31 990
Wijziging van enkele belastingwetten (reparatie in verband met arresten van de Hoge Raad inzake pensioen- en lijfrenteaanspraken)

nr. 5
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2009

Hedenochtend heeft de Hoge Raad verschillende belastingarresten gewezen over conserverende aanslagen bij pensioen en lijfrente.

De procedures gingen over de vraag of het verdragsrechtelijk is toegestaan een conserverende aanslag op te leggen over opgebouwde pensioen- en lijfrenteaanspraken indien sprake is van al voor de invoering van het regime van de conserverende aanslagen bestaande belastingverdragen. De Hoge Raad heeft in de procedures beslist dat het opleggen van deze aanslagen vanwege de in de procedures toepasselijke belastingverdragen enerzijds en de tekst van de wet anderzijds, in strijd is met de goede trouw die bij de uitleg en toepassing van belastingverdragen in acht moet worden genomen.

De arresten van de Hoge Raad laten naar mijn oordeel wel ruimte om de wet zodanig te wijzigen dat ook in de hiervoor bedoelde verdragssituaties nog steeds conserverende aanslagen kunnen worden opgelegd bij belastingplichtigen die naar het buitenland vertrekken en in Nederland een belastingfaciliteit hebben gehad voor de premies voor pensioen of een lijfrente. Ik ben daarom voornemens wettelijke maatregelen te nemen om ook in de hiervoor bedoelde verdragssituaties een conserverende aanslag te kunnen blijven opleggen.

Nog voor het zomerreces zal in dit kader een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer worden aangeboden (Kamerstuk 31 990, nrs. 1–4). Doel van dat voorstel zal zijn het voorkomen dat afkoop (of andere «verboden handelingen») van in Nederland met belastingvoordeel opgebouwde aanspraken kan plaatsvinden zonder dat Nederland het verleende belastingvoordeel kan terugnemen. Het is de bedoeling dat de wet met terugwerkende kracht tot heden zal gaan gelden.

Ik ben van oordeel dat wetgeving met terugwerkende kracht in de onderhavige situatie is gerechtvaardigd. Deze rechtvaardiging meen ik te vinden in het zogenaamde «aankondigingseffect» en de «rechtvaardige belastingheffing». Beide gronden worden genoemd in de notitie «Terugwerkende kracht in fiscale regelgeving» die op 8 oktober 1996 aan uw Kamer is aangeboden.1 Voor wetgeving met terugwerkende kracht speelt daarnaast het tijdselement een rol. Dit tijdselement brengt mij op het verzoek het wetsvoorstel ook nog vóór het zomerreces plenair te laten behandelen door uw Kamer. Het wetsvoorstel zal u zo spoedig mogelijk worden aangeboden.

Volledigheidshalve merk ik ten slotte op dat de hiervoor bedoelde conserverende aanslagen worden opgelegd bij vertrek naar het buitenland en alleen worden ingevorderd bij een zogenoemde «verboden handeling» zoals het ineens laten uitkeren (afkopen) van het belastingvrij opgebouwde pensioen of de lijfrente. Bij de heffing over reguliere (periodieke) pensioen- en lijfrenteuitkeringen verandert er niets.

De staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager


XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 212, nr. 1.

Naar boven