31 989 Wijziging van de Wet kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid

R VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVELEG

Vastgesteld 12 december 2011

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft in haar vergadering van 13 en 27 september 2011 gesproken over de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 juni 2011 over de gevolgen van de werking van de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (Wet OKE) voor burgerinitiatieven op het gebied van kinderdagverblijven (31 989, M).

Naar aanleiding daarvan heeft zij de minister op 4 oktober 2011 een brief gestuurd.

De minister heeft op 12 december 2011 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Kim van Dooren

BRIEF AAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Den Haag, 4 oktober 2011

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in haar vergadering van 13 en 27 september 2011 gesproken over uw brief van 30 juni 2011 over de gevolgen van de werking van de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (Wet OKE) voor burgerinitiatieven op het gebied van kinderdagverblijven (31 989, M).

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennis genomen van de brief en hebben naar aanleiding daarvan nog een aantal vragen, mede namens de leden van de SP-fractie. De leden van de fractie van D66 hebben met enige verwondering kennis genomen van de brief, waarmee u uiting geeft u aan uw besluit om – kort samengevat – de ouderparticipatiecrèches die per 31 december 2012 niet voldoen aan de opleidingseisen (dat wil zeggen, die geen beroepskracht hebben aangesteld), uit te sluiten van het recht op kinderopvangtoeslag.

Positie ouderparticipatiecrèches

De leden van de fracties van PvdA en SP vragen graag aandacht voor de juridische mogelijkheid om de uitzondering op de eis van formele beroepskwalificaties voor ouderparticipatiecrèches te continueren, deze crèches te blijven erkennen en de registratie in het landelijk register kinderdagopvang ook in de toekomst mogelijk te laten zijn. Bent u krachtens de huidige wet- en regelgeving en in lijn met eerdere bepalingen terzake in onder andere de memorie van toelichting bij de oorspronkelijke wet in staat om de ouderparticipatiecrèches als kinderopvang te blijven erkennen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u dan voornemens om dit te doen?

De leden van de fractie van D66 willen graag de Wet Basisvoorziening Kinderopvang (kamerstuk 28 447) uit 2001 in herinnering roepen. In de memorie van toelichting bij deze wet worden de ouderparticipatiecrèches expliciet uitgezonderd van de bepalingen aangaande beroepskwalificatie. De ouderparticipatiecrèches zijn dus in 2001 als volwaardig erkend met inbegrip van de erkenning in het Landelijk Register en met inbegrip van de erkenning mede in aanmerking te komen voor de kinderopvangtoeslag. Dat standpunt is nadien nog regelmatig bevestigd. Dit getuigt van liberale aandacht van de toenmalige minister, aandacht die destijds mede was gericht op de ontplooiing van burgerinitiatieven, nog eens bevestigd in de op 6 juli 2010 aangenomen motie-Dupuis c.s.2. Waarom doet u thans afstand van dit liberale gedachtegoed door na volgend jaar de eis te stellen dat, wil de gelijkstelling bekrachtigd blijven, ook de ouderparticipatiecrèches aan de beroepskwalificatie-eis dienen te voldoen? De overheid heeft immers verwachtingen gewekt dat de ouderparticipatiecrèches volledig gelijkgeschakeld zouden blijven aan de reguliere kinderopvang. De ouders hebben deze verwachtingen gestoeld op een betrouwbare overheid. De leden verzoeken u deze vraag te beantwoorden en daarbij mede de vraag te betrekken wat burgers mogen verwachten van een betrouwbare overheid.

Stijging van kosten

De leden van de PvdA- en SP-fracties wijzen op de mogelijk onbedoelde en ongewenste gevolgen van het voornemen van de minister om de ouderparticipatiecrèches per 1 januari 2013 niet meer als kinderopvang te erkennen. Bij sluiting van ouderparticipatiecrèches zal een deel van de kinderen naar de reguliere opvang gaan. Zoals bekend wordt opvang door ouderparticipatiecrèches doorgaans tegen een fors lager tarief van gemiddeld minder dan 2 Euro per uur aangeboden. Is de te verwachten stijging van de kosten in de fiscale tegemoetkoming, als kinderen van ouderparticipatiecrèches naar reguliere kinderopvang gaan, geen reden tot bezorgdheid?

Naar de mening van de leden van de fractie van D66 zullen met de uitschakeling van de ouderparticipatiecrèches voor kinderopvangtoeslag de kosten voor kinderopvang stijgen. Deze leden wijzen er op dat de opvang in ouderparticipatiecrèches gemiddeld tegen een fors lager tarief van € 2,00 per uur wordt verzorgd. De kinderopvangtoeslag is dus relatief erg laag. Het spreekt vanzelf dat het intrekken van de erkende status van de ouderparticipatiecrèches tot een forse stijging van de kosten van de kinderopvangtoeslag zal leiden wanneer deze crèches zullen moeten sluiten en de dan op te vangen kinderen naar de reguliere opvang gaan. De leden vragen of een dergelijke stijging van kosten opweegt tegen het kennelijke belang van de – overigens uitsluitend formeel – toetsbare kwaliteit van de opvang bij aanwezigheid van een beroepskracht bij ouderparticipatiecrèches en vernemen hierop graag uw antwoord.

Kwaliteit van de opvang

In de brief geeft u aan ouderparticipatiecrèches te waarderen en niet te willen verbieden, maar tegelijkertijd merkt u op ouderparticipatiecrèches nog slechts tijdelijk te zullen gedogen. Deze spanning roept bij de leden van de fracties van PvdA en SP een aantal vragen op. Wat is uw oordeel over de huidige kwaliteit van de opvang in de bestaande ouderparticipatiecrèches? In hoeverre spelen daarin de objectieve criteria van de GGD’s en de mening van de betrokken ouders een rol? Ook vernemen deze leden graag hoe u denkt over de betrokkenheid van ouders bij de opvang en opvoeding van hun kinderen.

De leden van genoemde fracties wijzen daarnaast op de mogelijkheid dat bij het opleggen van beroepskwalificaties aan erkende crèches de ouderparticipatiecrèches «ondergronds» gaan en uit beeld verdwijnen. De kwaliteit van de opvang bij ouderparticipatiecrèches is er mee gebaat als de crèches in beeld zijn en blijven bij de controlerende instanties, zodat veiligheid en pedagogische kwaliteit geborgd kan worden. Deelt u deze mening? Zo ja, welke actie gaat u ondernemen om de kwaliteit van de opvang bij ouderparticipatiecrèches te waarborgen? Zo nee, kunt u dit nader toelichten?

In de ogen van de leden van de D66-fractie valt het te overwegen om de kwaliteit van de opvang bij het ontbreken van beroepskwalificatie, naast de GGD-inspecties, te borgen door de pedagogische kwaliteit van deelnemende ouders op andere wijze te toetsen. Het gaat in Nederland vandaag de dag om 6 ouderparticipatiecrèches met een totaal aantal kindplaatsen van 120. Een dergelijke opzet brengt dus niet per definitie een forse lastenverzwaring met zich. Ook op dit punt vragen de leden graag uw opvatting.

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien uw reactie met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Dr. Joyce Sylvester

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID3

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 december 2011

In reactie op de brief van de voorzitter van de vaste commissie voor SZW van 4 oktober jl beantwoord ik enkele vragen over ouderparticipatiecrèches.

Juridische positie ouderparticipatiecrèches

De leden van de fracties van de PvdA en SP vragen aandacht voor de juridische mogelijkheid om de uitzondering op de eis van de formele beroepskwalificaties voor ouderparticipatiecrèches te continueren, deze crèches te blijven erkennen en de registratie in het landelijk register kinderopvang ook in de toekomst mogelijk te laten zijn. De leden van deze fracties vragen eveneens om aan te geven of het krachtens de huidige wet- en regelgeving en in lijn met eerdere bepalingen terzake in onder andere de memorie van toelichting bij de oorspronkelijke wet mogelijk is om ouderparticipatiecrèches als kinderopvang te blijven erkennen.

De leden van de fractie van D66 vragen onder verwijzing naar de Wet Basisvoorziening Kinderopvang (kamerstuk 28 447) en de motie Dupuis c.a. (EK 31 989, H) of met de voorgenomen wetswijziging ten aanzien van ouderparticipatiecrèches afstand wordt gedaan van het liberale gedachtegoed en hoe dit voornemen zich verhoudt tot de betrouwbaarheid van de overheid.

Krachtens de huidige wet- en regelgeving ben ik niet in staat om de ouderparticipatiecrèches als kinderopvang te blijven erkennen en registreren, indien niet is voldaan aan de opleidingseisen. Er is een discrepantie ontstaan tussen de wettekst en de praktijk. De GGD heeft niet op de beroepskwalificatie-eisen getoetst en ouders hebben desondanks kinderopvangtoeslag kunnen ontvangen. Ik ben voornemens de wet te wijzigen zodat de ouderparticipatiecrèches die niet aan de opleidingseisen voldoen kunnen blijven voortbestaan, echter zonder recht op kinderopvangtoeslag voor ouders die gebruik maken van die crèches. Dit maakt het, in lijn met de motie Dupuis, mogelijk dat deze burgerinitiatieven in stand blijven zonder dat zij aan de opleidingseisen hoeven te voldoen, terwijl de andere kwaliteitseisen blijven gelden. Naar analogie met de gastouderopvang is er alleen recht op kinderopvangtoeslag als aan alle kwaliteitseisen is voldaan.

Ik kies voor kwaliteit en consistentie in het stelsel van kinderopvang als geheel. Ouders behouden in lijn met het liberale gedachtegoed de mogelijkheid om te kiezen voor een ouderparticipatiecrèche. Bekostiging via de kinderopvangtoeslag blijft echter voorbehouden aan situaties waarin aan alle kwaliteitseisen, inclusief de opleidingseis, wordt voldaan. De huidige gedoogsituatie laat ik tot en met 31 december 2012 bestaan. De desbetreffende ouders en andere betrokkenen hebben tot die tijd om zich voor te bereiden op de veranderingen. Gegeven deze overgangstermijn en de consistente keuze voor kwaliteit als voorwaarde voor financiering is de overheid betrouwbaar.

Stijging van kosten

De leden van de fractie van de PvdA, SP en D66 wijzen op de mogelijkheid dat ouders die nu gebruik maken van een ouderparticipatiecrèche overstappen op reguliere opvang als gevolg van de voorgenomen wetswijziging. De leden van de PvdA- en SP-fractie vragen of de mogelijke kostenstijging die hieruit voortvloeit geen reden tot bezorgdheid is. De leden van de D66-fractie vragen of deze mogelijke stijging van de kosten opweegt tegen het belang van toetsbare kwaliteit van de opvang bij aanwezigheid van een beroepskracht in ouderparticipatiecrèches.

Primair ga ik ervan uit dat de ouders om principiële redenen participeren in een ouderparticipatiecrèche, omdat zij het ouderschap centraal stellen boven het bieden van beroepsmatige opvang. Dat is een keuze. Ouders hebben die vrijheid. Het is niet a priori een taak van de overheid om deze keuze financieel te ondersteunen en ouders geld te geven voor het opvangen van (gedeeltelijk) hun eigen kinderen.

Er vindt slechts een verschuiving van de kosten plaats als de kinderen naar een regulier kinderdagverblijf gaan, omdat de ouders nu voor ouderparticipatiecrèches ook kinderopvangtoeslag ontvangen. Daar staat tegenover dat de kosten voor het rijk van ouders die van ouderparticipatiecrèches gebruik blijven maken, zullen dalen. Op macroniveau zal het effect hoe dan ook klein zijn. De reden voor de voorgenomen wijziging is overigens ook niet financieel. Kwaliteitsborging binnen het kinderopvangstelsel als voorwaarde voor financiering door de overheid is daarbij het zwaarst wegende motief.

Kwaliteit van de opvang

De leden van de fracties van de PvdA en de SP vragen naar het oordeel over de kwaliteit van de bestaande ouderparticipatiecrèches en vragen het oordeel van de GGD en van betrokken ouders daarbij te betrekken. Tevens vragen deze fracties hoe wordt aangekeken tegen de betrokkenheid van ouders bij de opvang en opvoeding van hun kinderen. Daarnaast wijzen de leden van deze fracties erop dat het onwenselijk zou zijn als de ouderparticipatiecrèches door de voorgenomen wetswijziging «ondergronds» zouden gaan en niet meer worden gecontroleerd. De leden van de PvdA- en SP-fractie vragen hierop een reactie. De leden van de D66-fractie vragen om een opvatting over de suggestie om de pedagogische kwaliteit van deelnemende ouders bij het ontbreken van een beroepskwalificatie op een andere wijze te toetsen.

GGD Nederland is, zoals ik schreef in mijn brief aan de Tweede Kamer op 30 juni 2011, geraadpleegd over de stand van zaken in de ouderparticipatiecrèches. Ouderparticipatiecrèches voldoen over het algemeen aan de gestelde eisen, waar de GGD de afgelopen jaren op heeft getoetst. De GGD heeft niet getoetst op de beroepskwalificatie-eis. De betrokken ouders zijn doorgaans tevreden over de deels door hen zelf geboden opvang. Mijn waardering voor de betrokkenheid van deze ouders bij de opvang en ondersteuning van hun kinderen laat onverlet dat ik in het kinderopvangstelsel, als voorwaarde voor financiering, kwaliteit onder andere wil borgen door opleidingseisen aan het personeel te stellen.

Ik deel de mening dat de kwaliteit van de opvang bij ouderparticipatiecrèches gebaat is bij toezicht, ook na de voorgenomen wetswijziging. Kinderopvang die niet aan alle eisen voldoet, is in Nederland bij wet verboden. In het geval van ouderparticipatiecrèches wil ik daar, voor wat betreft de beroepskwalificatie-eisen, een uitzondering op toestaan. Als voorwaarde wil ik daarbij stellen dat de gemeenten de ouderparticipatiecrèches in het zicht houden en de GGD inspecties laten uitvoeren.

Het voorstel om de pedagogische kwaliteit van de deelnemende ouders op een andere wijze te toetsen dan via de opleidingseisen, zou onevenredig veel tijd vergen voor de GGD. Daartoe zou een nieuwe werkwijze voor een beperkt aantal crèches moeten worden ontwikkeld. Bovendien is het praktisch bijzonder gecompliceerd om hieraan invulling te geven, omdat er iedere dag wisselende oudercombinaties op de groep staan. Toetsing op pedagogische vaardigheden via een diploma als minimale waarborg voor kwaliteit is beter dan het toetsen van de pedagogische vaardigheden van iedere individuele pedagogisch medewerker. De kosten hiervan staan niet in verhouding tot de baten.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD), Terpstra (CDA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA) (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Klever (PVV) (vice-voorzitter), Van Dijk (PVV). Reynaers (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), Van Rey (VVD) en Beckers (VVD).

X Noot
2

EK 31 989, H.

X Noot
3

Gelijktijdig met deze brief ontving de Kamer afschrift van een brief aan de Tweede Kamer welke als bijlage is opgenomen onder griffie nr. 146998.03.

Naar boven