31 989 Wijziging van de Wet kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten in verband met ijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid

K VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 13 december 2010

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid1 heeft op 30 november 2010 de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 november 2010 (31 989, J) over de ouderbijdrage voorschoolse educatie op de peuterspeelzaal besproken. In deze brief bericht de minister dat zij voornemens is artikel 166, tweede lid (nieuw), van de Wet op het primair onderwijs niet in werking te laten treden. Naar aanleiding daarvan heeft de commissie de minister op 7 december 2010 een brief gestuurd.

De minister heeft op 10 december 2010 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid,

Warmolt de Boer

BRIEF AAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Den Haag, 7 december 2010

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid heeft op 30 november jl. uw brief d.d. 22 november 2010 over de ouderbijdrage voorschoolse educatie op de peuterspeelzaal besproken. In uw brief bericht u dat u voornemens bent artikel 166, tweede lid (nieuw), van de Wet op het primair onderwijs niet in werking te laten treden.

In deze brief stelt u dat het niet in werking laten treden van dit artikellid segregatie tegen zal gaan. Immers, als gemeenten ook aan ouders van niet-doelgroepkinderen een lagere ouderbijdrage in rekening moeten brengen zullen zij geneigd zijn een groter deel van de plekken op de peuterspeelzaal te reserveren voor doelgroepkinderen. Op zichzelf is dit juist. Hier staat echter tegenover dat, als ouders een hogere bijdrage aan de peuterspeelzaal moeten betalen dan zij aan bijvoorbeeld een kinderdagverblijf kwijt zijn, deze ouders geneigd zullen zijn hun kind naar het kinderdagverblijf te brengen. Ook dit leidt tot segregatie: op de peuterspeelzaal zullen dan vooral doelgroepkinderen zitten.

De commissie verzoekt u om een nadere toelichting op dit dilemma. De commissie geeft u tevens ter overweging mee het Besluit van 7 juli 2010 (Stb. 2010, 97) niet te wijzigen voordat de commissie heeft kunnen reageren op uw nadere toelichting.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid,

A. H. M. Dölle

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 december 2010

In uw brief van 7 december jl. legt u een dilemma voor naar aanleiding van mijn voornemen om artikel 166, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs niet in werking te laten treden. Het voorgelegde dilemma heeft betrekking op segregatie. U vraagt zich af wat meer segregatiebeperkend kan werken: als de ouderbijdrage voor deelname aan een voorschoolse educatiegroep voor álle ouders op een maximum wordt gesteld of als die alleen voor ouders van kinderen met een risico op een taalachterstand in het Nederlands (doelgroepkinderen) op een maximum wordt gesteld?

Als we het wettelijke maximum voor voorschoolse educatiegroepen zouden vaststellen voor alle ouders, dan zullen gemeenten – zoals u zelf ook bevestigde in uw reactie én zoals wij vanuit signalen van de VNG en gemeenten hebben vernomen – vrijwel zeker voorschoolse educatiegroepen gaan reserveren voor alleen de doelgroepkinderen. Dat zou in ieder geval segregatie in de hand werken. Dat wil ik voorkomen.

Uw Kamer legt de mogelijkheid voor dat als ouders een hogere bijdrage kwijt zijn aan een peuterspeelzaal dan aan een kinderdagverblijf, dat zij hun kind dan eerder naar een kinderverblijf zullen brengen. Uw Kamer stelt dat er op die manier ook segregatie zou kunnen ontstaan. Ik ben van mening dat gemeenten dit evenwel kunnen voorkomen.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is stelselverantwoordelijk voor de financiële toegankelijkheid van voorschoolse educatie op peuterspeelzalen voor kinderen met een risico op een taalachterstand in het Nederlands (doelgroepkinderen).

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de financiële toegankelijkheid voor niet-doelgroepkinderen voor alle peuterspeelzalen in hun gemeenten, ongeacht met of zonder voorschoolse educatie. Gemeenten zullen daarom ook de afwegingen moeten maken die voor hun gemeente (of bepaalde wijken) het meest passend is voor die toegankelijkheid. Zij hebben de vrijheid om eenzelfde prijs vast te stellen voor doelgroepkinderen en niet-doelgroepkinderen of bijvoorbeeld de prijzen vast te stellen conform de kinderopvang. Gemeenten hebben dus met hun prijsbeleid een instrument in handen om segregatie tegen te gaan zoals dat in hun gemeente het meest passend wordt geacht. Ik wil deze vrijheid van gemeenten niet van rijkswege doorkruisen.

Ik acht gemeenten beter in staat om segregatie tegen te gaan in de situatie dat alleen wettelijk is geregeld dat de maximale ouderbijdrage geldt voor doelgroepkinderen die deelnemen aan voorschoolse educatie op peuterspeelzalen dan in de situatie dat dit wettelijk geregeld is voor alle ouders. Door artikel 166, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs niet in werking te laten treden, wil ik dit regelen.

Uw Kamer heeft mij in overweging gegeven om het inwerkingtredingsbesluit niet te wijzigen voordat de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid heeft kunnen reageren. Hieraan geef ik graag gevolg. Om een tijdige vaststelling en publicatie van het besluit mogelijk te maken, zou ik het zeer op prijs stellen als de reactie van de vaste commissie kan worden gegeven op 14 december a.s.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart


XNoot
1

Samenstelling:

Schuurman (CU), Holdijk (SGP), Dölle (CDA) voorzitter, Dupuis (VVD), Linthorst (PvdA), Tan (PvdA) vicevoorzitter, Essers (CDA), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Leijnse (PvdA), Staal (D66), Thissen (GL), Hamel (PvdA), Goyert (CDA), Leunissen (CDA), Asscher (VVD), Hermans (VVD), Ten Horn (SP), Slager (SP), Vliegenthart (SP), De Boer (CU), Duthler (VVD), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Laurier (GL), Koffeman (PvdD), Yildirim (Fractie-Yildirim) en Flierman (CDA).

Naar boven