nr. 22
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 november 2009
In mijn brief van 14 september jongstleden (Kamerstuk 31 951,
nr. 21) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop ik invulling
zou willen geven aan de motie Hamer cs. (31 951, nr. 5). Deze motie verzoekt
de regering om een experiment in de grote steden waarbij bestuurlijke afspraken
worden gemaakt voor vergaande ontkokering in de jeugdhulpverlening. Ik heb
toegezegd om uw Kamer vóór de behandeling van mijn begroting
te informeren over de voortgang. Dat doe ik met deze brief.
Experimenteerartikel Wet op de jeugdzorg
In mijn brief van 14 september jongstleden heb ik aangegeven de mogelijkheden
te onderzoeken van een nieuw, breed experimenteerartikel in de Wet op de jeugdzorg,
teneinde meer ontkokering tussen gemeentelijke en provinciale jeugdzorg te
bereiken. Naar aanleiding van die verkenning kan ik melden voldoende mogelijkheden
te zien voor een experimenteerartikel waarmee bij wijze van experiment kan
worden afgeweken van regels van de Wet op de jeugdzorg. Ik ben voornemens
een voorstel voor een dergelijk artikel binnenkort voor te leggen aan de Raad
van State met het verzoek daarover een spoedadvies uit te brengen. Daarna
zou dit voorstel via een nota van wijziging kunnen worden opgenomen in het
wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen
van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen.
Motie Hamer in de grote steden
Naar aanleiding van de motie Hamer worden gesprekken gevoerd met partijen
in Utrecht en Amsterdam1. Betrokkenen hebben aangegeven
behoefte te hebben aan een invulling van de motie die aansluit op reeds in
gang gezette initiatieven en daarop van toegevoegde waarde is. De gesprekken
verlopen constructief. Ik spreek mijn hoop uit dat wij de gesprekken
op korte termijn en in afwachting van een experimenteerartikel kunnen omzetten
in bestuurlijke afspraken.
Utrecht
Bij de afspraken in Utrecht zijn naast de gemeente Utrecht de gemeenten
Amersfoort en Houten betrokken alsmede de provincie Utrecht, zorgverzekeraar
Agis en het speciaal onderwijs. Deze partijen streven integrale zorg na volgens
het principe van één gezin, één plan. Daartoe
zijn diverse trajecten in gang gezet, zoals het verbeterprogramma «Utrechtse
jeugd centraal», waarin de gemeenten, provincie, onderwijs, geestelijke
gezondheidszorg en jeugdzorg samenwerken, en de pilots voor multiprobleemgezinnen
in Utrecht, Amstersfoort en Houten. Partijen willen samen met het programmaministerie
voor Jeugd en Gezin op systematische wijze lering trekken uit deze ervaringen.
Zo kunnen aanbevelingen worden opgesteld over een succesvol zorgproces die
ook landelijk relevant zijn en in andere regio’s toepasbaar. Als zich
knelpunten voordoen die voortvloeien uit wet- en regelgeving, span ik mij
ervoor in deze weg te nemen, onder meer door hierover het overleg te voeren
met aanpalende, betrokken departementen.
Amsterdam
In Amsterdam concentreren de afspraken zich rond de aanpak van multiprobleemgezinnen.
Dit gebeurt in nauwe afstemming tussen de stad, de stadsregio, zorgverzekeraar
Agis en de betrokken (jeugdzorg)organisaties. Een adequaat zorgaanbod stoelt
op een goede diagnose. Hier doen zich knelpunten voor, bij voorbeeld ten aanzien
van de preventieve inzet vanuit de geestelijke gezondheidszorg. Ook het verschil
tussen de financieringssystematieken speelt een rol bij de totstandkoming
van interventies en intersectoraal zorgaanbod. Om een doorbraak te creëren
is een experiment met 20 multiprobleemgezinnen in ontwikkeling. Medio december
gaat het project «De Amsterdamse MPG-Rugzak, een experiment met een
gebundeld gezinsvolgend budget» van start. Knelpunten in de uitvoering
die het gevolg zijn van knellende wet- en regelgeving worden bij mij aangekaart,
waarna ik mij inzet om tot een oplossing te komen.
De minister voor Jeugd en Gezin,
A. Rouvoet