Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2021
Bij dezen bied ik u het eindrapport aan van het onderzoek naar besmettingsrisico’s
aan boord van vliegtuigen, uitgevoerd door het Koninklijke NLR- Nederlands Lucht-
en Ruimtevaartcentrum (hierna: NLR) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu (hierna: RIVM)1. De oplevering van het rapport heeft meermaals vertraging gekend, zoals ik uw Kamer
ook eerder heb gemeld. Middels deze brief wordt invulling gegeven aan het verzoek
van de vaste commissie van IenW die vraagt om de huidige status van het onderzoek2, en de gewijzigde motie van de leden Paternotte en Graus die verzoekt tot het verrichten
van onderzoek naar de effecten van filter- en ventilatiesystemen op de besmettingsrisico’s
aan boord van vliegtuigen3.
Het NLR en het RIVM hebben in het rapport het risico op ziekte door COVID-19 aan boord
van vliegtuigen beoordeeld. Naast een uitgebreide literatuurstudie hebben de onderzoekers
aan boord van een Airbus A320, Boeing 737 en Boeing 787 metingen verricht met één
index-passagier (gesimuleerde COVID-besmettingsbron). Hiervan zijn simulaties verricht
voor verschillende omstandigheden. In deze studie werd overdracht van het virus via
direct contact en oppervlakken niet onderzocht. Uit de simulaties en metingen is gebleken
dat in de 7 rijen rondom de indexpassagiers het gemiddelde risico op COVID-19 besmetting
door inademing van virusdeeltjes in aerosolen relatief laag is en bijvoorbeeld lager
dan in ongeventileerde ruimtes van dezelfde afmetingen. Het risico buiten deze 7 rijen
is door het NLR en RIVM verder niet beoordeeld, omdat volgens hen kan worden aangenomen
dat deze risico’s, gezien de toenemende afstand ten opzichte van de besmette passagier,
verwaarloosbaar zijn. Wel zijn er twee rijen verder (vóór de onderzochte zeven-rij
cabinesectie) onderzocht om onder meer het effect van HEPA-filters te duiden. Bij
deze metingen werden slechts zeer lage volumes virusdeeltjes aangetroffen.
Ondanks het relatief lage risico, wordt in het rapport aanbevolen dat de bestaande
mitigerende maatregelen, mede op basis van het RIVM-advies van begin juni 2020,4 worden voortgezet. Verder wordt in het rapport het belang benadrukt van het dragen
van niet-medische mondneusmaskers, in het bijzonder bij lange-afstandsvluchten.
Naast de maatregelen zoals de gezondheidsverklaring en de hygiënemaatregelen waarover
ik uw Kamer begin juni 2020 heb geïnformeerd5, geldt voor reizigers uit hoogrisicogebieden een negatieve NAAT(PCR)-testverplichting
van maximaal 72 uur voor aankomst. Daarnaast geldt voor reizigers uit zeerhoogrisicogebieden
een verplichte quarantaine en waar zorgelijke varianten van het virus veel voorkomen,
een aanvullende negatieve antigeensneltestverplichting van maximaal 24 uur voor het
boarden. Zonder een negatieve testuitslag(en) mogen passagiers niet worden toegelaten
aan boord van vliegtuigen. Daarnaast blijven ook de overige maatregelen, gericht op
het minimaliseren van de import en verspreiding van het virus, zoals het EU-inreisverbod,
onverkort van kracht.
Het kabinet acht de aanbevelingen van dit rapport in lijn met de huidige maatregelen
voor vliegreizigers en ziet naar aanleiding van dit rapport geen aanleiding tot aanpassing
hiervan. De maatregelen zijn ingesteld op basis van de adviezen van het RIVM en/of
het OMT in het licht van de epidemiologische situatie van het afgelopen jaar. Het
kabinet blijft de noodzakelijkheid van de maatregelen heroverwegen. Indien gewenst
kan het kabinet het RIVM en/of het OMT te allen tijde om advies vragen over een mogelijke
herziening van de maatregelen voor de luchtvaart.
Gezien de interesse van uw Kamer in dit onderzoek, kan het kabinet zich voorstellen
dat uw Kamer een technische briefing zinvol acht. De onderzoekers zijn bereid om,
als uw Kamer hierom verzoekt, een toelichting te geven op dit onderzoek.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga