31 936 Luchtvaartbeleid

Nr. 99 MOTIE VAN HET LID DIJKSMA

Voorgesteld 23 november 2011

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat op 16 september 2011 een nieuwe beleidsregel is gepubliceerd die nadere duidelijkheid moest verschaffen over de toepasselijkheid van het begrip «buitengewone omstandigheden»;

constaterende, dat in deze beleidsregel in art. 3e is bepaald dat een vlucht fictief al is begonnen als de blokken voor de wielen worden weggehaald;

constaterende, dat daarna in korte tijd ruim 30 incidenten, weliswaar van eerdere datum, bij de IVW zijn aangemeld om alsnog in aanmerking te komen als buitengewone omstandigheid, met als doel, geen compensatie te hoeven betalen aan passagiers;

constaterende, dat de staatssecretaris in zijn brief van 4 november jl. zelf toegeeft dat de 33 incidenten die de IVW als buitengewone omstandigheid heeft erkend, lang niet allemaal een vliegveiligheidsprobleem vormden;

overwegende, dat er duidelijkheid moet zijn over wanneer er sprake is van een buitengewone omstandigheid en dat onduidelijkheid in de beleidsregel niet door luchtvaartmaatschappijen moet worden aangegrepen om de regels op te rekken;

verzoekt de regering de beleidsregel zodanig aan te passen dat volstrekt helder wordt wanneer er wel en wanneer er geen sprake is van een vliegveiligheidsprobleem en art. 3e van de beleidsregel zodanig aan te passen dat deze bepaling niet oneigenlijk kan worden gebruikt om passagiers hun compensatie te onthouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Dijksma

Naar boven