31 956
Wijziging van de Kieswet in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 13 oktober 2009

1. Inleiding

De regering heeft met veel belangstelling kennisgenomen van het verslag van de Tweede Kamer bij het onderhavige wetsvoorstel. Gelet op de omvang van het totale BES-wetgevingspakket dat nu bij uw Kamer voorligt, is zij de betrokken leden zeer erkentelijk voor de voortvarendheid waarmee het verslag tot stand is gekomen. De regering merkt op dat de leden van de CDA-fractie tot hun voldoening hebben vastgesteld dat het wetsvoorstel een verfijnd kiesproces oplevert dat oog heeft voor de positie van de kleine, kwetsbare eilanden op grote afstand van «Den Haag». Ook de leden van de SP-fractie geven aan begrip te hebben voor enkele praktische uitzonderingen die in het wetsvoorstel zijn opgenomen voor de kiezers op de Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Hiernaast zijn door de fracties kritische vragen gesteld over het wetsvoorstel. Die zien met name op de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door de leden van de eilandsraden, op de toekenning van het actief kiesrecht voor de eilandsraden aan niet-Nederlanders en op de volmachtregeling voor de eilandsraadverkiezingen. De regering heeft begrip voor deze kritische vragen en tracht deze en de andere vragen in deze nota naar aanleiding van het verslag zo volledig mogelijk te beantwoorden. Bij de beantwoording van de vragen is zoveel mogelijk de indeling en volgorde van het verslag aangehouden, met dien verstande dat vergelijkbare vragen soms zijn samengenomen.

Gelijktijdig met deze nota naar aanleiding van het verslag is een nota van wijziging bij het onderhavige wetsvoorstel ingediend.

2. Algemeen

De leden van de CDA-fractie vragen zich af waarom de regering niet het voorstel van de Kiesraad overneemt en de Rijksvertegenwoordiger een rol toekent in het verkiezingsproces. De Kiesraad stelde voor om bepaalde taken ten aanzien van het beoordelen van de authenticiteit van stukken te beleggen bij de Rijksvertegenwoordiger, als vertegenwoordiger van de Kiesraad, in plaats van bij de gezaghebber.

Zoals in de memorie van toelichting is aangegeven, ziet de regering geen noodzaak om de Rijksvertegenwoordiger hiermee te belasten. De beoordeling van de authenticiteit van stukken door de gezaghebber heeft enkel te maken met de elektronische wijze van verzending van deze stukken. De gezaghebber neemt daarbij geen taken over van het centraal stembureau of het hoofdstembureau. Indien de Kieswet originele stukken vereist, zullen deze altijd per post bij het centraal stembureau dan wel het hoofdstembureau terechtkomen zodat deze daarover uiteindelijk hun oordeel kunnen vellen.

3. Wetsystematiek

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de Kieswet steeds ondoorgrondelijker wordt en vragen zich af of de wet niet wat toegankelijker kan worden gemaakt. Voorts vragen zij de regering om, ook in het kader van de algehele herziening en doorlichting van de Kieswet, aandacht te besteden aan de leesbaarheid en toegankelijkheid.

Er is voor gekozen de afwijkende bepalingen voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba zoveel mogelijk onder te brengen in een apart hoofdstuk achterin de wet. Zoals in de memorie van toelichting aangegeven, heeft dit als voordeel – hetgeen ook door de Kiesraad als voordeel wordt gezien – dat de Kieswet voor het overige zoveel mogelijk intact blijft en de bepalingen die alleen de openbare lichamen betreffen zoveel mogelijk in één hoofdstuk te vinden zijn. Naar de mening van de regering wordt daarmee zo weinig mogelijk afbreuk gedaan aan de leesbaarheid en toegankelijkheid van de huidige tekst van de Kieswet terwijl voorts voor de openbare lichamen de bepalingen die hen in het bijzonder betreffen, in één hoofdstuk verzameld te vinden zijn. Op dit moment is een wetsvoorstel in voorbereiding over de inrichting van het verkiezingsproces. Dit wetsvoorstel zal in de plaats treden van een groot aantal bepalingen van de Kieswet die daarmee worden geschrapt. Dit wetsvoorstel wordt naar verwachting in 2010 ingediend bij de Tweede Kamer. Bij de formulering van dat wetsvoorstel is de leesbaarheid en toegankelijkheid van de bepalingen over het verkiezingsproces aandachtspunt geweest. De Kiesraad heeft over dit wetsvoorstel reeds een advies uitgebracht. De regering ziet geen reden de Kiesraad over de leesbaarheid en toegankelijkheid van de Kieswet over het algemeen apart om advies te vragen.

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af of bij het maken van het wetsvoorstel wel voldoende rekening is gehouden met het belang van de gebruikers in Bonaire, Sint Eustatius en Saba nu voor hen een ingrijpende verandering van het kiesstelsel wordt ingevoerd. Voorts vragen zij zich af op welke wijze aan deze groep kan worden tegemoetgekomen.

De regering is van mening dat rekening is gehouden met het belang van de gebruikers in Bonaire, Sint Eustatius en Saba maar dat tevens het vele malen grotere aantal gebruikers van de Kieswet in (straks: het Europese deel van) Nederland in ogenschouw moet worden genomen. Aan de belangen van de gebruikers op Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt tegemoet gekomen door het maken van een circulaire waarmee hen een duidelijk overzicht zal worden verschaft van het verkiezingsproces. Voorts zal aan de betrokken ambtenaren en leden van stembureaus voorlichting worden gegeven en – voor zover nodig – tevens aan de inwoners van de eilanden.

Het is, zo begrijpen de leden van de VVD-fractie, de bedoeling een circulaire te maken, waarin het hele verkiezingsproces zal worden beschreven. Dat stelt hoge eisen aan de tekst van de circulaire, want wat gebeurt er als blijkt dat er een verschil is tussen de wet en de circulaire, zo vragen die leden.

Het antwoord hierop is eenvoudig: de wet gaat altijd voor een circulaire. Om helderheid in de praktijk te verschaffen is het wenselijk dat er een beschrijving van de verkiezingsprocedure op Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt gemaakt. Derhalve is de circulaire op de wet gebaseerd en zou dus in principe daar niet van afwijken. Echter, het is niet uitgesloten dat de circulaire op onderdelen onduidelijk is of onvolkomenheden bevat. Voor die gevallen dient men dus steeds naar de letter van de wet te kijken.

4. Eilandsraadverkiezingen

De leden van het CDA stellen vragen over de toekenning van het actieve kiesrecht aan niet-Nederlanders die vijf jaar op de eilanden of elders in Nederland hebben gewoond. Dreigt die uitbreiding van het aantal kiesgerechtigden het bestuur niet te ontwrichten? Om hoeveel niet Nederlanders gaat het (naar schatting)? Heeft de regering de opvatting ter zake gepeild op Bonaire, Sint Eustatius en Saba? Kunnen zij met die uitbreiding akkoord gaan? Ook de leden van de SGP-fractie vragen of de regering inzicht kan verschaffen in het aantal niet-Nederlanders dat naar verwachting door deze maatregel voor deelname aan de verkiezingen in aanmerking komt.

In onderstaande tabel is een inschatting1 opgenomen van het aantal vreemdelingen dat momenteel woonachtig is op de eilanden. Van dit aantal is de leeftijd en de duur van het verblijf op de eilanden en/of elders in Nederland onbekend. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van Medical Schools met overwegend buitenlandse studenten op zowel Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Deze studenten verblijven vrijwel allen maximaal 20 maanden op de eilanden en komen dus niet in aanmerking voor het kiesrecht voor de eilandsraden. De eilanden zijn in het kader van het bestuurlijk overleg over de uitgangspunten van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba gepolst over de toekenning van het actieve kiesrecht. Zonder discussie op dit punt is over die uitgangspunten – waaronder toekenning van kiesrecht voor de eilandsraden aan niet-Nederlanders – op 31 januari 2008 overeenstemming bereikt.

Tabel: Aantallen vreemdelingen in Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

 aantal inwoners 2009aantal vreemdelingen 2009percentage
Bonaire15 4182 72217,7%
Sint Eustatius3 8271 544240,3%
Saba1 842805343,7%

1 Waarvan 120 studenten aan de Medical School, 10 tot 15.

2 Waarvan 411 studenten aan de Medical School, 32 staf.

De leden van de SP-fractie vragen zich af of de verkiezingen van de leden van eilandsraden altijd gelijktijdig zullen plaatsvinden met de verkiezingen van de leden van provinciale staten of dat deze in de toekomst tegelijk met de verkiezingen van de gemeenteraadsleden zullen plaatsvinden. Daarop kan worden geantwoord dat omdat de leden van de eilandsraden mede de leden van de Eerste Kamer zullen kiezen, de verkiezingen van de leden van de eilandsraden gelijktijdig zullen plaatsvinden met de verkiezingen van de leden van provinciale staten. Immers, van belang is dat de samenstelling van een nieuwe Eerste Kamer is gebaseerd op een recente uitspraak van de kiezers. Dit getuige artikel 55, tweede volzin, van de Grondwet waarin staat dat de verkiezing van de Eerste Kamer wordt gehouden binnen drie maanden na de verkiezing van de leden van provinciale staten.

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of zij terecht uit de memorie van toelichting afleiden dat iemand uit Curaçao of Aruba ook het actief kiesrecht voor de eilandsraden van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft, als hij aan de vereisten voldoet. De regering antwoordt hierop dat dit niet het geval is omdat een vereiste voor kiesgerechtigdheid voor de eilandsraad is dat men ingezetene is van het betrokken openbaar lichaam. Wel kan hij die Nederlander is daaraan onmiddellijk deelnemen zodra hij ingezetene is van het openbaar lichaam.

De leden van de SGP-fractie vragen zich af waar de grens van vijf jaar legaal verblijf vandaan komt, hoewel zij onderkennen dat deze termijn ook geldt voor de verkiezingen binnen Nederlandse gemeenten, Is dit een Europese verplichting? Gold de mogelijkheid voor deelname ook reeds onder bestaande regelgeving op de Antillen? Kennen andere Europese landen vergelijkbare bepalingen? Ook vragen deze leden zich af of de termijn van vijf jaar alleen geldt voor zover hij is doorgebracht op het desbetreffende eiland, of dat ook de termijn wordt meegerekend die doorgebracht is op een ander eiland of in het Europese deel van Nederland. Kan hier een nadere toelichting gegeven worden?

Deze leden kan worden geantwoord dat de eis van vijf jaar legaal verblijf alvorens vreemdelingen in aanmerking komen voor het kiesrecht voor lokale organen geen Europese verplichting betreft. De Europese verplichting ziet op de toekenning van het kiesrecht voor lokale vertegenwoordigende organen binnen het Europese deel van Nederland. Voor ingezetenen met de nationaliteit van een van de lidstaten van de Europese Unie geldt namelijk dat deze in het Europese deel van Nederland het kiesrecht verkrijgen op het moment van vestiging. Deze verplichting geldt in alle Europese landen. Additioneel daaraan hebben een aantal Europese landen ook kiesrecht aan andere ingezetenen verleend. In Zweden kunnen buitenlanders na 3 jaar legaal verblijf stemmen, voor België geldt dat zij kunnen stemmen na 5 jaar legaal verblijf. In het Verenigd Koninkrijk hebben gekwalificeerde Common Wealth onderdanen en personen afkomstig uit een van de Britse overzeese gebiedsdelen kiesrecht voor lokale verkiezingen vanaf het moment van vestiging in het Verenigd Koninkrijk. In Frankrijk en Duitsland is het kiesrecht voor gemeenteraden beperkt tot EU-onderdanen. Voor Nederland geldt dat alle overige niet-Nederlanders het kiesrecht voor de gemeenteraad krijgen na vijf jaar onafgebroken legaal verblijf. De periode van vijf jaar werd destijds als voldoende lang geacht om voldoende ingeburgerd te zijn in Nederland om voor toekenning van het kiesrecht in aanmerking te kunnen komen. Volgens de regering destijds waren onder andere belangrijke overwegingen daarbij, dat buitenlanders na vijf jaar in het algemeen een voldoende sterke binding zullen hebben met de Nederlandse samenleving. Na een periode van vijf jaar heeft de niet-Nederlander tenminste één zitting van de gemeenteraad meegemaakt; bovendien bestaat na vijf jaar meer zekerheid, dat het verblijf in Nederland van langere duur zal zijn, mede doordat de gronden voor verblijfsbeëindiging beperkter zijn, aldus de regering destijds. Ook was een aanknopingspunt voor de termijn van vijf jaar dat dat de termijn is waarna naturalisatie mogelijk was1.

Tot op heden hadden niet-Nederlandse ingezetenen geen kiesrecht voor de eilandsraadverkiezingen. Na het aannemen van het wetsvoorstel zal dat wel het geval zijn. Bij het bepalen van de kiesgerechtigdheid telt de periode van onafgebroken legaal verblijf in zowel een van de openbare lichamen als in het Europese deel van Nederland mee. Verblijf op een van de andere eilanden van de Nederlandse Antillen of Aruba telt niet mee bij het bepalen van de verblijfsduur.

5. Tweede Kamerverkiezingen

De leden van de CDA-fractie vragen of het geen aanbeveling verdient om, als onderdeel van de versterkte inspraakprocedure (geregeld in de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), de eilandbesturen een «bijzondere toegang» tot ook hun parlement te geven. De eilandbesturen krijgen met artikel 209, derde lid, van de Wet openbare lichamen BES al meer invloed dan gemeentebesturen bij ingrijpende beleidsvoornemens die uitsluitend op Bonaire, Sint Eustatius en Saba betrekking hebben en bij beleidsvoornemens ten aanzien van die eilanden die ingrijpend afwijken van regelgeving die op het Europese deel van Nederland van toepassing is. Het zou leiden tot scheve verhoudingen als de openbare lichamen daarnaast in de wet een bijzondere toegang tot de Tweede en Eerste Kamer werd geboden. Het staat kamerleden en bestuurders van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uiteraard vrij om contact met elkaar te hebben.

6. Eerste Kamerverkiezingen

Ook vragen de leden van de CDA-fractie of de regering kan toezeggen dat nog voor de eerstvolgende Tweede Kamerverkiezing een voorstel tot aanpassing van de Grondwet in eerste lezing (een zgn. verklaringswet) bij de Kamer zal worden ingediend. De leden van de PvdA-fractie vragen of op termijn wel wijzigingen van de Grondwet kunnen worden verwacht en zo ja, met betrekking tot welke artikelen. De leden van de VVD-fractie verwijzen naar hun opmerkingen bij het wetsvoorstel Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, waar zij de regering vragen de keuze om nu geen voorstellen tot wijziging van de Grondwet in te dienen nader te onderbouwen.

De regering verwijst naar de nota naar aanleiding van het verslag bij de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba1 waarin wordt ingegaan op vragen over wijziging van de Grondwet.

De leden van de SGP-fractie vragen zich af hoe de stemwaarde van de eilandsraden zich verhoudt tot de stemwaarde in de verschillende provincies en of de berekening van de stemwaarde tot gevolg heeft dat een stem in de Antillen – gecorrigeerd voor het inwonertal – precies even zwaar meetelt als de stemmen uitgebracht in de provincies. De stemwaarden voor de leden van de eilandsraden worden op dezelfde wijze berekend als de stemwaarden van de leden van provinciale staten. In de praktijk betekent dit dat de waarde van een stem van een eilandsraadslid lager is dan van een lid van provinciale staten. Gecorrigeerd voor het inwonertal en het aantal leden van de eilandsraad telt een stem van een lid van de eilandsraad even zwaar als een stem van een lid van provinciale staten.

De leden van de SGP-fractie vragen zich verder af waarop het in voetnoot 3 van de memorie van toelichting genoemde gemiddeld aantal zetels in de eilandsraden op is gebaseerd en waarom hier andere getallen worden genoemd dan in de Wet openbare lichamen BES. Deze aantallen zijn gebaseerd op artikel 9 van het voorstel van Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba2 waarin staat dat het aantal eilandsraadsleden op Bonaire in principe negen maar maximaal 15 bedraagt en voor Sint Eustatius en Saba in beginsel 5 maar maximaal 9 waarbij het aantal eilandsraadsleden altijd een oneven aantal moet bedragen. Om een idee te geven van de stemwaarden van de eilandsraadsleden is uitgegaan van een grootte van de eilandsraden die het midden houdt tussen de minimale en maximale aantallen leden.

De leden van de VVD-fractie vragen zich voorts af of de leden van Provinciale Staten in de provincies in Nederland straks ook een stem kunnen uitbrengen op een lijst die door een partij op de BES-eilanden is ingediend. Die vraag wordt ontkennend beantwoord. Voor de Eerste Kamerverkiezing vormt iedere provincie één kieskring. Bonaire, Sint Eustatius en Saba vormen straks tezamen ook een kieskring. Men kan alleen een stem uitbrengen op een kandidatenlijst in de kieskring waar deze lijst is ingediend.

7. Verkiezingen voor het Europees Parlement

De leden van de CDA-fractie vragen zich af of het niet vreemd is, dat voor Europese verkiezingen niet-Nederlandse Unieburgers, korter dan vijf jaar woonachtig op Saba, Sint Eustatius en/of Bonaire, zijn uitgesloten. Zij geven toe dat het zich formeel laat rijmen met Europese Verdragen en de bijzondere (LGO-)status van de eilanden ten opzichte van de Europese Unie maar vragen zich af of het geen uitzondering is die zo kort mogelijk moet duren.

Zoals in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel ook reeds is opgemerkt, schept artikel 19, tweede lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dat bepaalt «... dat iedere burger van de Unie die verblijf houdt in een lidstaat waarvan hij geen onderdaan is, het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement heeft in de lidstaat waar hij verblijft onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat, [...]» geen verplichtingen ten aanzien van niet-Nederlandse Unieburgers die woonachtig zijn in de landen en gebieden overzee (LGO) waaronder Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Dit is een van de gevolgen van de omstandigheid dat deze eilanden hun LGO-status behouden. De niet-Nederlandse Unieburger woonachtig op een van de eilanden, bevindt zich voor de toepassing van deze bepaling in feite in een zogenaamd derde land. Zo lang de eilanden de LGO-status behouden, zal dit zo zijn en ziet de regering geen aanleiding om hen kiesrecht te verlenen voor (de Nederlandse leden van) het Europees Parlement. Overigens is een verblijf van vijf jaar in de openbare lichamen alleen relevant in het kader van de eilandsraadverkiezingen.

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af hoe het onderscheid kan worden verklaard dat in Bijlage 1 van het advies van de Kiesraad (23 oktober 2008) wordt gemaakt tussen de stemgerechtigden in de landen Curaçao, Sint Maarten en Aruba, en op de BES-eilanden. De leden van de PvdA-fractie vragen voorts aandacht voor de opmerkingen van de Kiesraad dat de kring van kiesgerechtigden voor de verschillende verkiezingen met de inwerkingtreding van voorgestelde wetswijziging nog verder versnippert en of de regering op de lange termijn een meer eenduidig regime voor ogen heeft.

De Kiesraad heeft in de genoemde bijlage per verkiezing en per landsdeel aangegeven wie de kiesgerechtigden zijn. Het overzicht is evenwel enigszins verwarrend. Met de staatkundige vernieuwing komt er een onderscheid tussen de inwoners van de openbare lichamen en de inwoners van Curacao, Sint Maarten en Aruba. Deze eilanden hebben immers een andere status binnen het Koninkrijk en als gevolg daarvan gelden afwijkende regels voor het kiesrecht, zoals het kiesrecht voor de Tweede Kamer. Als gevolg van een aantal keuzes die in onderhavige wetgeving worden gemaakt met betrekking tot met name het kiesrecht voor niet-Nederlanders komen er bovendien binnen Nederland op een aantal punten verschillen in de kiesgerechtigheid tussen het Europese deel van Nederland en de openbare lichamen. Deze verschillen berusten op bewuste keuzes en zijn met name het gevolg van het niet van toepassing zijn van het Europees recht in de openbare lichamen zoals hierboven is beargumenteerd. De regering is dan ook niet voornemens om zolang dat uitgangspunt van toepassing blijft, wijzigingen aan te brengen in de kiesgerechtigheid.

De leden van de SP-fractie stellen dat voor wat betreft de verkiezing van de Nederlandse leden van het Europees Parlement geldt dat met ingang van de verkiezing in 2009, de inwoners van de Nederlandse Antillen en Aruba voor de verkiezing zijn gelijkgesteld met kiezers buiten Nederland en dat dit – stellen zij – in de toekomst ook zal gelden voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Deze leden vragen zich af of zij goed begrijpen dat vanaf dat moment voor deze eilanden geen stembescheiden meer aangevraagd hoeven te worden en dat zij, net als de stemmers in het Europese deel van Nederland, automatisch worden opgeroepen middels een stempas. De redenering van deze leden is correct. Na de transitie zal de verkiezing voor de leden van het Europees Parlement in Bonaire, Sint Eustatius en Saba op dezelfde wijze plaatsvinden als in het Europese deel van Nederland.

8. Organisatorische aspecten

8.1 Tijdstip

Het tijdstip van de verkiezingen riep bij de leden van de CDA-fractie nogal wat vragen op. Zij delen het uitgangspunt van de regering om verkiezingen bij voorkeur op dezelfde dag te laten plaatshebben. Maar ze vroegen zich af of het in dit geval – gezien het tijdsverschil van 5 of 6 uur met de West geen ongewenste bijeffecten zou hebben: waar in Nederland de officieuze stemuitslagen al binnenrollen, zijn de stembussen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba nog open. Doet de staatssecretaris daar niet te bagatelliserend over? Wil de regering daarom nog eens motiveren waarom ze niet ingaat op de suggestie van de Kiesraad om de verkiezingen voor met name de Tweede Kamer op de eilanden een dag eerder te organiseren en pas te beginnen met het tellen van de stemmen als in het Europese deel van Nederland de stembussen gesloten zijn. Ook de leden van de PvdA-fractie stellen hierover vragen. Zij vragen de regering te onderbouwen waarom de verkiezing van de leden voor het Europees Parlement in het Europese deel van Nederland niet op vrijdag kan plaatsvinden. Ook vragen zij of het kabinet voornemens is zijn problemen met de Europese Akte betreffende de verkiezing voor de leden van het Europees Parlement in Europees verband aan de orde te stellen en hoe andere Europese landen met deze problematiek omgaan.

De regering betwijfelt of sprake zal zijn van kiezersbeïnvloeding. Het voornaamste argument om de verkiezingen in de openbare lichamen niet een dag eerder te laten plaatsvinden, is dat het direct tellen van stemmen in het stemlokaal een belangrijk onderdeel van de transparantie van het verkiezingsproces is. Vervoer en opslag van de stembussen en het tellen op een centrale plaats op een later tijdstip zijn vanuit deze optiek onwenselijk. Dit nadeel weegt niet op tegen de waarschijnlijk zeer geringe beïnvloeding die zal plaatsvinden van de kiezers aldaar door het bekend worden van de eerste Nederlandse uitslagen. Als alternatief is overwogen om de stemlokalen op de openbare lichamen eerder te sluiten (in casu op het moment dat in het Europese deel van Nederland de stemlokalen dicht gaan, dan wel het moment waarop in Nederland de eerste uitslagen bekend worden). Vanuit het oogpunt van dienstverlening aan de kiezers en de wens om de inwoners van de openbare lichamen op gelijke voorwaarden te laten deelnemen aan het verkiezingsproces geeft de regering de voorkeur aan de huidige regeling.

De leden van de fractie van de PvdA kan naar aanleiding van hun vraag over het stemmen op vrijdag worden geantwoord dat aan een stembusgang op vrijdag een aantal organisatorische bezwaren kleven voor met name gemeenten. Zo worden de stemlokalen in de meeste gevallen de dag na de verkiezing weer opgeruimd. Nu deze veelal zijn gevestigd in openbare gebouwen die op zaterdag zijn gesloten zou dat pas op maandag kunnen gebeuren. Dit is niet altijd wenselijk, terwijl aan het opruimen op een zaterdag voor de gemeenten veelal extra kosten zullen zijn verbonden. In principe gaat de Kieswet er van uit dat er geen werkzaamheden in het kader van de Kieswet plaatsvinden op zaterdagen, zon- en feestdagen. Dat betekent dat een aantal werkzaamheden zoals het vaststellen van de uitslag door de burgemeester pas op maandag kan gebeuren. Het hoofdstembureau kan dan op zijn vroegst op dinsdag bijeenkomen zodat het voor het centraal stembureau krap wordt om op donderdag de officiële uitslag bekend te maken.

Met betrekking tot de vraag hoe andere landen met deze problematiek om gaan kan ik u melden dat de Frans wetgeving er in voorziet dat de stemlokalen zijn geopend van 8.00 uur tot 18.00 uur (Europese tijd). Gebieden buiten Frankrijk hebben de mogelijkheid de openingstijden te vervroegen of te verlaten. De uiterste sluitingstijd is evenwel 20.00 uur Europese tijd.

De leden van de SP-fractie hebben een vraag over de tekst van de memorie van toelichting waarin wordt gesteld dat de Europese verkiezingen in de openbare lichamen plaatsvinden op dezelfde dag waarop deze plaatsvinden in Aruba, Curaçao en Sint Maarten, waar tot 15.00 uur kan worden gestemd. Eerder wordt in de memorie van toelichting echter gesproken van verruiming van openingstijden van de stemlokalen, van 7.30 uur tot 21.00 uur, zo stellen zij. Deze laatste tijden lijken deze leden de juiste tijden. De openingstijden van de stemlokalen in Bonaire, Sint Eustatius en Saba zullen inderdaad dezelfde zijn als in het Europese deel van Nederland; van 7.30 uur tot 21.00 uur. In Aruba, Curaçao en Sint Maarten kunnen kiezers op de dag van de stemming tot 15.00 uur hun briefstem inleveren bij een briefstembureau.

8.2 Stembiljetten

Met belangstelling hebben de leden van de CDA-fractie er kennis van genomen dat de regering overweegt om – in navolging van de kleuren die bij Antilliaanse verkiezingen gebruikelijk zijn – binnen heel Nederland logo’s/beeldmerken van politieke partijen op stembiljetten mogelijk te maken. Kan worden aangegeven hoe het met het aangekondigde onderzoek staat? Waar wordt dat draagvlak gezocht?

Dit onderzoek is nog niet ter hand genomen. Hierover zal overleg moeten plaatsvinden met de politieke partijen en de Kiesraad. De Kiesraad registreert immers de namen van politieke groeperingen. Deze registratie zou zich dan in de toekomst mogelijk uit moeten strekken tot logo’s en/of beeldmerken.

8.3 Volmachten

De leden van de CDA-fractie voelen zich ongemakkelijk bij de uitzonderingen op de volmachtregeling die voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba gaan gelden. Belangrijk, internationaal vastgelegd uitgangpunt voor verkiezingen is toch – ook de Raad van State wijst op dat principe – dat kiezers onder dezelfde voorwaarden hun stem moeten kunnen uitbrengen? Dat is toch niet veel minder dan een grondrecht? Deze leden vragen zich af waarom de voorwaarden voor met name de eilandsraadverkiezingen zo zwaar worden gemaakt en waarom niet de algemene regel volstaat – recentelijk voor Nederland in de Kieswet vastgelegd – dat de volmachtnemer een identiteitsbewijs van de volmachtgever moet tonen. Zij hebben behoefte aan een nadere motivering en vragen zich af waarom niet is ingegaan op de suggestie van de Raad van State om die uitzonderingen op de volmachtregel het karakter van een tijdelijke overgangsmaatregel te geven.

De regering hecht uiteraard ook zeer veel belang aan uniformiteit van de voorwaarden waaronder kiesgerechtigden hun stem kunnen uitbrengen. Om die reden is ook gekozen voor integrale toepassing van de Kieswet op Bonaire, Sint Eustatius en Saba met zo weinig mogelijk afwijkingen. De eilanden hebben in de aanloop naar dit wetsvoorstel echter aangegeven grote bezwaren te hebben tegen herinvoering van een volmachtregeling in verband met negatieve ervaringen in het verleden. Hun bezwaren golden met name de eilandsraadverkiezingen, vanwege de kleinschaligheid ervan. Verscherping van de identificatieplicht alleen werd door hen niet afdoende geacht. Om aan de bezwaren tegemoet te komen is er voor gekozen een beperkte volmachtregeling te treffen voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Deze geldt echter alleen en gelijkelijk voor alle kiesgerechtigden voor de eilandsraadverkiezingen. Voor de overige verkiezingen die in de Kieswet worden geregeld, geldt dezelfde volmachtregeling voor alle kiesgerechtigden voor die verkiezingen, te weten de bestaande regeling in de Kieswet (die thans wordt aangescherpt met het wetsvoorstel tot wijziging van de Kieswet en enkele andere wetten houdende invoering van het stemmen met een stempas naar keuze binnen de eigen gemeente (Kamerstukken II, 2005/06, 30 569)). De Raad van State heeft ook in zijn advies over onderhavig wetsvoorstel aangegeven een afwijkende regeling voor de eilandsraadverkiezingen aanvaardbaar te achten. De suggestie van de Raad van State om een tijdelijke overgangsmaatregel te treffen had betrekking op een beperkte volmachtregeling voor de andere verkiezingen die toen nog in het wetsvoorstel was opgenomen. Mede naar aanleiding van dat advies is er echter voor gekozen om de beperkte volmachtregeling alleen van toepassing te laten zijn voor de eilandsraadverkiezingen.

De leden van de PvdA-fractie wijzen er op dat met de invoering van het wetsvoorstel tot wijziging van de Kieswet en enkele andere wetten houdende invoering van het stemmen met een stempas naar keuze binnen de eigen gemeente ook voor de Tweede Kamer- en Europees Parlementsverkiezingen op de BES-eilanden een identificatieplicht wordt ingevoerd. Bij de laatste Europese Verkiezingen heeft dit in Nederland in een aantal gevallen voor onduidelijkheden en problemen gezorgd. Hoe wordt ervoor gezorgd dat deze problemen zich op de BES-eilanden niet voordoen en dat de stemgerechtigden aldaar in een vroeg stadium bekend zijn met de vereiste legitimatieplicht bij het stemmen?

Voorlichting over de legitimatieplicht zal, net als in Nederland onderdeel uitmaken van de voorlichtingscampagne rondom verkiezingen. Overigens geldt op de eilanden momenteel op grond van de Landsverordening Identificatieplicht een draagplicht. Het is derhalve te verwachten dat een identificatieplicht bij verkiezingen niet tot veel problemen zal leiden.

De leden van de SGP-fractie vragen waarom de bezwaren van Bonaire, Sint Eustatius en Saba vooral de eilandraadsverkiezingen betreffen. Als gevolg van dit wetsvoorstel zal er ten aanzien van volmachten bij de verschillende verkiezingen op de drie eilanden een verschillend systeem gelden. Zij vragen zich af wat de consequenties hiervan zijn voor de duidelijkheid van het systeem van volmachtverlening? Is het risico niet groot dat hierdoor juist wel fraude kan ontstaan, omdat het systeem niet duidelijk is voor burgers en daar misbruik van gemaakt kan worden?

De bezwaren van de eilanden betreffen vooral de eilandsraadverkiezingen vanwege de kleinschaligheid daarvan en de ervaringen uit het verleden. Eén stem meer of minder kan al verschil uitmaken. Het is juist dat op deze wijze op de eilanden voor de eilandsraadverkiezingen een andere volmachtregeling geldt dan voor de andere verkiezingen. De regering verwacht dat de onduidelijkheid die hierdoor mogelijk kan ontstaan, goed door voorlichting kan worden weggenomen. Men zal zich bovendien over het algemeen laten informeren indien men een volmacht wil verlenen. De regering ziet niet hoe enige onduidelijkheid hierover tot meer misbruik zou leiden.

9. Passief kiesrecht

De leden van de VVD-fractie vragen of in hoofdstuk 8.1, derde regel van onderen, in plaats van «passief kiesrecht», niet bedoeld is «actief kiesrecht». Het antwoord hierop is ontkennend. Artikel 56 van de Grondwet regelt de vereisten voor het passief kiesrecht (de vereisten voor het lidmaatschap) van de leden van de Staten-Generaal. Dergelijke vereisten zijn voor de leden van de eilandsraden opgenomen in artikel 11 van het Wet Openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Daarin is vastgelegd dat een lid van de eilandsraad Nederlander en ingezetene van het openbaar lichaam moet zijn, de leeftijd van 18 jaar moet hebben bereikt en niet mag zijn uitgesloten van het kiesrecht. De regels ten aanzien van het uitoefenen van het passief kiesrecht, daarentegen, zijn in de Kieswet geregeld. Die regels zien onder andere op de registratie van politieke partijen, indiening van kandidatenlijsten en het overleggen van een verklaring door een kandidaat dat hij instemt met zijn kandidaatstelling. Voor de verkiezing van de leden van de eilandsraden worden dergelijke voorzieningen, middels het onderhavige wetsvoorstel, in de Kieswet getroffen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I E, G, J en K

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de vereiste waarborgsommen in Bonaire, Sint Eustatius en Saba in dollars kunnen worden voldaan en of dat geen ongerechtvaardigde verschillen oplevert omdat ook binnen het Europese deel van het Koninkrijk geen rekening wordt gehouden met (regionale) verschillen in koopkracht. Ook de leden van de fractie van de ChristenUnie vragen om in te gaan op het verschil in de waarborgsommen.

De reden waarom voor ingezetenen van de openbare lichamen de waarborgsommen in dollars luiden, is dat in de openbare lichamen niet de euro, maar de dollar het wettig betaalmiddel zal zijn. Om die reden dienen ook wettelijke betalingsverplichtingen in dollars te worden uitgedrukt. Dat heeft op zich niets te maken met koopkrachtverschillen maar dient de rechtszekerheid van de inwoners van de openbare lichamen. De omzetting van euro naar dollars volgens de verhouding 1:1 zoals bij de bedoelde bedragen in de Kieswet heeft wel te maken met koopkrachtverschil. Bedacht dient te worden dat de koopkracht in Bonaire, Sint Eustatius en Saba lager is dan in Nederland, terwijl de euro momenteel aanzienlijk duurder is dan de dollar. Omrekening aan de hand van de wisselkoers euro/dollar zou betekenen dat de inwoners van die eilanden verhoudingsgewijs veel duurder uit zijn dan Europese Nederlanders. Daarbij komt dat omrekening tegen een bepaalde wisselkoers nogal willekeurig zou zijn: welke datum moet dan als peildatum worden genomen? Interdepartementaal is er daarom voor gekozen om voor bedragen als waarborgsommen die wettelijk zijn vastgelegd een 1:1 verhouding aan te houden.

Artikel I H

De leden van de CDA-fractie vragen, waarom gekozen wordt voor de constructie dat in het Europese deel van Nederland gevestigde politieke partijen via een gemachtigde in de kieskring Bonaire allerlei benoemingshandelingen moeten verrichten. Zij vragen zich af of een zogenaamd verlengd loket (administratief) niet een eenvoudiger regeling is.

Deze vraag lijkt te berusten op een verkeerde lezing van onderdeel H en de te wijzigen bepalingen. Op dit moment is geregeld in de Kieswet dat een kandidaat die woonachtig is buiten Nederland een gemachtigde in Nederland moet aanwijzen die bevoegd is tot het verrichten van de benoemingshandelingen genoemd in artikel H 10, eerste lid, van de Kieswet. Onder «Nederland» wordt straks mede verstaan Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Met de voorgestelde wijzigingen wordt geregeld dat een dergelijke gemachtigde niet alleen moet worden aangewezen door kandidaten woonachtig in het buitenland, maar ook door kandidaten woonachtig in een van de openbare lichamen. De argumenten voor het aanwijzen van een gemachtigde gelden wegens de afstand immers evenzeer voor kandidaten woonachtig in de openbare lichamen.

Artikel Ya 1

De leden van de SGP-fractie vragen waarom het artikel dat de Kieswet van toepassing verklaart voor de openbare lichamen in Ya1 is opgenomen. Zij vragen zich af of het niet duidelijker is om een van toepassingverklaring van een Nederlandse wet voor de drie eilanden standaard in het begin van de wet op te nemen.

Dat was inderdaad een optie. Er is voor gekozen om bepalingen voor de openbare lichamen – inclusief de van toepassingverklaring van een Nederlandse wet – in een hoofdstuk achterin die wet te plaatsen. Zie ook de opsomming van de gehanteerde uitgangspunten bij de aanpassing van de Nederlandse en Nederlands-Antilliaanse regelgeving in de memorie van toelichting bij de Aanpassingswet Bonaire, Sint Eustatius en Saba1.

Artikel Ya 4 e.v.

Het pleidooi voor een verlengd loket – zoals opgebracht bij artikel H – wint aan kracht, menen de leden van de CDA-fractie, door de (sympathieke) introductie van een verlengd loket voor Saba en Sint Eustatius ten opzichte van het hoofdstembureau in Bonaire. Waarom wordt een Hagenaar of Amsterdammer onthouden wat een Sabaan of Statiaan wel rechtens wordt toegekend, zo vragen zij zich af.

Het antwoord hierop kan kort zijn: Saba en Sint Eustatius liggen zo’n 1000 km verwijderd van Bonaire. Wel behoren zij tot dezelfde kieskring. De regering acht het wenselijk om in elk geval de indiening (in persoon) van een kandidatenlijst in de eigen kieskring op een reële wijze mogelijk te maken, zonder dat daarvoor persé een gemachtigde nodig is. Daarnaast vindt zij het vanwege die afstand ook wenselijk om het proces-verbaal van het hoofdstembureau van de vaststelling van de uitslag van de verkiezing ter inzage te leggen op de bestuurskantoren van Saba en Sint Eustatius. Anders zou de mogelijkheid voor kiezers op deze eilanden om het proces-verbaal in te zien immers in feite enkel illusoir zijn.

De leden van de VVD-fractie vragen zich ten aanzien van artikel Ya 4 af waarom er daar voor gekozen is dat de gezaghebber «kan» verlangen van de inleveraar dat deze zich identificeert en of het kiezen voor een verplichting uit een oogpunt van het voorkomen van fraude niet de voorkeur zou verdienen.

De bevoegdheid van de gezaghebber vloeit voort uit het uitgangspunt van uniforme toepassing van de Kieswet; ook bij de verkiezingen in Nederland is de voorzitter van het hoofdstembureau niet verplicht om van de indiener van de kandidatenlijst te verlangen dat hij zich identificeert. De regering ziet ook overigens geen aanleiding om een dergelijke verplichting op te nemen.

Artikel Ya 47

De leden van de CDA-fractie informeren of de regering kan aangeven om hoeveel vreemdelingen het gaat. Het aantal vreemdelingen dat op grond van deze bepaling als kiesgerechtigd kan worden aangemerkt is onbekend en kan momenteel door de lokale bevolkingsadministratie niet eenvoudig worden achterhaald omdat de eis van vijf jaar legaal verblijf nieuw is. Voor een indicatie verwijst de regering naar het eerder in deze nota gegeven overzicht van op de eilanden verblijvende vreemdelingen.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten


XNoot
1

Bron: Afdelingen Burgerzaken van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (d.d. 23 september 2009). Het Centraal Bureau voor de Statistiek van de Nederlandse Antillen geeft overigens de volgende bevolkingscijfers: Bonaire: 12 877, Sint Eustatius: 2 768 en Saba: 1 601 (peildatum 1 januari 2009, www.cbs.na) Uit deze cijfers kan echter geen inzicht worden verkregen over de actuele verhouding tussen Nederlanders en niet-Nederlanders. Nog voor de transitiedatum wordt een kwaliteitverbeteringstraject voor de gegevens in de bevolkingsadministratie uitgevoerd. Na afronding van dit traject kunnen de gegevens in de bevolkingsadministratie, net zoals dat in Nederland het geval is, rechtstreeks worden gebruikt voor statistische doeleinden.

XNoot
1

Kamerstukken II, 1984/85, 18 619, nrs. 1–3.

XNoot
1

Kamerstukken II 2008/09, 31 954, nr. 7, par. 1.4.

XNoot
2

Kamerstukken II 2008/09, 31 954, nr. 2.

XNoot
1

Kamerstukken 2008/09, 31 959, nr. 3, blz. 6 onder punt 10.

Naar boven