nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is voor huurders
een initiatiefrecht voor woningverbetering in titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek op te nemen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 243 komt te luiden:
Artikel 243
1. Indien de huurder van woonruimte in een gebouwde onroerende zaak
de verhuurder een, gelet op het belang van de huurder en de verhuurder en
eventuele onderhuurders, redelijk voorstel doet tot renovatie, als bedoeld
in artikel 220 lid 2, is de verhuurder overeenkomstig de volgende leden aan
dit voorstel gebonden.
2. De huurder doet een voorstel als bedoeld in lid 1 schriftelijk.
Het voorstel bevat ten minste een omschrijving van de voorgestelde renovatiewerkzaamheden,
een raming van de daarmee gemoeide kosten alsmede een voorstel voor de door
de huurder te betalen huurverhoging. De verhuurder reageert schriftelijk binnen
8 weken. Indien de verhuurder het voorstel van de huurder niet binnen deze
termijn aanvaardt, kan de huurder vorderen dat de rechter bepaalt dat de verhuurder
aan het voorstel gebonden is. De rechter kan de vordering geheel of slechts
voor een deel van het voorstel toewijzen.
3. Een voorstel tot renovatie als bedoeld in lid 1 is in ieder geval
niet redelijk, indien
a. tegen de renovatie bouwkundige, functionele, technische of esthetische
bezwaren bestaan;
b. de huurder zich niet bereid heeft verklaard tot het betalen van
een huurverhoging die in redelijke verhouding staat tot de door de verhuurder
gemaakte kosten, dan wel indien deze huurverhoging ertoe leidt dat de huurprijs
welke bij toepassing van de regels bedoeld in artikel 10 lid 1 van de Uitvoeringswet
huurprijzen woonruimte als redelijk is aan te merken wordt overschreden;
c. de renovatie in strijd is met de voorschriften van of afspraken
met de overheid;
d. de renovatie de verhuurbaarheid of de waarde van de woning aantast;
e. de renovatie niet is in te passen in het bedrijfseconomische,
financiële en sociale beleid dat de verhuurder voert en van een goed
verhuurder mag worden verwacht.
4. Indien 70% of meer van de huurders van tien of meer woningen
die een bouwkundige eenheid vormen, gezamenlijk een voorstel doet tot renovatie
als bedoeld in lid 1 en de verhuurder dit voorstel aanvaardt, dan wel de rechter
op vordering van de huurders bepaalt dat de verhuurder aan het voorstel is
gebonden, zijn alle huurders van de tot de bouwkundige eenheid behorende woningen
aan het voorstel gebonden, met dien verstande dat een huurder die het voorstel
niet mede heeft ingediend, binnen acht weken nadat de verhuurder hem schriftelijk
heeft meegedeeld dat deze het voorstel heeft aanvaard, dan wel dat de rechter
heeft bepaald dat de verhuurder aan het voorstel gebonden is, een beslissing
van de rechter kan vorderen dat hij niet aan het voorstel is gebonden met
betrekking tot de door hem gehuurde woning.
Indien de rechter bepaalt dat een of meerdere huurders niet aan het voorstel
zijn gebonden, is ook de verhuurder niet langer aan het voorstel gebonden.
5. Van dit artikel kan niet ten nadele van de huurder worden afgeweken.
B
Artikel 305 wordt als volgt gewijzigd: In lid 1 worden de woorden «voorzieningen
als bedoeld in artikel 243 lid 2» vervangen door: energiebesparende
voorzieningen.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,
De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,