31 989 Wijziging van de Wet kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid

Q HERDRUK 1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 oktober 2011

De antwoordbrief van 8 juli 2011 van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op de vragen inzake de voorhang van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang en de brief inzake de kinderopvangtoeslag vanaf 2012 heeft de leden van de PvdA-fractie, mede namens de fracties van CDA, SP en ChristenUnie, aanleiding gegeven nog enige vragen te stellen die zijn opgenomen in de brief d.d. 4 oktober 2011 aan de minister van Sociale Zaken.

De minister heeft op 13 oktober 2011 gereageerd.

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid2 brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Kim van Dooren

BRIEF AAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Den Haag, 4 oktober 2011

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft met belangstelling kennisgenomen van de brief van 8 juli 2011 met uw reactie op de vragen inzake de voorhang van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang en de brief inzake de kinderopvangtoeslag vanaf 2012. Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de PvdA-fractie, mede namens de fracties van CDA, SP en ChristenUnie, nog enige vragen.

In deze reactie geeft u aan dat u per saldo verwacht dat het arbeidsaanbod zal dalen met 0,1% in uren en personen, blijkens berekeningen van het Centraal Planbureau. Deze participatie-effecten worden echter berekend op macroniveau, zonder micro-onderbouwing gebaseerd op de verschillen in prijsgevoeligheid en inkomenseffecten voor de verschillende inkomenscategorieën. U geeft in uw brief aan dat de participatie-effecten niet toe te rekenen zijn aan verschillende inkomensgroepen.

De leden van genoemde fracties betreuren dit. Immers, de arbeidsparticipatie gerekend in voltijdbanen is vooral laag bij laagopgeleide vrouwen (28,3 procent ten opzichte van 64,2 bij hoogopgeleiden). Juist voor deze laagopgeleide vrouwen is de afweging tussen wel of niet werken en wel of niet meer uren werken, buitengewoon gevoelig voor de kosten die de kinderopvang met zich meebrengt. De negatieve inkomenseffecten bij huishoudens met lage inkomens zijn al relatief groot, zoals u in uw brief ook aangeeft.

Vanwege de verschillen in prijsgevoeligheid en inkomenseffecten voor de verschillende inkomenscategorieën vragen deze leden u dan ook dringend om de participatie-effecten op macro-niveau van een micro-onderbouwing te voorzien.

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien uw reactie met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Dr. Joyce Sylvester

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 oktober 2011

Naar aanleiding van mijn brief van 8 juli 2011 (Kamerstukken I, 2010/11, 31 989, letter P) met mijn reactie op vragen inzake de voorhang van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang en de brief inzake de kinderopvangtoeslag vanaf 2012, heeft de PvdA-fractie, mede namens de fracties van CDA, SP en ChristenUnie nog een vraag gesteld, waarop ik hieronder zal ingaan.

De fracties vragen om het participatie-effect van 0,1% op macro-niveau, van een micro-onderbouwing te voorzien. In mijn brief van 8 juli schrijf ik dat het arbeidsaanbod door de bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag naar verwachting met 0,1% zal dalen en dat het CPB dit bevestigt. De fracties betreuren het dat dit effect niet wordt toegerekend aan verschillende inkomensgroepen.

Het macro-effect van 0,1% is bepaald op basis van eerdere publicaties van het CPB over het participatie-effect van bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag. Het CPB rapporteert daarin echter niet de participatie-effecten naar inkomensgroepen.

U geeft terecht aan dat er verschillen zijn in prijsgevoeligheid tussen verschillende groepen. In het model van het CPB wordt gerekend met een aparte prijsgevoeligheid voor alleenstaande ouders, tweedeverdieners als lid van een ouderpaar en kostwinnaars als lid van een ouderpaar. Uit de empirische literatuur volgt dat alleenstaande ouders van deze drie groepen het meest prijsgevoelig zijn.

Bij het invullen van de bezuiniging is met de verschillen in prijsgevoeligheid rekening gehouden, om het verlies aan arbeidsparticipatie zoveel mogelijk te beperken. Zo wordt de bezuiniging vooral ingevuld door de ouderbijdrage proportioneel te verhogen. Ouders dragen op deze manier naar rato van hun huidige ouderbijdrage bij aan de kostenstijging. Hierdoor worden lage inkomens, waaronder veel alleenstaande ouders, relatief ontzien. Daarnaast komt er een vaste eigen bijdrage per maand, waardoor de marginale kosten van een uur extra opvang minder snel stijgen en grote banen worden ontzien. Ook deze maatregel is gunstig voor alleenstaande ouders, omdat zij veel uren opvang afnemen. Ten slotte zal de koppeling van het recht op kinderopvangtoeslag aan de gewerkte uren van de minst werkende partner geen participatieverlies opleveren.

In het kader van de evaluatie van de wet Kinderopvang heb ik het CPB gevraagd een micro-econometrische ex-post analyse te doen van de effecten van de wijzigingen in de subsidies voor kinderopvang. In deze analyse worden de effecten van de kinderopvangtoeslag op de participatie voor verschillende groepen in kaart gebracht. Onder andere verschillen in opleidingsniveau van ouders worden in de analyse betrokken. Dit zal de kennis van de werking van de kinderopvangtoeslag vergroten en de empirische basis van analyses van toekomstige wijzigingen in de toeslag verder versterken.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp


X Noot
1

Per abuis is de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 oktober 2011 gedrukt onder de letter Q.

X Noot
2

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD), Terpstra (CDA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA) (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Klever (PVV) (vice-voorzitter), Sörensen (PVV), Reynaers (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), Van Rey (VVD) en Beckers (VVD).

Naar boven