat. Dat hebben wij steeds volgehouden, dat full and ex nunc assessment een rechtsmiddel is dat een waardige rechtsbescherming aan de vreemdeling biedt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zelf geeft de erkenning dat wij moeten voldoen aan het EVRM, in zijn jurisprudentie ook een plek. Er is een recente uitspraak van 21 juli van dit jaar. Daarin overweegt de afdeling dat bij de toetsing door de rechter van mijn standpunt – de aannemelijkheid, de geloofwaardigheid – omtrent het realiteitsgehalte van de door de vreemdeling aan niet ongeloofwaardig geachte feiten en omstandigheden ontleende vermoedens over wat hem bij terugkeer naar het land van herkomst te wachten staat, voor een terughoudende toetsing geen plaats is. Dat is ook zeer relevant voor u, mijnheer Spekman. De afdeling zegt dus dat rechters het oordeel van de staatssecretaris niet terughoudend moeten toetsen. Op het moment dat het bijvoorbeeld gaat om artikel 3 van het EVRM, is er voor terughoudendheid geen plaats en zullen zij moeten bekijken of het besluit van de staatssecretaris zorgvuldig tot stand is gekomen. Dat is dus nu zo, dat is jurisprudentie. Daar zit de rechtswaarborg en de ruimte voor de rechters om een oordeel te vellen of ik in alle redelijkheid zorgvuldig tot die afweging heb kunnen komen, met alles wat mij ter beschikking stond.
De heerDe Krom(VVD)
In artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht staat dat nieuwe feiten en omstandigheden kunnen worden ingebracht, tenzij de belanghebbende redelijkerwijs kan worden verweten dit niet te hebben gedaan. Dat is de algemene regel in de bestuursrechtspraak. Wat de staatssecretaris voorstelt, gaat veel verder. Zelfs als het iemand verweten kan worden bepaalde feiten of omstandigheden niet eerder te hebben ingebracht, kan hem dat toch niet worden tegengeworpen in de procedure. Dat gaat dus veel verder. Dat is veel ruimer dan wat in de Algemene wet bestuursrecht is opgenomen. Mij ontgaat de logica daarvan volledig. Ik ben het er ook echt niet mee eens. Kan de staatssecretaris daarop ingaan?
StaatssecretarisAlbayrak
Dat is eigenlijk dezelfde ruimte voor zorgvuldigheid en rechtswaarborgen als ik net probeerde uit te leggen. Als je kijkt, zeker als het gaat om een toets op grond van artikel 3 van het EVRM, of op dat moment met de op dat moment beschikbare informatie je iemand mag weigeren en uitzetten naar een land van herkomst, gaat het erom dat je de informatie die je op dat moment hebt, ook moet gebruiken. Het feit dat iemand die eerder in de procedure had kunnen inbrengen, maar dat niet heeft gedaan, zou afdoen aan de zorgvuldigheid in de procedure als de rechter zou zeggen dat wij dat niet meer gaan meewegen. Dus met name bij de toets op grond van artikel 3 van het EVRM is het ondenkbaar dat je wel beschikt over informatie die relevant is voor de veiligheidsvraag, maar dat je die niet zou willen gebruiken omdat iemand die niet eerder heeft ingebracht.
De heerDe Krom(VVD)
In dat geval ben ik tegen deze bepaling. Dit gaat mij gewoon te ver.
StaatssecretarisAlbayrak
Kan ik nog iemand blij maken vanavond?
De voorzitter:
Ja hoor, mij, door gewoon door te gaan.
StaatssecretarisAlbayrak
Over de herhaalde aanvragen heb ik eigenlijk al heel veel gesproken. Kortheidshalve ga ik in op de samenhang tussen een aantal elementen. Men had het al over de parallelle procedure, de rust- en voorbereidingstijd, medisch aan het begin, vervolgens de snelle beoordeling van herhaalde aanvragen als er geen nieuwe feiten en omstandigheden meer zijn en de ex-nunctoetsing door de rechter. Het indienen van een herhaalde aanvraag kan nooit helemaal worden voorkomen. Je kunt nooit uitsluiten dat er daadwerkelijk nieuwe feiten en omstandigheden zijn die een weging waard zijn. Ik verwacht wel dat met de met dit voorstel beoogde verbetering de noodzaak tot het indienen van herhaalde aanvragen en ook het rechtsbelang om door te procederen feitelijk zal afnemen. De maatregelen in de brief spreken wat dat betreft voor zich.
De heerAnker(ChristenUnie)
We willen allemaal volgens mij zo min mogelijk ruimte geven om door te procederen. Zegt u nu eigenlijk dat er een moment komt dat het weinig zin meer heeft om herhaalde aanvragen in te dienen, en dat het enige doel waarvoor ze nog zouden kunnen worden ingediend, is om telkens weer de procedure te verlengen? Of zit er nog een natuurlijke grens aan?
StaatssecretarisAlbayrak
Als je hier aan het begin al naar kijkt, kan het zijn dat iemand die daadwerkelijk ziek is veel sneller dan nu een verblijfsvergunning krijgt. Het kan ook betekenen dat het verhaal dat nu pas na anderhalf jaar wordt gehouden, eerder wordt gehouden en heel snel ongeloofwaardig wordt geacht, of dat er geen medische nood of situatie wordt geconstateerd, die een reden zou kunnen zijn voor een tijdelijke of permanente verblijfsvergunning. Als je dit hebt gecheckt, kunnen mensen alsnog na het uitgeprocedeerd zijn een aanvraag indienen, maar als er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn, kun je deze ook relatief snel afwijzen. Maar het kan ook zijn dat iemand in de tussentijd een aandoening krijgt of ziek wordt, waardoor er een nieuwe situatie is en er wel degelijk nieuwe feiten en omstandigheden zijn. Dat zul je dus moeten beoordelen.
Dan kom ik bij de vragen over opvang van mevrouw Van Velzen, de heer Van Haersma Buma en de heer Anker. Mevrouw Van Velzen vroeg of de rechtbanken binnen vier weken een uitspraak doen. Dat is het advies van de Raad voor de rechtspraak in de consultatieronde. Deze zegt dat ze dat gewoon gaan halen. Er wordt voldoende spoedeisend belang aanwezig geacht omdat er gedurende die vier weken opvang is, waardoor ze ook binnen die vier weken een zaak zullen afdoen. Er zullen vast individuele rechters zijn die zich daar zorgen over maken, maar ik mag uitgaan van het advies van de Raad voor de rechtspraak.
Ik blijf bij het uitgangspunt dat een reguliere procedure die opgestart is na een asielprocedure in principe geen recht op opvang geeft. Dat is de algemene procedure. Deze mensen zijn geen vluchteling en zitten dus in dezelfde situatie als andere reguliere aanvragers. Iemand die zonder visum naar Nederland is gekomen en hier een partner vindt, geven we ook geen opvang. Dat zijn vergelijkbare situaties. Dat betekent dat een reguliere procedure in principe in het land van herkomst opgestart moet worden. Als ze hier al zijn, vragen we hun om terug te gaan en netjes de procedure te volgen die we daarvoor hebben bedacht, namelijk eerst een mvv aanvragen voordat ze hiernaartoe kunnen komen.
De heer Anker vraagt nadrukkelijk aandacht voor uitgeprocedeerde asielzoekers. De heer Van Haersma Buma ziet het ook als een dilemma, omdat het voor een deel kan gaan om rechtmatig verblijvenden zonder opvang, een soort restgroep, nadat we de opvang voor de medische zaken al hebben geregeld. Ik heb inmiddels een brief gestuurd waarin ik vertel hoe we vanaf 1 januari de opvang van mensen met een medische aanvraag gaan doen. Ik heb gezegd dat ik hiervoor een filter nodig heb dat in de praktijk zal moeten werken. Dat filter is er nu, en we moeten kijken of dit in de praktijk zal werken. We willen geen van allen dat het aantal medische aanvragen gaat toenemen, omdat zo'n aanvraag recht op opvang geeft. Daar zal ik goed op toezien. Daarom hebben we een testfase. Bij een medische aanvraag hebben we nog iets in handen om een filter op te bouwen, namelijk een medisch dossier. We hebben daar een secure procedure voor. Ik heb er vraagtekens bij, maar we gaan het doen. We gaan hen opvangen.
Voor de overige rechtmatig verblijvenden, zoals de mensen met een aanvraag buiten schuld, een aanvraag schrijnend of een aanvraag verblijf bij partner, is het veel moeilijker om objectief met een filter te werken. Was het maar waar dat er een zeef was waar je mensen op kon zetten, om te kijken of ze erdoorheen vallen of erop blijven hangen. Zo werkt een filter dus niet. Zo'n zeef hebben we niet en dat betekent dus dat ik voor deze rechtmatige categorieën niet iets kan bedenken waarmee we kunnen zeggen dat mensen met een kansrijke aanvraag opvang krijgen, omdat ze uiteindelijk toch wel in het gelijk worden gesteld. Het risico is hier meer aanwezig dan bij "medisch", als wij ook deze vormen van verblijfsaanvraagopvang genereren, dat het aantal mensen zal toenemen die zeggen dat zij niet terug kunnen terwijl zij dat wel kunnen, dat het tegenwerken in de procedure zal toenemen en dat überhaupt het aantal aanvragen zal toenemen, omdat men weet dat het indienen van een aanvraag recht op opvang geeft. Ook van die ervaringen uit het verleden hebben wij geleerd. Ik snap uw wens wel. Wij hebben het voor "medisch" geregeld, omdat het een noodzaak was. Als mensen rechtmatig verblijf hebben, moet de overheid daar dan niet verantwoordelijk voor zijn? Er zijn inhoudelijke redenen om dat niet te doen. Op uw vraag om de kansrijken eruit te filteren, zeg ik dat ik geen methode heb gevonden, ondanks alle pogingen, om voor de overige rechtmatig verblijvenden zo'n filter tot stand te brengen.
Voor de alleenstaande minderjarigen geldt een andere systematiek. Via een andere motie, de perspectiefmotie, hebben wij nu in de opvang voorzien van de doelgroep van die motie.
De relatie met de noodopvang werd kort gelegd. Wij zullen er ongetwijfeld nog met u over spreken. Ik heb via maatwerk alle gemeenten waar de noodopvang nog is de gelegenheid geboden om met mij naar de individuele dossiers te kijken, opdat ik op 1 januari een oplossing heb gevonden voor alle mensen die nu nog in de noodopvang zitten. Als de noodopvang ondanks dit aanbod open wordt gehouden met de bedoeling om daar ook nieuwe gevallen te plaatsen in een toekomstig jaar, is dat uitdrukkelijk in strijd met de afspraken die ik met de VNG heb gemaakt. Ik zal de datum van 1 januari afwachten voor het opmaken van een balans. Het overgrote merendeel van de gemeenten werkt mee. Een enkele gemeente kondigt aan geld beschikbaar te hebben gehouden voor de noodopvang volgend jaar. Ik hoop – vele gemeenten hopen dat met mij – dat zij dat geld niet nodig zullen hebben voor de noodopvang, tenzij zij verkeerde bedoelingen hebben, namelijk om nieuwe uitgeprocedeerde gevallen in de noodopvang te plaatsen. Dan zullen wij daartegen de afspraken inroepen die wij met de minister van Binnenlandse Zaken hebben gemaakt over het opschalen van het optreden tegen gemeenten.
MevrouwVan Velzen(SP)
Ik ben een beetje verbaasd over uw redenering naar aanleiding van de roep van verschillende fracties om een filter voor bijvoorbeeld "buiten schuld" in te stellen. U zegt: ik kan niet iets bedenken. Het gaat erom dat een asielzoeker alles doet wat aan hem gevraagd wordt om mee te werken aan uitzetting. U kunt daar toch wel een lijstje van maken? Ik neem tenminste aan dat de IND al zo'n lijstje heeft. Als de asielzoeker in kwestie dan ook nog eens uit China komt of uit een van die andere 44 landen die niet van plan zijn om asielzoekers terug te nemen, dan kunt u toch een redelijk objectief lijstje maken en op basis daarvan een filter formuleren? Laat ik hier te stevige woorden neerzetten. "Ik kan niet iets bedenken"; zo ken ik u niet. U kunt wel degelijk iets bedenken; u wilt dat niet. Ik vraag mij af waarom u dat niet wilt. Je ziet toch dat die mensen uitgezet moet worden, dat het niet lukt, dat zij dan op straat komen en dat zij in een vreemdelingencentrum terechtkomen. Denk aan de mallemolen en de kosten, als je mensen in uitzetcentra zet. Ik gaf net de bedragen al aan. Daarvoor moeten wij toch een oplossing kunnen vinden?
StaatssecretarisAlbayrak
Een paar jaar geleden hadden wij het meewerkcriterium. Het gevolg van het werken met zo'n criterium op papier was dat niemand meer meewerkte. Het was voor ons behoorlijk onmogelijk om aan te tonen dat iemand niet meewerkte en het was voor de vreemdeling vrij makkelijk om te zeggen dat hij wel meewerkte, zonder dat dit door ons te toetsen was. Een voorbeeld zijn mensen die liegen over de identiteit, de naam en de nationaliteit. Zelfs als die nationaliteit bij vermoeden vaststond en wij met zo iemand naar de ambassade gingen om papieren te krijgen – het ongedocumenteerd zijn is vaak de grote hindernis om mensen te kunnen uitzetten – zei de ambassade: die persoon kan zo niet heten of komt in onze bestanden niet voor. Als je systematisch over je naam blijft liegen, kun je heel lang volhouden dat je meewerkt, dat je elke keer weer meegaat naar de ambassade. Dat meewerkcriterium is niet werkbaar. Dat had überhaupt een nadelig effect op de medewerking. Het zong rond, mensen vertelden het aan elkaar en nog minder mensen gingen meewerken. Wij zijn daar dan ook terecht van afgestapt. Ik zou niet terug willen naar die werkelijkheid. Ik ben het met u eens dat wij gebruik moeten maken van het buitenschuldcriterium, zoals met de Kamer ook is afgesproken. Dat wij daar in het verleden wat terughoudender mee waren en dat wij dat nu moeten toepassen zoals het is bedoeld, dat ben ik ook met u eens. Mijn instructie is ook dat als de Dienst Terugkeer & Vertrek bij pogingen om mensen uit te zetten, signalen heeft dat het echt niet door de vreemdeling komt, maar dat er objectieve redenen zijn waarom iemand niet weg kan – tegenwerking van het land van herkomst bij herhaalde pogingen enzovoort – DT&V en IND in dat samenspel vaker gebruik moeten maken van het buitenschuldcriterium. Dat is de instructie waarmee ik bij het beëindigen van de noodopvang een deel van de oplossing biedt. U zult zien dat wij daar ook daadwerkelijk gebruik van maken.
MevrouwVan Velzen(SP)
Dan concludeer ik dat u niet bereid bent om een filter in te stellen, uit angst dat mensen zich dan calculerend op gaan stellen. Het is dus niet een inhoudelijk, maar een puur pragmatisch verhaal.
StaatssecretarisAlbayrak
Ik vind het behoorlijk inhoudelijk. Als ik de naam niet kan toetsen, is zo'n filter niet te maken, mevrouw Van Velzen. Er is geen objectief meewerkfilter.
MevrouwVan Velzen(SP)
Ik zie dat een groep asielzoekers uit specifieke landen gewoon niet uitzetbaar is en dat wij die toch in een carrousel blijven houden en blijven proberen en proberen en proberen. Ik denk dat wij daar wel degelijk een objectief filter tegenover kunnen zetten.
StaatssecretarisAlbayrak
Mijn stelling is dat als mensen vrijwillig terug willen, het in bijna 100% van de gevallen ook lukt. Voor die landen waar dat niet voor geldt, hebben wij andere voorzieningen. Daar is het buitenschuldcriterium voor.
De heerAnker(ChristenUnie)
De kwestie is dat wij op dit moment een noodopvang hebben, die nu "leeggemanaged" moet worden, maar waar voor de helft groepen in zitten die nu wachten op een laatste poging via schrijnendheid, die er buiten schuld zitten of die er met een kind zitten. Daar kunnen wij heel moeilijk over doen, maar op het moment dat iemand nog een kind of partner in procedure heeft, moet het volgens mij niet zo heel erg moeilijk zijn om te zeggen: wij wachten even af hoe het met die andere procedure gaat. Dan geef je zo'n gezin in ieder geval de gelegenheid om dat met elkaar af te wachten, in plaats van dat je de een al gaat uitzetten, terwijl de ander nog in Nederland aan het wachten is. Stel dat diegene dan wel verblijf krijgt, dan mag die ander weer terugkomen.
De DT&V mag nu adviseren of iemand in aanmerking komt voor het buitenschuldcriterium. Ik zit er niet op te wachten dat iemand die daar wel aan meewerkt en alles goed doet, toch, omdat een bepaalde termijn afloopt en er een bepaalde regel is, op straat terechtkomt, terwijl nog wordt bekeken of het buitenschuldcriterium van toepassing is en de DT&V wellicht constateert dat het niet echt aan deze mijnheer of mevrouw te wijten is dat hij of zij nog in Nederland is. Als het gaat om schrijnendheid, kan ik mij levendig voorstellen dat je niet na tien jaar procederen zegt: nu gaan wij nog een keer schrijnendheid proberen. Volgens mij kun je dat prima filteren op het moment dat je dat kort op de reguliere procedure zet. Dan kun je zeggen: de IND heeft nu echt een foutje gemaakt; zij hebben ontzettend goed alle regels nageleefd, maar hier zou de staatssecretaris toch nog een keer naar moeten kijken. Het is volgens mij niet zo moeilijk. De staatssecretaris zegt dat ik geen alternatieven heb, maar kan zij hier niet eens op reageren?
StaatssecretarisAlbayrak
Ik vind de gedachte van de heer Anker erg sympathiek en ik vind die al heel lang sympathiek. Ik meen dat de heer Van Haersma Buma ook graag hoort hoe het zit, omdat hij dit ook een sympathiek punt vindt. Dat geldt ook voor andere leden van de Kamer. Het enig wat ik zeg is dat ik niet voor al die andere categorieën – buiten schuld, schrijnendheid, discretionaire bevoegdheid, verblijf bij partner, verblijf bij ouder, verblijf als alleenstaande minderjarige – een algemene voorziening voor de opvang kan maken. Ik merk dat er af en toe nog heel veel activisme uit de vorige kabinetsperiode is, terwijl er in de praktijk van werken van DT&V en IND heel veel veranderd is. Er wordt nadrukkelijk ruimte genomen om het buitenschuldcriterium een uitkomst te laten bieden voor de gevallen die u aan het hart gaan, zonder dat er weer een categoriale voorziening wordt gecreëerd. Als het gaat om mensen die verblijf bij partner vragen is er in negen van de tien gevallen, zo niet in tien van de tien gevallen reeds sprake van een woonsituatie met partner en is er dus al opvang. Het gaat dan niet vaak om mensen die acuut in de centrale opvang moeten. Met betrekking tot schrijnendheid is vaak sprake van een combinatie met medisch en is er een opvangvoorziening. Dus ik denk dat in de praktijk het aantal mensen voor wie er geen oplossing zou zijn in het beleid, zo klein is dat ik de stelling aandurf dat die zaken individueel moeten worden aangedragen en dat ik middels het plan van aanpak Beëindiging noodopvang, ook in de praktische samenwerking met gemeenten in principe altijd in staat moet zijn om een oplossing te vinden. Overigens hebben wij het hier wel over rechtmatig verblijvende mensen. Wij hebben het niet over mensen die uitgeprocedeerd zijn en zelf de verantwoordelijkheid niet nemen om weg te gaan, mensen die hier dus onrechtmatig zijn en ten aanzien van wie wij hier met zijn allen moeten zeggen: en hier trekken wij één lijn. Dat betekent dat door de rijksoverheid, de gemeenten en de provincies aan hen geen opvang geboden mag worden.
De heerAnker(ChristenUnie)
Ik ben altijd bereid tot introspectie als er nog sporen zijn van activisme uit het vorige kabinet. Ook daar kan ik mij overigens levendig iets bij voorstellen. De staatssecretaris refereerde aan het project Beëindiging noodopvang. Dat project is nodig aangezien die opvang in de loop der jaren is volgestroomd. Het is belangrijk dat die nu wordt afgebouwd. Wij gaan nu over naar een nieuwe procedure. Ik hoop van harte dat die geen rafels zal hebben en dat die geen regels bevat waardoor mensen op straat terechtkomen terwijl zij nog druk bezig zijn met bijvoorbeeld hun terugkeer te regelen. Het verleden geeft in ieder geval niet de garantie dat wij niet weer in dat soort situaties terechtkomen. Ik ben mij nog druk aan het beraden, maar de staatssecretaris weet hoe graag wij dit willen. En ik ben daarin niet alleen. Kan de staatssecretaris aangeven hoe zij denkt de noodopvang leeg te krijgen? Hoe vaak zal er dan gebruik worden gemaakt van het "buiten schuld"-criterium? Hoe vaak is het nu echt een werkbaar iets? De staatssecretaris heeft gezegd dat er in het verleden wat terughoudend mee is omgegaan. Welnu, volgens mij hebben wij het nauwelijks gebruikt. En nu ineens zou het de oplossing zijn, een soort haarlemmerolie? U moet er begrip voor hebben dat dit er bij mij ook niet in een keer ingaat.
StaatssecretarisAlbayrak
Ik heb in het vorige debat al toegezegd dat ik na 1 januari de Kamer de cijfers over het project Beëindiging noodopvang dat tot 31 december loopt, zal overleggen. Daarbij zal ook inzicht gegeven worden in het aantal inwilligingen op basis van het "buiten schuld"-criterium. Ik weet dat die percentages in de tientallen lopen en veel hoger liggen. Dan heb ik het dus over de berusting in het feit dat het niet aan de vreemdeling ligt dat hij niet terug kan.
De voorzitter:
U bent nu toe aan de beoordeling van de amendementen?
StaatssecretarisAlbayrak
Ja. De heer Spekman heeft twee voorstellen gedaan voor het verder beperken van de herhaalde aanvragen en hij heeft een amendement ingediend over de positie van kinderen en een grotere bescherming tegen de uitzetting van minderjarige kinderen. Eerst ga ik in op de herhaalde aanvragen. Ik begin met een algemene opmerking over de suggesties die de heer Spekman heeft gedaan. Wij hebben snel mee geschreven. Misschien kan hij op schrift stellen wat hij precies wil. Dan ben ik bereid om te kijken of het kan. Elke suggestie die werkbaar en haalbaar is om herhaalde aanvragen verder te beperken, zal ik overnemen. Het gaat er alleen om dat het zorgvuldig en uitvoerbaar is. Ik zal de voorstellen dus laten onderzoeken op de juridische implicaties ervan.
De heer Spekman heeft ook nog een specifieke vraag gesteld. Iemand heeft asiel aangevraagd en dat wordt geweigerd. Vervolgens wordt er zonder nieuwe feiten en omstandigheden een nieuwe asielprocedure gestart. Dan is na het besluit van de IND nog slechts één gang tot de rechter mogelijk. Ik vind het een aardig idee om de zaak in één instantie te laten afdoen, dus niet in twee instanties: eerst beroep en dan hoger beroep. Ik kan alleen de implicaties nog niet helemaal overzien. Ik hoop dat het niet de bedoeling is om de Raad van State te schrappen. Ik kan me er wel iets bij voorstellen dat wij kijken of wij bij deze herhaalde asielverzoeken de rechter kunnen overslaan en of beroep bij de Raad van State mogelijk is. Als ik het zo mag begrijpen, wil ik het onderzoeken. Als wij het bij de rechter laten, zie ik te veel negatieve consequenties.
De heerSpekman(PvdA)
U begrijpt het goed.
StaatssecretarisAlbayrak
Staat u mij toe dat ik er onderzoek naar doe en dat ik daar schriftelijk op terugkom. Ik denk dat het geen voorwaarde is om eerst het antwoord op deze vraag te hebben voordat wij met deze wet verdergaan. Ik neem de suggesties mee en waar mogelijk zullen wij de voorstellen overnemen.
Dan kom ik bij het amendement-Spekman/Anker. Ik zal het niet voorlezen, want het is een lang amendement. Ik vat het even in mijn eigen woorden samen. Het amendement beoogt een wat uitgebreidere bescherming tegen uitzetting met het oog op langdurig verblijf van een in Nederland geworteld kind tot achttien jaar. Het moet gaan om een kind met minimaal twee jaar een legale verblijfsstatus, geringe banden met het land van herkomst en het moet mede aan de Nederlandse overheid te wijten zijn dat het kind meer dan tien jaar in Nederland heeft verbleven en niet is teruggekeerd. In die tien jaar is dat kind niet in het land van herkomst geweest en is het niet veroordeeld voor een geweldsmisdrijf. We zien regelmatig via de media het dilemma tot ons komen van hier gewortelde kinderen, soms zelfs hier geboren, die langdurig in Nederland zijn. Dat komt soms ook omdat de ouders niet de verantwoordelijkheid willen nemen voor terugkeer. Feit is dat zij hier lang zitten. Dat dit veel Nederlanders het gevoel geeft dat die kinderen onrecht wordt aangedaan, kan ik meevoelen.
De gedachte om iets te betekenen voor kinderen die hier al lang zijn en die zich feitelijk in de door de heer Spekman omschreven situatie bevinden, kan ik begrijpen. Ik hoop niet dat het hem te doen is om minderjarige vreemdelingen. Dan doorkruist dit plan namelijk de inmiddels al zeer vergevorderde herijking. Volgens mij wordt die deze week in de ministerraad besproken. Voor alleenstaande minderjarigen zoeken wij langs een andere route een oplossing voor een vergelijkbaar probleem. Die plannen zal de Kamer nog ontvangen. Mocht de heer Spekman verwijzen naar kinderen die hier met ouders, soms via de asielprocedure, zijn gekomen en die hier langdurig illegaal zijn, dan heb ik mijn aarzelingen. Hij vraagt mij om de wet aan te passen. Ik geef meteen toe dat de heer Spekman het strak heeft ingekleed. Het is geen openeinderegeling, maar het is desalniettemin een regeling waarin je berust in het verblijf, niet alleen van die kinderen maar ook van de ouders van die kinderen. Dat zijn vaak de mensen die zich niet houden aan de gevolgen van een afwijzing van een aanvraag. Dat vind ik een dilemma. Mensen kiezen ervoor om tien of vijftien jaar nadat ze zijn afgewezen hier illegaal te verblijven. Vervolgens komen zij naar voren en wijzen op de hier geboren kinderen. Dat is een dilemma voor de overheid en voor de toelatingsorganisaties. De rechten van het kind zijn in het geding, maar het kan nooit zo zijn dat louter de aanwezigheid van die kinderen betekent dat die ouders zich niet aan de regels hoeven te houden. Ik vind dat een probleem. Het is niet alleen de aanwezigheid van het kind, maar het is een complex van omstandigheden dat maakt dat een situatie als schrijnend bestempeld kan worden. Het kind is hier geboren of de ziekte van een ouder zijn precies de zaken waarvoor de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris in het leven is geroepen. Maar wel met de discretie waar die hoort, namelijk een weging van een aantal aspecten om te kijken of je moet berusten in verblijf, ondanks het feit dat mensen zich niet aan de afspraken hebben gehouden. Dat is een complex aan omstandigheden en daar zie ik een complicatie.
Ik heb niet gekeken naar de consequenties van het samenspel van de voorwaarden. Het gaat per definitie om een zeer beperkte groep wanneer je het langs deze criteria beoordeelt. Het zijn immers vrij strakke criteria. Dan is het de vraag of het doel dat materieel gediend wordt, niet al voldoende wordt gediend door het gebruik van de discretionaire bevoegdheid. Met deze regeling worden meer mensen uitgesloten dan ingesloten.
MevrouwVan Velzen(SP)
Ik hoorde de staatssecretaris aankondigen dat er nu eindelijk op dit punt AMV-beleid komt.
StaatssecretarisAlbayrak
Mevrouw Van Velzen moet wel goed luisteren. Ik heb een herijkingsbrief voor het reces toegezegd. Daarin staat mijn oplossing voor het probleem dat jongeren langdurig met een tijdelijke vergunning worden opgevangen en die vergunning verliezen op het moment dat zij achttien worden.
MevrouwVan Velzen(SP)
Ik vraag de staatssecretaris of zij die oplossing aan de Kamer kan sturen voordat wij over deze wet gaan stemmen. Als zij denkt een betere oplossing te hebben dan wat er in het amendement van de heer Spekman staat, dan is het zinnig om dat bij de beraadslaging te betrekken. Dit amendement is inderdaad bijzonder strak geformuleerd. Is het niet zo strak geformuleerd dat wij er bijna geen schrijnende gevallen meer mee bedienen? De heer Spekman heeft zijn amendement pas na zijn termijn rondgestuurd, maar ik kreeg het idee dat hij het zo strak formuleerde om het CDA te bedienen. Nu zie ik dat zijn amendementhelemaal niet door het CDA is getekend. Is dat niet een reden om bijvoorbeeld van die tien jaar verblijf een redelijker periode van vijf jaar te maken? Het CDA doet immers toch niet mee.
De voorzitter:
De heer Spekman mag zo dadelijk reageren. Wij zijn nu nog in debat met de staatssecretaris over dit amendement.
StaatssecretarisAlbayrak
Het verzoek was of ik de herijking van het AMV-beleid naar de Kamer kan sturen voor de stemmingen. Ik vraag nu de voorzitter wanneer die stemmingen wordt gehouden.
De voorzitter:
De stemming kan worden gehouden wanneer alle amendementen zijn ingediend en beoordeeld. Dat is waarschijnlijk niet morgen, maar waarschijnlijk volgende week dinsdag.
StaatssecretarisAlbayrak
Het moet lukken om de brief voor de stemmingen naar de Tweede Kamer te sturen. Die brief is overigens niet erg relevant, omdat dit amendement volgens de heer Spekman niet is bedoeld voor alleenstaande minderjarigen, maar met name voor kinderen met ouders die hier langdurig illegaal zijn. De heer Spekman kan mij hardop horen worstelen in mijn oordeel over zijn amendement. Dit debat is ook de eerste gelegenheid om elkaar hierover te spreken.
De voorzitter:
Ik geef eerst de andere leden gelegenheid om hierover een vraag te stellen.
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Ik heb op zich wel behoefte aan het oordeel van de staatssecretaris. Ik kan mij echter voorstellen dat zij dat later geeft nadat zij het nog eens goed bekeken heeft. Ik heb zelf vragen waarop de staatssecretaris misschien nog niet op kan antwoorden, maar dat merk ik wel. Ik heb niet meeondertekend, hoewel ik het doel sympathiek vind. Het middel is naar mijn mening echter niet zonder risico's. Een onderdeel van het criterium is dat het lange verblijf van het kind mede aan de Nederlandse overheid te wijten is, en zelfs aan de minister. Vervolgens worden er voorwaarden aan verbonden waarbij een limitatief omschreven aantal situaties wordt gegeven waarin sprake is van de bedoelde verwijtbaarheid. Ik kan dat zelf niet zomaar wegen. Als de staatssecretaris dat wel kan, dan vind ik dat best. Als zij er schriftelijk op wil reageren, dan vind ik dat ook prima. Ik weet niet of wij hiermee iets die wet binnenhalen waarvan wij achteraf spijt krijgen. Ik heb zelf liever wat meer tijd om het te kunnen wegen voorafgaand aan de stemmingen. Wij hebben toch nog een week.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Voorzitter. De staatssecretaris geeft aan dat zij het amendement niet wil steunen omdat zij al de mogelijkheid heeft van haar discretionaire bevoegdheid. Zij zegt echter zelf dat het om een heel kleine groep gaat. Juist omdat het om zo'n kleine groep gaat, zou dit wel degelijk een heel goede oplossing kunnen zijn. Dan is er niet meer de willekeur van de discretionaire bevoegdheid waardoor kinderen die voldoen aan de voorwaarden soms wel en soms niet verblijfsrechten krijgen.
StaatssecretarisAlbayrak
Ik ben hardop aan het denken over een manier waarop ik het doel kan dienen dat een meerderheid van de Kamer wil bereiken zonder risico's in te bouwen. Ik vraag de heer Spekman heel oprecht om nog eens na te denken over de vraag of hij het bij amendement wil regelen, waar naar mijn inschatting beperkingen aan zitten, terwijl de toepassing van de discretionaire bevoegdheid veel ruimer is. Ik weet ook niet in welke juridische situatie wij onszelf brengen als wij dit bij wet zo limitatief opsommen. Wellicht betekent het dat ik in de toepassing van mijn discretionaire bevoegdheid beperkt wordt omdat die voor een deel wordt ingevuld met dit artikel. Ik houd op dat punt echter liever mijn handen vrij.
De voorzitter:
Als u zegt dat u het niet goed kunt overzien, dan staat voor u de weg open om daar schriftelijk op te reageren en om de argumenten nog eens goed juridisch te bekijken. Die weg staat u gewoon open en die beveel ik u ook aan.
StaatssecretarisAlbayrak
Een puur formeel puntje is dat in het amendement wordt gevraagd om het Vreemdelingenbesluit te wijzigen. Dat is formeel niet mogelijk; het is onmogelijk om bij amendement het Vreemdelingenbesluit te wijzigen. Materieel kan ik wel toezeggen dat ik zal nagaan of ik in de geest van dit amendement – ik zal daar schriftelijk op reageren evenals op de vragen van de heer Van Haersma Buma in relatie tot het limitatief omschrijven van wanneer er sprake is van verwijtbaarheid – een voorziening kan treffen waarmee het doel dat de heer Spekman voor ogen heeft, wordt gediend. Ik zeg eerlijk dat ik vermoed dat die ruimte beperkt is vanwege de risico's. Ik denk nu te veel hardop. Ik kom hier graag schriftelijk op terug. Ik ontraad in elk geval het amendement in deze vorm.
De voorzitter:
Het lijkt mij het beste dat u uw oordeel opneemt in uw schriftelijke antwoord. Als u alle voors en tegens op een rij hebt gezet, kunt u daarna een oordeel over het amendement vellen. Dat lijkt mij het zuiverst.
De heerSpekman(PvdA)
Ik ben mevrouw Van Velzen en de staatssecretaris een korte reactie schuldig.
Het zou het mooiste zijn als niemand hiervan gebruik hoefde te maken, omdat de overheid perfect functioneert en dus geen fouten maakt. Het zou het mooiste zijn als er nooit een wettelijke dwangsom hoeft te worden opgelegd, omdat het nooit fout gaat. De overheid maakt echter zo nu en dan wel fouten en dat is ook helemaal niet zo erg, want het is en blijft mensenwerken.
Ik vind het belangrijk dat wij de kinderrechten nu eens een keer benoemen in de wet- en regelgeving en niet alleen met de mond belijden. Daarom wil ik het vastleggen. Ik doe dat niet, omdat ik hoop dat hier honderdduizenden kinderen onder gaan vallen en al helemaal niet omdat het tot misbruik en langere procedures zou leiden. Het is mijn bottom line dat kinderen niet de dupe mogen worden van een falende overheid, net zo goed als kinderen niet de dupe mogen worden van falend ouderschap. Hieraan kleven heel veel dilemma's, net zoals bij het voorkomen van falend ouderschap.
U kent nu mijn uitgangspunt en u zult begrijpen dat ik de brief van de staatssecretaris afwacht. Ik ga zelf ook zoeken naar een betere oplossing, zeker als blijkt dat het amendement technisch niet in orde is. Ik kan mij goed voorstellen dat dat nodig is, want het Bureau Wetgeving heeft mij gezegd dat het erg ingewikkeld is. Wij komen hier vast nog op terug, desnoods bij de stemmingen.
StaatssecretarisAlbayrak
Een formeel verzoek. De behandeling van het wetsvoorstel hoeft hierop niet te wachten. Voor de behandeling van het Vreemdelingenbesluit hebben wij immers nog alle tijd. De stemmingen hoeven hierop dus niet te wachten.
De voorzitter:
Het zou wel goed zijn als u de Kamer uw oordeel schriftelijk voor de stemmingen doet toekomen. De leden kunnen dat oordeel dan betrekken bij de vraag of het amendement in deze vorm in stemming kan worden gebracht.
Voor wij met de tweede termijn beginnen, schors ik de vergadering enkele minuten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Wij gaan verder met de tweede termijn van de kant van de Kamer. U ziet het, het is wat beperkt, maar u hebt in de tweede termijn in ieder geval de gelegenheid om moties in te dienen.
De heerDe Krom(VVD)
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de gegeven antwoorden. Uiteindelijk is het natuurlijk een politieke weging van argumenten. Ik heb niet zo gek veel nieuwe dingen gehoord over de inrichting van de asielprocedure. Dit is geen diskwalificatie van het betoog van de staatssecretaris, maar wel een onderstreping van het feit dat ik al die argumenten al in de schriftelijke beantwoording terug heb kunnen vinden evenals in de motivatie van het wetsvoorstel. Ik zal mijn fractie adviseren om tegen dit wetsvoorstel te stemmen vanwege de argumenten die ik in mijn eerste termijn heb aangevoerd.
Als het amendement van de fractie van D66 over de volle toetsing wordt aangenomen, dan zij wij ten volle – laat ik het zo maar formuleren – bij de jaren negentig en alle problemen die wij toen hadden, terug. Dat blijf ik zeggen. Ik doe echt een beroep op mijn collega's om dit niet te doen, want niet alleen de inhoudelijke, maar ook de praktische implicaties zijn totaal niet te overzien. Ik heb de staatssecretaris terecht horen zeggen dat de regering het wetsvoorstel zal heroverwegen als dit amendement wordt aangenomen. Uiteraard vraag ik aan de fractie van de Partij van de Arbeid hoe zij tegenover dit amendement staat.
Ik heb in eerste termijn aangegeven hoe mijn fractie het asielbeleid wil veranderen. Dat was een déjà vu voor de staatssecretaris, dat weet ik zeker, want ik heb het al gezegd. Ik hoef het dan ook niet te herhalen.
Wij komen apart terug op het Vreemdelingenbesluit, dus daar ga ik in deze tweede termijn ook niet en detail op in.
Het amendement op stuk nr. 9 van de leden Spekman en Anker kan ik niet anders zien dan als nieuwe prikkel om procedures eindeloos te rekken. "Rekken en trekken loont" is de strekking van dit amendement. Ik ben hier dus zeer tegen. Mijn fractie zal dan ook tegen dit amendement stemmen.
MevrouwVan Velzen(SP)
Voorzitter. Ik ben helemaal niet zo ver dat hier nu tegen gestemd zou moeten worden, want de staatssecretaris doet wel haar best om de asielprocedure te verbeteren. Wij hebben er inhoudelijk op een aantal punten stevig commentaar op, maar er worden ook stappen vooruit gezet. Het verbaast mij eigenlijk dat de VVD-fractie dat niet ziet, maar goed. Terugkomend op mijn betoog in eerste termijn, merk ik op dat het zou moeten gaan om zorgvuldigheid die ertoe leidt dat er minder noodzaak is tot herhaalde aanvragen en vervolgprocedures, zorgvuldigheid bij de eerste beoordeling van de eerste aanvraag. Ik heb in mijn eerste termijn gezegd dat ik acht dagen te kort vind. De staatssecretaris heeft mij op dat punt niet overtuigd, dus daarom dien ik er een motie over in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat asielaanvragen zorgvuldig en voortvarend moeten worden afgehandeld;
constaterende dat de regering de algemene asielprocedure acht dagen wil laten duren;
constaterende dat de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken een termijn heeft geadviseerd van minimaal twaalf tot maximaal zeventien dagen;
constaterende dat de instroom van asielzoekers zal worden afgestemd op de beschikbare capaciteit van alle ketenpartners;
van mening dat een verlenging met enkele dagen een substantiële bijdrage kan leveren aan het voorkomen van het vanwege organisatorische problemen verplicht afhandelen van aanvragen in de verlengde asielprocedure;
verzoekt de regering, de eerste fase van de asielprocedure te verlengen tot veertien dagen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 11 (31994).
MevrouwVan Velzen(SP)
Ik zal niet de discussie over de beschikbaarheid van medische zorg en het advies van BMA herhalen, zoals ik in eerste termijn heb aangegeven en in een interruptiedebat met de staatssecretaris. Ik zal er een uitspraak van de Kamer over vragen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een advies door het Bureau Medische Advisering over de beschikbaarheid van een medische behandeling in een land van herkomst zich beperkt tot de vraag of er op enige plek in dat land medische behandelmogelijkheden beschikbaar casu quo aanwezig zijn voor specifieke medische klachten die een vreemdeling heeft;
van mening dat de mate van beschikbaarheid van die medische behandelmogelijkheden een rol kan spelen bij de afwegingen in een procedure;
verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat adviezen van het Bureau Medische Advisering over de beschikbaarheid van een medische behandeling in een land van herkomst tevens een indicatie geven van de mate van beschikbaarheid van die medische behandelmogelijkheden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 12 (31994).
MevrouwVan Velzen(SP)
Voorzitter. Ik werp een blik op de klok, maar ik zeg nog wel dat ik nog steeds van mening ben dat medisch onderzoek aan iedere asielzoeker aangeboden zou moeten worden. Dat moet dus niet verplicht gesteld worden, maar moet wel als een mogelijkheid gezien worden. Ook wat dat betreft heeft de staatssecretaris mij er niet van overtuigd dat dit niet meer nodig zou zijn in verband met haar eerdere wens om een stevige en zorgvuldige procedure te voeren. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de rust- en voorbereidingstijd vanuit kosten- en efficiencyoverwegingen wordt afgezien van een uitgebreid 2-3 uur durend medisch onderzoek zoals bij de uitgebreide rapportages van de Medische Onderzoeksgroep van Amnesty International;
van mening dat een zorgvuldig medisch onderzoek aan het begin van de asielprocedure in belangrijke mate kan bijdragen aan het voortvarend af kunnen doen van asielaanvragen en het voorkomen van herhaalde aanvragen;
verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat asielzoekers bij eerste aanvraag een uitgebreid medisch onderzoek zullen kunnen ondergaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 13 (31994).
MevrouwVan Velzen(SP)
Voorzitter. Ik heb nog een motie, de laatste vandaag. Die gaat over een onderwerp waarover wij in eerdere debatten ook al van gedachten hebben gewisseld. De mening van de SP-fractie in dezen is dat de mensen die rechtmatig in Nederland verblijven ook opvang zouden moeten krijgen. Daar voldoet dit wetsvoorstel niet aan; het blijft beperkt. Ook zijn wij van mening dat naast opvang bieden, tegelijkertijd fraude wel degelijk aangepakt zou moeten worden. Vandaar dat ik de volgende motie indien.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat het ongewenst is dat vreemdelingen die tijdens hun procedure rechtmatig in Nederland verblijven op straat belanden;
constaterende dat niet aan alle rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen tijdens hun procedure opvang wordt geboden;
van mening dat het wenselijk is dat gedurende rechtmatig verblijf tijdens de procedure opvang wordt geboden;
van mening dat voorkomen moet worden dat misbruik wordt gemaakt van opvang tijdens rechtmatig verblijf in Nederland;
verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat aan vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven gedurende hun procedure opvang wordt geboden en maatregelen te nemen om fraude bij opvang tijdens rechtmatig verblijf tegen te gaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 14 (31994).
MevrouwVan Velzen(SP)
Voorzitter. Ik verwacht nog een motie van de fractie van de ChristenUnie over de filters. Daar heb ik in eerste termijn over gesproken. Ik zal dat niet allemaal herhalen.
In verband met het amendement van de heer Spekman hoor ik graag of hij bereid is om de periode van tien jaar in te korten. Elk voorstel, elk amendement, elke motie die de positie van kinderen in de asielprocedure verbetert, steunen wij per definitie, omdat aan die positie nog veel te verbeteren is. Elke stap in die richting is een stap vooruit.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer De Krom.
De heerDe Krom(VVD)
Voorzitter. Mijn excuses, maar ik vergat nog te melden dat ik overweeg om nog een aantal amendementen in te dienen. Ik wilde dit debat eerst afwachten. Ik weet dat dit niet helemaal is zoals het hoort tegenover de collega's, maar het kan wel. Ik zal die zo uitvoerig toelichten, dat u daarover allemaal een mening kunt hebben.
De voorzitter:
Wij zien die amendementen tegemoet. Voor de duidelijkheid merk ik op dat de heer De Krom overweegt om nog een aantal amendementen in te dienen.
De heerDe Krom(VVD)
In ieder geval twee amendementen. Het ene strekt ertoe om het aantal dagen die nu in het wetsvoorstel staat, weer te veranderen in uren. Wij gaan dan gewoon terug; dat haalt de kern van het wetsvoorstel er uit. Dat is goed. Daar kunnen de collega's dus rustig voor stemmen. Het andere amendement gaat over de ruimere mogelijkheden dan in de Algemene wet bestuursrecht zijn geformuleerd, als het gaat over het aanleveren van nieuwe gegevens, terwijl dat eerder mogelijk was geweest.
MevrouwVan Velzen(SP)
Voorzitter. Het is jammer dat de VVD-fractie de amendementen pas na dit wetgevingsoverleg indient. Dat maakt het voor ons moeilijk om daarover van gedachten te wisselen. Maar goed, de heer De Krom zal het druk hebben; daar heb ik alle begrip voor. Dan wil ik ook wel dezelfde vraag aan de staatssecretaris voorleggen die u opperde, toen u mijn amendement besprak. Als dit amendement, aangekondigd door de VVD-fractie, om terug te gaan naar de 48-uursprocedure wordt aangenomen, trekt u dan het wetsvoorstel in?
De voorzitter:
Nee, dat heeft de staatssecretaris niet gezegd. Straks krijgt u daar nog een oordeel over te horen. Zij heeft namelijk niet gezegd dat zij een wetsvoorstel intrekt als er een amendement wordt aangenomen.
MevrouwVan Velzen(SP)
Sorry, voorzitter, maar daar ging mijn vraag niet over. Mijn vraag is echt nadrukkelijk aan de staatssecretaris gericht en niet aan u. Wat de VVD-fractie ...
De voorzitter:
Nee, maar ik mag wel zeggen ...
MevrouwVan Velzen(SP)
Mag ik alstublieft mijn zin afmaken?
De voorzitter:
... dat er niets ingetrokken wordt. Gaat u door.
MevrouwVan Velzen(SP)
U gaat er niet over of wetsvoorstellen worden ingetrokken. Daar gaat het kabinet over.
De voorzitter:
Daar hebt u gelijk in.
MevrouwVan Velzen(SP)
De VVD-fractie vroeg of de staatssecretaris het wetsvoorstel zou intrekken, als het amendement dat de fractie van D66 en ik gezamenlijk hebben ingediend zou worden aangenomen. Diezelfde vraag wil ik ook stellen bij dit aangekondigde amendement. Ik wil hier graag een reactie op van de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dat zal zij doen.
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Voorzitter. Als de heer De Krom een amendement in uren gaat maken, overweeg ik een amendement in minuten te maken en wel 24 maal 60 maal 8 minuten. Dan komen wij ongeveer op hetzelfde uit.
Ik heb nog een aantal punten naar aanleiding van de bespreking tot nog toe. De staatssecretaris heeft een aantal toezeggingen gedaan. De eerste ging over de herhaalde aanvragen. Zij zal proberen de tekst scherper te formuleren om ze te beperken. Ik vraag mij af hoe zij dat precies gaat doen. Zij heeft in reactie op wat de heer Spekman naar voren heeft gebracht, gezegd te overwegen om de rechter over te slaan en in een keer naar de Raad van State te stappen. Ik vraag mij af wanneer zij daarover nadenkt. Nu ligt de wet er en daarover gaan wij stemmen. Zij praat in wezen over een nota van wijziging, of in ieder geval een wijziging van de wet. De vraag is hoe zij dat beoogt en of het op een andere manier kan, als dit inderdaad wordt veranderd.
StaatssecretarisAlbayrak
Kunt u de vraag herhalen?
De heerVan Haersma Buma(CDA)
Ik herhaal dat de staatssecretaris heeft gezegd dat de herhaalde aanvragen wellicht langs de rechter meteen door kunnen als een soort sprongberoep naar de Raad van State. Volgens mij betekent dit een wijziging van de wet. Dan komt de vraag of dit een nota van wijziging wordt, of dat het op een andere manier wordt geregeld. Ik heb zelf de vraag gesteld of je de Awb-procedure voor herhaalde aanvragen van toepassing moet verklaren. Dat is een andere optie, maar in wezen is dit met het bovenstaande ondervangen.
De staatssecretaris heeft vrij uitgebreid gereageerd op mijn vraag over wat er met andere categorieën moet gebeuren die al of niet opvang moeten hebben buiten schuld, schrijnendheid en verblijf bij partner. Uit de historie weten wij dat het nauwelijks mogelijk is om daarvoor een goed filter te maken. Op een gegeven moment houdt het gewoon op en is het niet meer mogelijk om daar iets op te vinden, zonder dat iedereen daar gebruik van maakt. Maar de staatssecretaris komt daar nog op terug en dat wachten wij af.
We hebben uitgebreid gesproken over het amendement over de volle toetsing door de rechter. Ik zie grote risico's. Ik neem aan dat dit niet kan zonder advies van de Raad voor de rechtspraak, want die zal een aantal fte's erbij moeten krijgen, en niet weinig ook, om dit uit te voeren.
Op mijn vraag bij de rust- en voorbereidingstermijn heeft de staatssecretaris uitgelegd waarom de asielzoeker wel naar de advocaat moet en de advocaat niet naar de asielzoeker kan komen. Ik kan mij daar wel in vinden. Ik heb zelf grote twijfel of dit nodig is, maar zoals de staatssecretaris dat verwoordt, kan het niet anders dan dat ik mij daar ook in kan vinden. Op de opmerking over de duur van die periode van zes dagen heeft de staatssecretaris vrij uitgebreid gereageerd. Ik blijf met de vraag zitten waarom niet kan worden bekeken of deze periode ook korter kan duren dan zes dagen. De staatssecretaris stelt voor om de wet inclusief de periode van zes dagen in te voeren, omdat er nieuwe juridische procedures zullen volgen als die periode korter wordt gemaakt. Om de periode als punt overeind te houden, dien ik samen met de heer Spekman een motie in die de staatssecretaris de gelegenheid biedt om de wet in te voeren, maar die nadrukkelijk vraagt te kijken of de periode van zes dagen in de praktijk werkt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat voorkomen moet worden dat de rust- en voorbereidingstijd langer duurt dan strikt noodzakelijk;
overwegende dat in de praktijk moet blijken of er behoefte bestaat aan de mogelijkheid eerder dan na zes dagen een asielverzoek in te dienen;
verzoekt de regering, nadrukkelijk bij de monitoring en in de evaluatie de mogelijkheid te onderzoeken om in meer gevallen dan genoemd in artikel 3.109, lid 6, van het Vreemdelingenbesluit 2000, eerder dan na zes dagen een asielverzoek in behandeling te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haersma Buma en Spekman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 15 (31994).
MevrouwAzough(GroenLinks)
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar beantwoording, maar er blijft een aantal vragen over die zij nog niet heeft beantwoord.
Ik kom terug op de rust- en voorbereidingstermijn. Zij spreekt over een flexibele achterwand die noodzakelijk zou zijn voor de IND. Ik ben een beetje bang dat het een dun triplexwandje blijkt te zijn waar de IND iets te makkelijk doorheen gaat en dat het een te geringe prikkel zal zijn om ervoor te zorgen dat er niet onnodig lang door de asielzoeker hoeft te worden gewacht om te starten met zijn algemene asielprocedure. Die vraag heb ik voorgelegd. De staatssecretaris is het niet met mij eens, dus daar komen wij op dit moment niet verder uit.
Het zoeken naar medisch steunbewijs is wat mij betreft juist niet gekoppeld aan de rust- en voorbereidingstermijn, omdat die gewoonweg te kort is. Voor mijn fractie geldt dat er in de algemene asielprocedure een mogelijkheid moet zijn om een onderzoek te doen. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat gedurende de rust- en voorbereidingstermijn geen medisch onderzoek zal worden verricht naar medisch steunbewijs voor het asielverzoek;
overwegende dat de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van medisch onderzoek bij de asielzoeker blijft liggen, ook nadat een nader gehoor heeft plaatsgevonden;
overwegende dat er een Europeesrechtelijke onderzoeksverplichting voor de overheid bestaat en dat uit wijzigingsvoorstellen op de Procedurerichtlijn van de Europese Commissie volgt dat de overheid moet voorzien in onpartijdige gekwalificeerde medische expertise ten behoeve van de asielzoeker;
verzoekt de regering, aan asielzoekers die dat wensen, na het nader gehoor een onafhankelijk medisch onderzoek ter beschikking te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Azough. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 16 (31994).
MevrouwAzough(GroenLinks)
Als het gaat om die algemene asielprocedure is het mij nog helemaal niet duidelijk hoe kwetsbare groepen zullen worden uitgeselecteerd en uitgefilterd. Meerdere fracties hebben net als mijn fractie naar voren gebracht dat vrouwen die traumatische verkrachtingen of andere traumatische verwondingen hebben ondergaan worden uitgefilterd. Dat is een punt dat niet alleen door Vrouwen tegen uitzetting naar voren wordt gebracht, maar dat door veel meer organisaties elke keer naar voren wordt gebracht. De staatssecretaris zei eerst dat dit in de COA/Menzis intake gebeurt. Vervolgens zei zij dat dit zal gebeuren in het verhoor en dat dit ook een plek kan krijgen in een medisch advies. Mij is helemaal niet duidelijk hoe zij die kwetsbare groep denkt uit te filteren. Daarover maak ik mij wel zorgen.
Rondom de Dublinclaimanten stelde de staatssecretaris dat het niet binnen de zes dagen van de RVT zal worden geclaimd, maar zij wil dit vervolgens niet vastleggen. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering voorstelt, asielzoekers al tijdens de rust- en voorbereidingstermijn op grond van de Dublinverordening te kunnen claimen bij een ander EU-land;
overwegende dat vreemdelingen in de rust- en voorbereidingstermijn geen illegalen zijn, aangezien zij kenbaar hebben gemaakt asiel te willen aanvragen;
overwegende dat daarmee alle waarborgen van de Dublinverordening van toepassing zouden moeten zijn;
verzoekt de regering, de asielzoeker pas op dag één van de algemene asielprocedure een claim op te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Azough. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 17 (31994).
MevrouwAzough(GroenLinks)
Ik heb heel concrete vragen gesteld over de opvang, namelijk hoe de staatssecretaris ertegenaan kijkt als rechters de vierwekentermijn overschrijden en als daarmee de opvang beëindigd wordt, terwijl er nog een procedure loopt. Verder heb ik gevraagd wat de staatssecretaris vindt van het feit dat er een veelheid aan procedures wordt gecreëerd, namelijk een voorlopige voorziening voor schorsende werking en een procedure om opvang te behouden. Dat lijkt mij nu niet echt heel efficiënt. Kan de staatssecretaris daarop nogmaals ingaan? Dat heeft zij tot nu toe niet gedaan. Ten slotte heb ik haar gevraagd waarom zij de rechter niet vertrouwt, want eigenlijk zegt zij: als er niet een zwaard van Damocles van het op straat komen dreigt, gaan rechters op hun elfendertigst werken. Dat lijkt mij toch echt niet van toepassing, juist omdat zij zegt dat rechters vanzelfsprekend binnen vier weken de voorlopige voorziening zullen kunnen behandelen. Graag krijg ik een concreet antwoord op deze vragen.
Tot slot heeft de staatssecretaris geen antwoord gegeven op mijn voorstel om een commissie van toezicht in te stellen voor de IND. Ik zie heel concrete aanwijzingen dat dat juist voor een IND als lerende organisatie heel nuttig zou kunnen zijn. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de uitvoering van de voorgestelde verbeteringen in de asielprocedure afhankelijk is van de inzet van de IND;
overwegende dat het wenselijk is om naast de ministeriële en parlementaire controle ook een onafhankelijk toezicht op de dienst in te stellen;
overwegende dat het op dit moment ontbreekt aan een onafhankelijk toezichthoudend orgaan dat het functioneren van de IND in al haar aspecten kan onderzoeken;
overwegende dat het gebruikelijke externe toezicht nog te veel incidenteel plaatsvindt: veelal of naar aanleiding van rapportages door de betrokken minister aan de Tweede Kamer of naar aanleiding van klachten bij de Nationale ombudsman;
overwegende dat het functioneren van bijvoorbeeld inlichtingen- en veiligheidsdiensten wél door een onafhankelijke toezichthouder wordt onderzocht en daar leidt tot aanzienlijke verbeteringen in het lerend vermogen en het functioneren van die diensten;
verzoekt de regering, de mogelijkheid van een onafhankelijke commissie van toezicht op de IND te onderzoeken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Azough. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 18 (31994).
De heerAnker(ChristenUnie)
Ik probeer het kort te houden, maar in een tijd waarin het kabinet juist probeert de controletoren van de overheid af te bouwen en het aantal inspectieorganen te verminderen, en op een moment dat er rechters en advocaten zijn die feitelijk het werk van de IND controleren, vraag ik me af wat we opschieten met een commissie van toezicht. Bij de AIVD snap ik dat, want de AIVD handelt veelal in het verborgene en dan wordt het voor ons lastig. Ik vind het prima dat daar een commissie van toezicht is, maar ik zie niet in waarom we een commissie van toezicht aan de IND zouden moeten toevoegen.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Ik weet dan eerlijk gezegd niet waar u de afgelopen tien jaar bent geweest, want er zijn helaas genoeg rapportages en kritische rapporten geweest, onder andere van de Nationale ombudsman. U kent dan misschien de CTIVD niet, maar die bestaat welgeteld uit drie personen. Daar zit dus niet een enorm apparaat omheen. Daar zit een aantal heel deskundige personen in dat de zaken bij de AIVD op specifieke punten kan onderzoeken en dat ook op aanvragen van de minister zelf kan ingaan. Ik zie dat daar bij de IND ook een grote behoefte aan zou kunnen zijn. Juist nu we naar een nieuwe procedure gaan waarvan veel verwacht wordt en het feit dat de Kamer, begrijpelijkerwijs, onvoldoende zicht heeft op het dagelijkse werk van de IND, lijkt het mij logisch dat we niet afwachten totdat er klachten komen bij de Nationale ombudsman of totdat de staatssecretaris een en ander naar de Kamer stuurt, maar dat er een onafhankelijk, toezichthoudend orgaan komt dat niet groot hoeft te zijn – drie personen bij de CTIVD – dat ervoor kan zorgen dat de IND scherp blijft, zoals dat nodig is.
De heerAnker(ChristenUnie)
Ik zie juist dat al die andere klachtenprocedures en al die andere organen hun weg prima weten te vinden. Bijvoorbeeld de Nationale ombudsman, die juist voor dat soort zaken in het leven geroepen is; een Hoog College van Staat. Ik zie dan geen enkel nut in nog een ander clubje dat de boel moet gaan controleren. Volgens mij hebben we meer dan genoeg platforms waar mensen hun klachten kwijt kunnen.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Ik vind dat eerlijk gezegd heel vreemd. Ik vind dat de Kamer niet moet berusten in het feit dat de Nationale ombudsman voortdurend op basis van individuele klachten het dagelijkse, daadwerkelijke dienstverleningsproces van de IND moet becommentariëren. Ik vind dat een verantwoordelijkheid die ook het parlement serieus zou moeten nemen. En juist omdat de Nationale ombudsman zich alleen baseert op individuele klachten en niet voldoende in staat is om de daadwerkelijke dienstverlening door te lichten, lijkt mij zo'n commissie van toezicht juist van groot belang. Ik snap niet dat de ChristenUnie hier zo kritisch op reageert.
De voorzitter:
Daar hoeft u geen antwoord meer op te geven, meneer Anker. U krijgt zelf nu uw tweede termijn.
De heerAnker(ChristenUnie)
Voorzitter. Ik reageer daarop omdat de ChristenUnie gek is op een niet al te grote overheid, daar waar die ons vaak ook in de weg heeft gezeten.
Ik heb nog een aantal vragen over naar aanleiding van de eerste termijn. Mijn eerste vraag gaat over de medische adviesaanvraag. Ik ben heel blij dat de staatssecretaris heeft aangegeven het voorbeeld van het MAPP te hebben genomen. Mevrouw Azough heeft het volgens mij in haar eerste termijn aangegeven. Ik heb haar er net niet meer over gehoord, maar juist het MAPP vroeg bij de Kamerleden regelmatig aandacht voor de toerusting van degenen die de mensen moeten horen; dus hoe het is om iemand met een trauma te verhoren, een kwetsbare groep. Ik wil daar graag nog even een reactie op van de staatssecretaris en sluit me op dat punt graag aan bij mevrouw Azough.
Volgens mij heb ik nog geen reactie gekregen op waar het beslissingsmoment ligt om van de algemene asielprocedure naar de verlengde asielprocedure te gaan. In het verleden is door mensen al gevraagd waar hem dat nu precies in zit. En kan het ook zo zijn dat een advocaat kan vragen verlengd te willen gaan in plaats van algemeen?
We hadden nog een emotioneel verhaal over de advocatuur in Nederland, met name de asieladvocatuur, maar daar heb ik ook nog geen reactie op gehad. Het was een vrij open verhaal, maar wij hebben te maken met louche figuren die hun machtspositie qua kennis misbruiken als het gaat om vreemdelingen. Zij beloven mensen heel lang in procedures te houden voor grote sommen gelds. Graag nog een reactie, eventueel schriftelijk. Ik geef toe dat wij deze kwestie vanavond niet oplossen, maar wij maken ons daar wel veel zorgen over.
Dan kom ik bij de opvang. Ik heb het idee dat er iets ontstaat tussen de staatssecretaris en de Kamer, die de opvang graag goed geregeld wil hebben. Het is wel een beetje lastig om niet meer vooruit te kijken. De staatssecretaris stelt dat zij veel werkt met het "buiten schuld"-criterium. Wij zijn tot nu toe veel uitgegaan van de filtersystematiek. Ik dien een motie in waarin ik de regering vraag om te kijken naar wat er mogelijk is qua filters, zodat wij de opvang voor mensen die rechtmatig in Nederland zijn op een goede manier kunnen regelen. Aanzuigende werking en misbruik willen wij wel voorkomen. Dat is het doel van de motie. Wellicht heeft de staatssecretaris een heel andere oplossing voor hetzelfde probleem. Ik sta daar open voor, maar ik dien de motie nu wel in. Ik vind het belangrijk om dat nu te doen en niet pas over een paar maanden, op het moment dat wij van de gemeenten signalen krijgen dat de noodopvangcentra toch vol zitten of dat ze worden geconfronteerd met gevallen waarmee ze geen raad weten. Ik dien de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gemeenten geconfronteerd worden met uitgeprocedeerde asielzoekers die recht hebben op verblijf in Nederland gedurende hun verdere procedure, maar geen recht hebben op opvangvoorzieningen;
van mening dat voor de relatief kleine groepen "buiten schuld", "schrijnendheid" en "verblijf bij kind", moet worden gezocht naar een passende oplossing;
van mening dat zo veel mogelijk moet worden voorkomen dat uitgeprocedeerde asielzoekers met onbekende bestemming vertrekken, teneinde daadwerkelijk werk te kunnen maken van een effectief terugkeerbeleid;
overwegende dat om over te kunnen gaan tot opvang van deze groepen, passende filters moeten worden opgesteld, teneinde misbruik te voorkomen en tevens de consequenties van het bieden van opvang aan deze groepen in beeld moeten worden gebracht;
verzoekt de regering, de mogelijkheden tot en de consequenties van het bieden van opvang aan de groepen, "buiten schuld", "verblijf bij kind" en "schrijnendheid", in kaart te brengen en de Kamer binnen drie maanden over de uitkomsten daarvan te informeren en waar mogelijk met voorstellen te komen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Anker, Spekman, Van Velzen, Azough en Koşer Kaya.
Zij krijgt nr. 19 (31994).
MevrouwKoşer Kaya(D66)
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden. Ik begrijp dat zij de balans probeert te vinden tussen snelheid en zorgvuldigheid.
Wat betreft de volle toets was ik zeer verbaasd over het antwoord van de staatssecretaris op een vraag van de heer Spekman. Hij stelde dat er bijvoorbeeld bij de taalanalyse een en ander fout gaat. De afweging wordt niet altijd even correct gedaan. Daardoor sluipen er fouten in de inhoud, terwijl rechters daar vervolgens niet op in kunnen gaan. De staatssecretaris antwoordde dat, als de rechter iets constateert, het hem of haar vrij staat een beslissing te nemen, in die zin dat dan wordt aangegeven dat de beslissing moet worden vernietigd, waardoor een nieuw besluit moet worden genomen. Dat betekent dat er inhoudelijk een nieuw besluit moet worden genomen. Dan begint het circus weer van voren af aan. Daarom vind ik dat er sprake moet zijn van een volle toets. De staatssecretaris geeft aan dat er op die manier al naar wordt gekeken, dus heel zorgvuldig. Natuurlijk, de procedure kan best zorgvuldig zijn, maar als de inhoud niet deugt, als daar niet op kan worden getoetst, dan kom je niet verder. Ik blijf dus bij mijn amendement. De heren De Krom en Van Haersma Buma zouden het eigenlijk ook onwenselijk moeten vinden, want wij houden dan een heel rechtssysteem van opnieuw en opnieuw in gang, terwijl wij het inhoudelijk meteen kunnen aftikken door die volle toetsing.
De heerDe Krom(VVD)
De staatssecretaris heeft omstandig uitgelegd waarom het een zeer slecht idee is. Ik ben het daar volledig mee eens. Zij heeft ook aangegeven dat het grote gevolgen heeft voor de rechtspraak, zowel in tijd als in mankracht als in financiële middelen. Daar hebt u vast over nagedacht. Kunt u daar iets over zeggen?
MevrouwKoşer Kaya(D66)
Misschien moet de heer De Krom onze memorie van toelichting lezen. Op al die punten ga ik in. Ik heb ook gereageerd op de opmerking van de staatssecretaris over de financiën, hoeveel het zou kunnen kosten. Ik heb echter ook gezegd dat je er ook voor zorgt dat je juist financieel niet zo veel kwijt bent, doordat je niet opnieuw en opnieuw een besluit hoeft te nemen, omdat je maar niet aan de inhoud komt. Door de inhoud heb je die zorgvuldigheid en ben je er ook minder geld aan kwijt. Misschien zou de heer De Krom daar ook naar kunnen kijken. Hij pleit ervoor om voortdurend op procedures te zitten, waardoor wij weer nieuwe beslissingen moeten nemen waardoor weer nieuwe procedures bewerkstelligd worden. Dat zou de heer De Krom niet moeten willen. Het lijkt mij niet goed.
De heerSpekman(PvdA)
Voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording. Er staat nog een aantal punten open. Een punt betreft de Dublinclaims. Daarover is net een motie ingediend, maar voor de zekerheid nog een vraag. Ik heb het idee dat het berust op een misverstand. Misschien kan de staatssecretaris antwoord geven op de volgende vraag. Als er in de rust- en voorbereidingsperiode Dublinclaims gelegd kunnen worden, dan moet de asielaanvraag als ingediend beschouwd worden? De staatssecretaris zei dat er bij de start van de procedure nog geen Dublinclaimakkoord is. Dat Dublinclaimakkoord zal er naar alle waarschijnlijkheid niet eerder zijn dan dat de asielaanvraag al is ingediend. Dat is volgens mij ook wat mevrouw Azough beoogt. Ik probeer het dus nog een keer op te helderen.
Op het medische zijn mijn collega's al ingegaan, als het gaat over het MAPP en de toepassing daarvan.
Over de herhaalde aanvragen heeft de staatssecretaris gezegd dat zij de eerste mogelijkheid zal bekijken. Dat was de mogelijkheid om te onderzoeken het aantal rechtsmiddelen tegen de afwijzing van een herhaalde asielaanvraag te beperken. Vervolgens heeft zij ook gezegd dat zij bereid is, als ik de andere mogelijkheden die ik zie, op papier zet en aan haar overhandig, om daarop in te gaan. Ik vind dat ik dan geen motie hoef in te dienen. Dan zorg ik ervoor dat via de Griffie – dat vind ik wel zo netjes – de verschillende opties die wij zien, bij de staatssecretaris komen. Daarop ontvang ik dan graag, als commissie, de reactie van de staatssecretaris. Nogmaals, ik vind het belangrijk om te bekijken of wij het kunnen beperken en niet om rechten van asielzoekers af te nemen. Maar dat keer op keer, dat stapelen van procedures, leidt meestal én voor de mensen én uiteindelijk ook voor de overheid tot niets. Wij moeten dus proberen die ban te breken. Dat vraagt wel veel van de eerste zorgvuldige procedure.
Nog een paar woorden over de IND. Het succes of falen van de IND wordt misschien wel voor 80% door onszelf bepaald. Ik heb gezien dat er een verbeterplan is en dat men beter scoort. Ik heb gezien dat de IND minder terugkomt in de rapportages van de Ombudsman dan in het verleden. Dat heeft ook te maken met de manier waarop wij soms organisaties afknijpen. Ik vind het echt van belang dat de IND de ruimte en de capaciteit heeft om daadwerkelijk waar te maken wat in de wet staat. Daarop moet niet geknepen worden. In de schriftelijke beantwoording zit heel veel van wij doen ons best, het maximale, wij kunnen niet garanderen omdat. Er staan ook verwijzingen in de schriftelijke beantwoording naar de capaciteit bij de IND. Onze stelling is dat daarop niet beknibbeld mag worden. Iedere zorgvuldigheid die wij aan het begin winnen, betaalt zich later terug.
Ik wil nog twee punten kort noemen. Wat betreft de kinderen wacht ik de brief van de staatssecretaris af. Ik vind het echt belangrijk dat wij iets in de wet verankeren, hoe lastig dat ook is. Ik begrijp het dilemma van de staatssecretaris bijvoorbeeld met betrekking tot de ouders. Dat is ook het dilemma waarmee ik heb zitten worstelen. Als het op een andere manier moet, krijg ik graag de aanbevelingen van de staatssecretaris. Ik vind het echter van belang om buiten die discretionaire bevoegdheid iets te organiseren voor de rechten van het kind, zodat het kind niet de dupe wordt van een falende overheid of falende ouders.
Mijn allerlaatste opmerking gaat over het amendement van de leden Koşer Kaya en Van Velzen. Toen ik net in de Kamer kwam, lag het initiatiefwetsvoorstel van Ursi Lambrechts van D66 voor. Dat is ondertussen alweer bijna drie jaar geleden. Er is een uitgebreide schriftelijke vragenronde geweest. Ik heb toen aangegeven dat ik positief stond tegenover de volle toets. Ik heb meer vragen gesteld, ook vragen die vandaag zijn gesteld. Die vragen zijn echter nooit beantwoord en dat moet nu heel kort en heel snel in dit debat. Dat vind ik enigszins onbevredigend, zo zeg ik aan het adres van mijn collega die naast mij zit en in de richting van mevrouw Van Velzen. Daar zaten namelijk vragen bij, onder andere over de financiële betekenis en eventuele tussenoplossingen. Ik vind het vervelend dat ik daarop geen antwoord heb gekregen en ik voel me nu voor een voldongen feit geplaatst door dit amendement. Dat is helemaal niet erg, want wij staan op zichzelf positief tegenover een volle toets, maar ik vind het bijna onzorgvuldig dat de vragen van de Kamer aan de initiatiefnemers nooit zijn beantwoord. Dat vind ik een beetje moeilijk. Nogmaals, wij beraden ons ook op dit amendement, maar ik zie ook wel wat in het voorstel van de staatssecretaris. Ik heb een vraag over de geloofwaardigheid en dan precies op die punten die ik noemde. Ik ken namelijk de ontstaansgeschiedenis van die discussie over de volle toets. Die had echt te maken met taalanalyses en met botanalyses. De vorige woordvoerder namens de SP, de heer De Wit, heeft daarover heel veel informatie gevraagd aan de staatssecretaris. Ik wil precies weten hoe naar haar mening de voordelen die werden gezien in de volle toets door de huidige aanpassing van de wet in artikel 83 worden ondervangen. Ik vind het prima als zij dat in haar schriftelijke reactie op het amendement aangeeft.
MevrouwAzough(GroenLinks)
Voorzitter. De staatssecretaris heeft in haar brief van 7 oktober voorgesteld om de verblijfsvergunning vanwege medische noodsituatie af te schaffen en te vervangen door een status op grond van artikel 64. Is dat geen ingrijpende verslechtering voor de asielzoeker voor het eerste jaar en voor vreemdelingen die gegarandeerd langer dan een jaar behandeld moeten worden? Kan de staatssecretaris daar "ja" of "neen" op antwoorden?
MevrouwVan Velzen(SP)
Ik heb goed naar de heer Spekman geluisterd. Begrijp ik hem nu goed dat hij de financiële dekking van het amendement over de volle toetsing mist? Als de indieners, mevrouw Koşer Kaya en ikzelf, een voor hem plausibele dekking aanleveren, stemt hij dan alsnog in met dit amendement?
De heerSpekman(PvdA)
Het gaat iets breder dan dat. U kunt het nagaan bij de indieners van het initiatiefwetsvoorstel. Er zat ook de vraag bij wat het voor de rechterlijke macht betekent, de werklast en de verlenging van de procedures. Nogmaals, wij willen die volle toets omdat wij het belangrijk vonden dat die geloofwaardigheid ook in beeld kwam bij de fouten die op dat moment vaak naar buiten kwamen over de taalanalyses en de botanalyses.
MevrouwVan Velzen(SP)
Als ik het goed begrijp, zei de heer Spekman in eerste termijn dat hij een volle toets wilde. Vervolgens is er een amendement ingediend dat dit regelt en nu komt hij met allerlei toch wel erg Haagse argumenten waarom hij uiteindelijk tegen zal stemmen. Kunnen wij dan niet samenwerken? Laat hij dan met zijn punten komen, dan fietsen wij die in het amendement en dan regelen wij het binnen een week. Wij moeten heel snel stemmen over deze wet, als ik de meerderheid mag geloven. Helpt de heer Spekman dan mee of is hij hier gewoon argumenten aan het bedenken om tegen te kunnen stemmen?
De heerSpekman(PvdA)
Ik probeer serieus het debat te voeren. Een paar jaar geleden heb ik heel veel vragen gesteld, maar wij waren wel positief over de volle toets. Ik vind het vervelend dat wij al deze vragen niet beantwoord zien en nu voor de keuze staan of er een volle toets komt of niet. Dat constateer ik. Ik wacht de brief van de staatssecretaris af en zal mij beraden.
De voorzitter:
Inmiddels is een aantal moties met het goede volgnummer binnengekomen. Ik kijk of de staatssecretaris alvast kan beginnen met het beantwoorden.
StaatssecretarisAlbayrak
Voorzitter. Ik zal langzaam beginnen, terwijl de teksten nog binnenkomen. Ik heb ze nog niet allemaal, het ging heel snel.
De voorzitter:
Het staat u vrij om te wachten tot alle moties beschikbaar zijn, dat weet u.
StaatssecretarisAlbayrak
Het gaat zo wel. Ik begin met de vier moties van mevrouw Van Velzen, te beginnen met de motie op stuk nr. 11. Hierin wordt gevraagd om de eerste fase van de asielprocedure te verlengen tot veertien dagen. Dat is een ingrijpende wijziging van de hele opbouw van de nieuwe procedure die niet alleen reikt tot de acht dagen, maar tot alles wat wij gebaseerd hebben op deze acht dagen: de verlengde procedure. Deze acht dagen zijn zorgvuldig uitgedokterd en uitgemeten. Ik denk dat het op deze manier zorgvuldig kan. Ik ontraad dan ook deze motie.
Dan de motie op stuk nr. 12. Hierin vraag mevrouw Van Velzen de regering te bewerkstelligen dat adviezen van het Bureau Medische Advisering over beschikbaarheid van een medische behandeling in een land van herkomst tevens een indicatie geven van de mate van beschikbaarheid van die medische behandelmogelijkheden. Ik heb geprobeerd om mee te denken over de vraag hoe wij hierover een oordeel zouden moeten vellen. Met International SOS en al die andere organisaties die ik in mijn brief noem, hebben wij redelijk zicht op de beschikbaarheid. Ik kan mij niet voorstellen dat wij een indicatie van de mate van beschikbaarheid geven die mij bovendien handvatten geeft om in de medische advisering rekening mee te houden. Dan zou je een oordeel moeten vellen over wat je voor een bepaald land bijvoorbeeld een acceptabel aantal nierdialyseapparaten vindt. Zijn dat er vijf of tien? Of is dat afhankelijk van de spreiding in relatie tot de geografische grootte? Dit is onwerkbaar. Ik vind de manier waarop wij nu werken met de internationale informatie over beschikbaarheid en de jurisprudentie die zich op basis daarvan heeft ontwikkeld, voldoende zorgvuldig. Ik moet deze motie dus ook ontraden.
Dan de motie op stuk nr. 13 waarin mevrouw Van Velzen de regering verzoekt om te bewerkstelligen dat asielzoekers een uitgebreid medisch onderzoek ondergaan. Volgens mij ben ik in het debat al voldoende ingegaan op de reden waarom dat niet kan en niet haalbaar is en bovendien niet nodig in het kader van de zorgvuldigheid. Ik ontraad deze motie dus.
In haar motie op stuk nr. 14 verzoekt mevrouw Van Velzen de regering te bewerkstelligen dat aan vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven, gedurende hun procedure opvang wordt geboden, en maatregelen te nemen om fraude bij opvang tijdens rechtmatig verblijf tegen te gaan. Volgens mij zijn wij in vele debatten voldoende uitgebreid ingegaan op de vraag waarom ik geen sluitende aanpak bied voor alle mensen die herhaalde aanvragen indienen. Het staat mensen vrij om voorlopige voorzieningen aan te vragen als ik hun vraag het land te verlaten. Dat maakt dat ik aan deze motie niet kan voldoen. Ik moet haar dan ook ontraden.
Dan kom ik bij de motie van de heren Van Haersma Buma en Spekman op stuk nr. 15. Hierin wordt de regering gevraagd om bij de monitoring en de evaluatie van deze wet die ik heb toegezegd te kijken naar de mogelijkheid om in meer gevallen dan ik heb genoemd in artikel 3.109, lid 6, eerder dan na zes dagen een asielverzoek in behandeling te nemen. De manier waarop ik de monitoring en de evaluatie heb toegezegd, spreekt eigenlijk al voor zich. Hieruit zal blijken of er categorieën zijn die wij eerder moeten laten starten, maar die nu moeten wachten tot de zes dagen voorbij zijn. Ik denk dat dit element er al in zit. Ik laat het oordeel aan de Kamer over.
Ik kom bij de motie van mevrouw Azough op stuk nr. 16, die de regering verzoekt om aan asielzoekers die dat wensen na het nader gehoor een onafhankelijk medisch onderzoek ter beschikking te stellen. Ik ben hier al uitgebreid op ingegaan. Hierover worden wij het niet eens. Ik denk dat dit vertraagt en dat wij het op dit moment ook niet nodig hebben om een geloofwaardig asielverzoek te toetsen. Als het steunbewijs aanwezig is, wordt het natuurlijk meegenomen. Maar het wordt niet op verzoek van de asielzoeker in kaart gebracht. Dat gaat wat ver. Ik moet ook deze motie ontraden.
De volgende motie is die van mevrouw Azough op stuk nr. 17, waarin zij de regering verzoekt de asielzoeker pas op dag één van de algemene asielprocedure een Dublinclaim op te leggen. Ik moet deze motie ontraden, omdat ik daardoor tijd verlies die wij goed kunnen gebruiken om alvast te beginnen met de voorbereidingen van die claim. In de procedure maken wij vervolgens die afweging wel.
MevrouwAzough(GroenLinks)
De staatssecretaris gaf in eerste termijn het antwoord dat zij uitsluit dat tijdens de zes dagen van de rust- en voorbereidingstermijn sprake zal zijn van uitzetting van asielzoekers. Sluit zij dat uit?
StaatssecretarisAlbayrak
Ook de Dublinclaimanten zullen in de algemene asielprocedure de gelegenheid moeten krijgen om hun individuele relaas gehoord te krijgen, dus die toegang is verzekerd. Dat betekent dat ik niet zonder toegang tot de asielprocedure in Nederland een Dublinclaim kan effectueren.
Ik kom bij de motie van mevrouw Azough op stuk nr. 18, waarin zij de regering verzoekt de mogelijkheid van een onafhankelijke commissie van toezicht op de IND te onderzoeken. Dat is heel interessant, vooral omdat zij de vergelijking maakt met de AIVD. Als twee organisaties niet vergelijkbaar zijn, zijn dat de AIVD en de IND wel. De IND doet zijn werkzaamheden in volledige openheid en transparantie. De rechtsbijstandsverleners zijn in staat om de totstandkoming van een besluit te toetsen en er een mening over te hebben, rechters kijken daarnaar en de Nationale ombudsman kan op individuele klachten ingaan. Wij hebben de Tweede Kamer, die uitdrukkelijk meekijkt wat de IND allemaal doet. De Algemene Rekenkamer kijkt nog veel breder, namelijk of de IND doelmatig en efficiënt is. De vergelijking met de AIVD loopt totaal mank. Dit complex ziende, heb ik geen behoefte aan nog een commissie van toezicht bovenop alle vormen van toezicht die er al zijn op de IND.
MevrouwAzough(GroenLinks)
De vormen van toezicht die de staatssecretaris nu naar voren brengt, zijn incidenteel, vaak op basis van individuele zaken en voldoen geenszins aan datgene wat ik in mijn motie naar voren heb gebracht. Maar goed, wij komen er misschien niet uit. Dat zal misschien leiden tot een initiatiefwetsvoorstel van onze kant.
StaatssecretarisAlbayrak
Daarom noemde ik niet alleen de Ombudsman, maar ook vele andere manieren waarop transparant toezicht op de IND mogelijk is. De vele debatten die in de Kamer worden gehouden, getuigen daar ook van.
Mevrouw Azough vraagt hoe wij omgaan met getraumatiseerde vrouwen. Zij noemde drie uitspraken van mij die alle drie in een andere context zijn gedaan. Bij COA/Menzis gaat het om de opvang en de opvangfaciliteiten die geïndiceerd zijn voor kwetsbaren: welk type opvang heb je nodig? In een medisch advies gaat het om het eventueel aanpassen van het gehoor en het meewegen in de beoordeling. Dat zijn echt andere grootheden. In elk van die stadia wordt door mensen die daarin deskundigheid hebben opgebouwd, gekeken naar de kwetsbaarheid en de manier waarop wij daarmee dienen om te gaan.
Verder vroeg mevrouw Azough of artikel 64 een forse verslechtering is ten opzichte van de huidige situatie. Het antwoord is "nee". Ik heb uitgebreid schriftelijk geantwoord waarom het materieel geen verslechtering betekent. Dat wat nu volgtijdelijk gebeurt, gaat parallel gebeuren. In de brief staat uitgebreid beargumenteerd waarom het op punten zelfs een verbetering is van de rechtspositie, gelet op het feit dat er sneller zicht is op een permanente verblijfsvergunning, als we moeten berusten in het feit dat een snelle medische oplossing niet voorhanden is.
Vervolgens vroeg zij nogmaals naar het spoedeisend belang. Ik heb gezegd dat de Raad voor de rechtspraak heeft aangegeven dat door de koppeling van de opvang aan de vertrektermijn, het spoedeisend belang voor de behandeling van het beroep blijft bestaan, wat de rechters zelf betreft. De behandeling van het beroep zal daardoor naar verwachting binnen de gebruikelijke termijn van ongeveer drie weken kunnen plaatsvinden. Dat betekent dat de uitspraak in beroep in de meeste gevallen nog binnen de vertrektermijn van vier weken zal vallen. Daarom is verlenging van de vertrektermijn niet nodig. Overigens kan de vreemdeling in ons voorstel nog steeds een verzoek om een voorlopige voorziening indienen, om zo uitzetting te voorkomen, ook na die vier weken. Dat wijzigt dus niet.
Dan kom ik bij de motie van de heer Anker en anderen. Hij verzoekt de regering, de mogelijkheden tot en de consequenties van het bieden van opvang aan de groepen "buiten schuld", "verblijf bij kind" en "schrijnendheid" in kaart te brengen en de Kamer binnen drie maanden over de uitkomsten daarvan te informeren en waar mogelijk met voorstellen te komen. Zonder hier de verwachting mee te wekken dat dit nu allemaal wel te regelen is, wil ik dat onderzoek graag voor hem doen en daar schriftelijk binnen drie maanden over rapporteren.
Dan kom ik bij de vragen van mevrouw Koşer Kaya. Er ligt een initiatiefwetsvoorstel van haar fractie. We zullen het daar vandaag niet over eens worden. Het feit dat er een nieuw besluit genomen moet worden, omdat de rechter vindt dat het onzorgvuldig tot stand is gekomen, wil niet altijd zeggen dat hetzelfde besluit nog een keer wordt genomen. Ook als de rechter zich hierin verdiept en er een oordeel over geeft, kan dit tot inwilligingen leiden via de vernietiging door de rechter van het aanvankelijke besluit. Dat is dus wel degelijk een rechtsgang waar de vreemdeling rechten aan kan ontlenen.
Over de risico's van de volle toetsing ben ik zeer expliciet en lang aan het woord geweest. Ik denk dat deze tot grote problemen zal leiden in de opbouw van de asielprocedures. Zij zal leiden tot langere termijnen en een langere duur, die bovenop alle argumenten die ik al heb gegeven, ons in een moeras zal trekken waar we niet in willen zitten.
MevrouwKoşer Kaya(D66)
Vorig jaar hebben wij voor het eerst een debat gehad over dit wetsvoorstel. Toen heb ik het initiatiefwetsvoorstel uitgebreid aan de orde gesteld. In dit voorstel heeft u een deel van het initiatief overgenomen. Maar de volle toetsing staat nog. Mijn collega vroeg waarom D66 niet eerder met haar vragen is gekomen, onder meer over de kosten. De kosten zijn berekend en die heb ik genoemd in mijn eerste termijn. De Raad voor de rechtspraak zegt dat de kosten € 1.124.000 per jaar zullen zijn. Ik had een vraag over de procedurele aspecten die in een besluit zitten. De rechter kan hierover zeggen dat dit niet zorgvuldig is gebeurd, waarna er weer een nieuw besluit genomen moet worden. Naar aanleiding van uw antwoord zal de rechter er eerder naar grijpen omdat de suggestie in uw antwoord is dat als er inhoudelijk een probleem is en de rechter dat niet kan beoordelen en onderzoeken, er sneller een beslissing zal komen die procedureel van aard zal zijn, waardoor de inhoud niet aan de orde kan komen en er weer een nieuwe beslissing moet worden genomen. Dat kan allemaal leiden tot meer kosten. Bovendien zal er sprake zijn van herhaalde verzoeken. En dat zou je niet moeten willen.
StaatssecretarisAlbayrak
Dat debat is prima, hoor, maar ik heb in mijn schriftelijke antwoorden ook aangegeven dat ik zelf ook erg benieuwd ben naar de antwoorden die de fractie gaat geven op de vragen van de verschillende Kamerleden over het initiatiefwetvoorstel. Dat bedrag van€ 1.124.000 per jaar dat extra nodig zou zijn om een volle toets te doen, is gebaseerd op een aantal aannames die door mij niet goed te toetsen zijn. Het gaat om een verzwaring van 50% in slechts 30% van de asielzaken. Waar dat advies op gebaseerd is, durf ik ter discussie te stellen. Als wij een berekening zouden maken via de rechtbanken naar de Raad van State, kom je op een heel andere rekensom uit. Dit even los of het überhaupt uitvoerbaar is om van A tot Z over te doen wat de IND heeft gedaan. Dat komt dus bovenop alle argumenten die ik al heb genoemd en die ik nu niet zal herhalen en die ieder op zich reden zijn om die volle toets niet te willen, gelet op het bestuursrecht, het staatsrecht et cetera. Ik doe een beroep op de Kamer om dit amendement hier niet aan te nemen maar om de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel af te wachten, waarbij al die vragen aan de orde zullen komen en waarvan ik hoop dat ook de indieners van het initiatiefwetsvoorstel daarop een afdoende antwoord kunnen geven, ook als het gaat om de risico's die in ieder geval door mij gezien worden. Mijn oproep aan de Kamer is dan ook om nu niet even snel de volle toets te regelen bij wet.
De heer Spekman heeft nog een opmerking gemaakt over de herhaalde aanvragen. Ik heb gezegd dat de nota van wijziging op het punt van het rechtmatig verblijf in de RVT nog voor de stemmingen naar de Kamer zal komen. Op de andere punten wacht ik de brief van de heer Spekman af. Het is mijns inziens niet nodig om dit wetsvoorstel daarvoor op te houden. Ik moet echt eerst in beeld brengen wat de juridische, financiële en personele consequenties ervan zijn als je het bij de Raad van State legt. Als we er dan voor kiezen, dan kunnen we het doen ofwel bij het Vreemdelingenbesluit ofwel bij een ander wetsvoorstel.
Verder heeft de heer Spekman gevraagd naar het Dublinonderzoek. Op dit moment geldt in de asielprocedure dat vingerafdrukken van mensen die asiel aanvragen pas na het verblijf in de T&V naar Eurodac worden gezonden. Dat kan op dit moment niet eerder dan na indiening van de asielaanvraag omdat het bevragen van Eurodac de start van de 48-uursprocedure betekent. De registratie in Eurodac vindt dus nog niet plaats in de huidige T&V. De huidige T&V is ook een heel andere voorziening. Daar is bijvoorbeeld geen rechtmatig verblijf. Het nu gaan regelen van het rechtmatig verblijf en het starten met die claim is niet strijdig met de letter van de Eurodac- en de Dublinverordening. Dat hebben wij nagegaan. Het zo vroeg mogelijk laten plaatsvinden van de Eurodac-registratie sluit wat mij betreft beter aan bij de geest van deze verordening. Uit contacten met de Europese Commissie blijkt dat ook de Commissie de voorkeur geeft aan een zo vroeg mogelijke registratie. Dat maken wij mogelijk met deze wetswijziging.
Volgens mij waren dit de vragen.
De heerSpekman(PvdA)
U zei net dat het apart geregeld kan worden. Dat betreft vooral het beperken van de herhaalde aanvragen. U zult nog wel schriftelijk een reactie geven op ons amendement.
De voorzitter:
De staatssecretaris heeft inderdaad toegezegd dat zij daar schriftelijk op zou reageren. Daarna is het procedurele punt naar voren gebracht dat het niet in de tekst van de wet staat, maar in het Vreemdelingenbesluit.
De heerSpekman(PvdA)
Wij zijn nog steeds in gesprek met Bureau Wetgeving over de precieze formulering, maar ik hecht eraan om het in de wet te verankeren. Er lopen nu twee dingen door elkaar: de techniek en de inhoud. Ik wil graag voor de stemmingen een reactie hebben. Het gaat dan om de kinderen en niet om de herhaalde aanvragen.
StaatssecretarisAlbayrak
Als het gaat om de techniek kunnen wij u natuurlijk alle bijstand geven, zoals u dat bij wetstrajecten ook gewend bent van het ministerie van Justitie. Op de inhoud zal ik schriftelijk terugkomen.
De voorzitter:
Dat was al een toezegging die ik nog had willen herhalen. Verder komt u voor de stemmingen met een nota van wijziging op het punt van artikel 8.
Wij hebben al met elkaar geconcludeerd dat dit wetsvoorstel, met de amendementen, voor zover wij die nu kennen, en de moties niet morgen maar volgende week op de plenaire agenda komen. De heer De Krom overweegt om alsnog een aantal amendementen in te dienen. Ik hoop dat hij dat ruim voor de stemmingen zal doen, zodat de staatssecretaris daar nog op kan reageren.
De heerDe Krom(VVD)
Dat kan ik toezeggen.
De voorzitter:
Dank u wel.
Wij zijn hiermee gekomen aan het eind van deze beraadslaging. Ik dank de staatssecretaris en de collega's.
Sluiting 23.15 uur.
Samenstelling:
Leden: De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Krom (VVD), Azough (GroenLinks), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Roemer (SP), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (ChristenUnie).
Plv. leden: Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Besselink (PvdA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Leijten (SP), Sterk (CDA), Ulenbelt (SP), Jan de Vries (CDA), Weekers (VVD), Van Gent (GroenLinks), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Karabulut (SP) Koşer Kaya (D66), Gill'ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Bouchibti (PvdA), Smilde (CDA) en Slob (ChristenUnie).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31994-25.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.