nr. 7
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 maart 2010
In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat
van 17 maart 2010 is herbevestigd dat het beleidsvoornemen tot onderhandse
gunning van de vervoerconcessie voor het hoofdrailnet vanaf 2015 controversieel
is verklaard. U heeft mij gevraagd de Tweede Kamer te informeren over «die
stappen die nog gezet moeten en kunnen worden – in het licht van het
feit dat het beleidsvoornemen zelf controversieel is verklaardzonder dat onomkeerbare
besluiten worden genomen, dusdanig dat begin 2011 duidelijkheid kan worden
geboden over het al dan niet onderhands gunnen of openbaar aanbesteden».
Met deze brief ga ik in op dat verzoek.
De Wet personenvervoer 2000 stelt dat met het toezenden van het beleidsvoornemen
aan de Tweede Kamer, de termijn van 30 dagen aanvangt voor het op verzoek
van de Tweede Kamer verstrekken van nadere inlichtingen over het beleidsvoornemen.
Na het verstrijken van deze termijn vangt de procedure tot concessieverlening
aan. Nu het beleidsvoornemen controversieel is verklaard, trek ik het beleidsvoornemen
dan ook hierbij in, teneinde de formele aanvang van de procedure tot concessieverlening
stop te zetten. Na de kabinetsformatie kan mijn ambtsopvolger opnieuw een
beleidsvoornemen aan de Tweede Kamer sturen. Op basis van dat beleidsvoornemen
kan de Tweede Kamer zich beraden over de wijze van gunning (onderhands gunnen
dan wel openbaar aanbesteden) van de vervoerconcessie voor het hoofdrailnet
vanaf 2015.
Het moment waarop het beleidsvoornemen aan de Tweede Kamer kan worden
aangeboden, hangt af van de voortgang van de kabinetsformatie en het moment
waarop mijn ambtsopvolger het voornemen aan de Tweede Kamer stuurt. De vraag
of begin 2011 duidelijkheid kan worden geboden over het onderhands gunnen
of openbaar aanbesteden, ligt dan ook buiten mijn beïnvloeding.
Zoals bovenstaand vermeld, bepaalt de wet dat de procedure tot concessieverlening
niet mag aanvangen dan nadat de termijn voor de Tweede Kamer ten
aanzien van het beleidsvoornemen is verstreken. Met het controversieel verklaren
van het beleidsvoornemen, kan het formele proces van concessieverlening dan
ook niet aanvangen.
Voor de volledigheid verwijs ik naar mijn brief van 10 maart 2010
(VenW/DGMo-2010/2916), waarin ik naar aanleiding van uw verzoek nader heb
aangegeven wat de termijnen van de procedures zijn en wat de consequenties
van controversieel verklaren zijn.
De minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings